Difference between revisions of "Dewèvre, Alfred Prosper (1866-1897)"
m |
m (→Biografie) |
||
Line 4: | Line 4: | ||
<br/> | <br/> | ||
===Biografie=== | ===Biografie=== | ||
− | Dewèvre studeerde af als apotheker en daarna als doctor in de natuurwetenschappen aan de [[Universiteit van Brussel]]. Onder leiding van hoogleraar plantkunde [[Leo Errara]] voerde hij onderzoek uit in diens kleine laboratorium dat in de gebouwen van de [[Nationale plantentuin van België – Jardin botanique national de Belgique |botanische tuin van Brussel]] | + | Dewèvre studeerde af als apotheker en daarna als doctor in de natuurwetenschappen aan de [[Universiteit van Brussel]]. Onder leiding van hoogleraar plantkunde [[Errera, Leo Abram (1858-1905)|Leo Errara]] voerde hij onderzoek uit in diens kleine laboratorium dat in de gebouwen van de [[Nationale plantentuin van België – Jardin botanique national de Belgique |botanische tuin van Brussel]] gehuisvest was. Dewèvres oorspronkelijke botanische interesse betrof de microchemie, maar later schakelde hij over naar mycologie. Onder invloed van twee van zijn broers, die in dienst van de 'Compagnies commerciales congolaises' waren getreden, verschoof Dewèvres focus naar Afrikaanse plantkunde. Zijn interesse voor Afrikaanse gewassen zoals de rubberplant was ook economisch geïnspireerd. In de vroege jaren 1890 stelde hij zich kandidaat voor een post als medewerker in de [[Nationale plantentuin van België – Jardin botanique national de Belgique |botanische tuin van Brussel]]. Omwille van het gebrek aan een vacante positie werd deze kandidatuur geweigerd. In 1895 vertrok Dewèvre in opdracht van het Congolese bestuur op een botanische studiereis doorheen de gebieden rond de Congo-rivier. In het tweede jaar van de expeditie bezweek Dewèvre echter aan malaria. Zijn 1200 specimens tellende herbarium werd door het bestuur van de Vrijstaat aan de [[Nationale plantentuin van België – Jardin botanique national de Belgique |botanische tuin van Brussel]] overgedragen, waar ze door [[Durand, Théophile Alexis (1855-1912) |Théophile Durand]] en [[Wildeman, Émile Auguste Joseph de (1866-1947) |Emile de Wildeman]] werden onderzocht.<ref>Door Dewèvres vroegtijdig overlijden waren de plantenspecimens echter nauwelijks geëtiketteerd en bleek het traceren van de herkomst ervan moeilijk. Een reconstructie van Dewèvres reisroute in 1965 en de herontdekking van Dewèvres veldnota’s, maakte uiteindelijk een complete herkomstduiding van de specimens mogelijk. Liben, L., «Les récoltes botaniques d’Alfred dewèvre en Afrique Tropicale (1895-1896) », in : Bulletin du jardin botanique de l'Etat à Bruxelles, 35 (1965), nr. 4, 375-388.</ref> |
<br/> | <br/> | ||
+ | |||
===Bibliografie=== | ===Bibliografie=== | ||
* DIAGRE, Denis, ''Le Jardin botanique de Bruxelles. 1826-1912. Reflet de la Belgique, enfant de l'Afrique'', Brussel: Académie royale de Belgique. Editions, 2012, 66, 68,90,99 en 110. | * DIAGRE, Denis, ''Le Jardin botanique de Bruxelles. 1826-1912. Reflet de la Belgique, enfant de l'Afrique'', Brussel: Académie royale de Belgique. Editions, 2012, 66, 68,90,99 en 110. |
Revision as of 09:06, 28 June 2013
Plantkundige, geboren op 20 maart 1866 in Brussel en gestorven op 27 februari 1897 in Luébo Station, Leopoldstad (Congo-Vrijstaat).
Biografie
Dewèvre studeerde af als apotheker en daarna als doctor in de natuurwetenschappen aan de Universiteit van Brussel. Onder leiding van hoogleraar plantkunde Leo Errara voerde hij onderzoek uit in diens kleine laboratorium dat in de gebouwen van de botanische tuin van Brussel gehuisvest was. Dewèvres oorspronkelijke botanische interesse betrof de microchemie, maar later schakelde hij over naar mycologie. Onder invloed van twee van zijn broers, die in dienst van de 'Compagnies commerciales congolaises' waren getreden, verschoof Dewèvres focus naar Afrikaanse plantkunde. Zijn interesse voor Afrikaanse gewassen zoals de rubberplant was ook economisch geïnspireerd. In de vroege jaren 1890 stelde hij zich kandidaat voor een post als medewerker in de botanische tuin van Brussel. Omwille van het gebrek aan een vacante positie werd deze kandidatuur geweigerd. In 1895 vertrok Dewèvre in opdracht van het Congolese bestuur op een botanische studiereis doorheen de gebieden rond de Congo-rivier. In het tweede jaar van de expeditie bezweek Dewèvre echter aan malaria. Zijn 1200 specimens tellende herbarium werd door het bestuur van de Vrijstaat aan de botanische tuin van Brussel overgedragen, waar ze door Théophile Durand en Emile de Wildeman werden onderzocht.[1]
Bibliografie
- DIAGRE, Denis, Le Jardin botanique de Bruxelles. 1826-1912. Reflet de la Belgique, enfant de l'Afrique, Brussel: Académie royale de Belgique. Editions, 2012, 66, 68,90,99 en 110.
- "Un hommage scientifique à la mémoire de Fr. Crépin, A. Dewèvre, G. Clautriau et
E. Laurent", in: Revue de l’Horticulture Belge et Etrangere, 30 (1904), 100.
- De Wildeman, E., "Dewèvre (Alfred-Prosper), Botaniste (Bruxelles, 1866- Léopoldville 27-2-1897)", in: Biographie Coloniale belge, 1 (1948), 307-311.
- Liben, L., "Les récoltes botaniques d’Alfred Dewèvre en Afrique Tropicale (1895-1896)", in: Bulletin du jardin botanique de l'Etat à Bruxelles, 35 (1965), nr. 4, 375-388.
Noten
<references>- ↑ Door Dewèvres vroegtijdig overlijden waren de plantenspecimens echter nauwelijks geëtiketteerd en bleek het traceren van de herkomst ervan moeilijk. Een reconstructie van Dewèvres reisroute in 1965 en de herontdekking van Dewèvres veldnota’s, maakte uiteindelijk een complete herkomstduiding van de specimens mogelijk. Liben, L., «Les récoltes botaniques d’Alfred dewèvre en Afrique Tropicale (1895-1896) », in : Bulletin du jardin botanique de l'Etat à Bruxelles, 35 (1965), nr. 4, 375-388.