Difference between revisions of "Nijpels, Paul (1865-1910)"
m |
m |
||
Line 5: | Line 5: | ||
<br/> | <br/> | ||
===Biografie=== | ===Biografie=== | ||
− | Nijpels studeerde af als doctor in de natuurkunde. Op 4 december 1899 werd hij, op voorstel van directeur [[Crépin, François (1830-1903)|François Crépin]], aangeworven als adjunct-natuurkundige aan de [[Nationale plantentuin van België – Jardin botanique national de Belgique|Jardin botanique de Bruxelles]], als opvolger van [[Marchal, Élie (1839-1923)|Elie Marchal]]. In 1902 werd hij bevorderd tot adjunct-conservator in het cryptogamenherbarium, een afdeling waar op dat moment geen apart lokaal voor was. Historicus Diagre beschrijft hoe de honderdduizend specimens van het herbarium in zolders en kelders opgestapeld lagen, wat het werk van Nijpels schier onmogelijk maakte. [[Durand, Théophile Alexis (1855-1912) |Théophile Durand]] kloeg in 1909 bij de overheid de "onverdraaglijke" situatie van zijn medewerker aan, die geen vaste stek had en volgens hem bovendien schromelijk onderbetaald was. Durands pleidooi viel echter in dovemansoren. Nijpels' verzoek om een betaalde medewerker voor het klassement van de collectie werd evenmin gehoord.<ref>Nijpels vroeg daarom in 1910 de vrijwillige hulp van botaniste [[Mariette Rousseau]].</ref> | + | Nijpels studeerde af als doctor in de natuurkunde. Op 4 december 1899 werd hij, op voorstel van directeur [[Crépin, François (1830-1903)|François Crépin]], aangeworven als adjunct-natuurkundige aan de [[Nationale plantentuin van België – Jardin botanique national de Belgique|Jardin botanique de Bruxelles]], als opvolger van [[Marchal, Élie (1839-1923)|Elie Marchal]]. In 1902 werd hij bevorderd tot adjunct-conservator in het cryptogamenherbarium, een afdeling waar op dat moment geen apart lokaal voor was. Historicus Diagre beschrijft hoe de honderdduizend specimens van het herbarium in zolders en kelders opgestapeld lagen, wat het werk van Nijpels schier onmogelijk maakte. [[Durand, Théophile Alexis (1855-1912) |Théophile Durand]] kloeg in 1909 bij de overheid de "onverdraaglijke" situatie van zijn medewerker aan, die geen vaste stek noch laboratorium had en volgens hem bovendien schromelijk onderbetaald was. Durands pleidooi viel echter in dovemansoren. Nijpels' verzoek om een betaalde medewerker voor het klassement van de collectie werd evenmin gehoord.<ref>Nijpels vroeg daarom in 1910 de vrijwillige hulp van botaniste [[Mariette Rousseau]].</ref> |
<br/> Nijpels was gespecialiseerd in fytopathologie en cryptogamie. Hij bestudeerde onder meer de ziekten van stadsbomen in Terkamerenbos en een ziekte die de hopteelt trof. Hij legde hiervoor ook een klein proefveld in de Plantentuin aan. Nijpels werd door zijn collega Cogniaux een "fytopatholoog met een uitzonderlijke competentie" genoemd. Nochtans was Nijpels' wetenschappelijke output veeleer klein: hij publiceerde enkele keren in de [[Annales de la Société belge de microscopie]] en een aantal keren in de [[Plant ecology and evolution|''Bulletin van de Koninklijke Belgische Botanische Vereniging'']]. Zijn slechte gezondheid en de onmogelijke werkomstandigheden in de plantentuin belemmerden wellicht zijn onderzoeksmogelijkheden. Nijpels' overlijden aan tuberculose op 55-jarige leeftijd maakte bovendien een vroegtijdig einde aan zijn onderzoekscarrière. Het ''Bulletin van de Koninklijke Belgische Botanische Vereniging'' dat zijn dood aankondigde besloot: "La maladie ne lui a pas permis de donner tout ce qu’il promettait au point de vue botanique."<ref>P. Nijpels, Annonce nécrologique, in: ''Bulletin de la Société royale de botanique de Belgique'',48 (1911), 9.</ref> | <br/> Nijpels was gespecialiseerd in fytopathologie en cryptogamie. Hij bestudeerde onder meer de ziekten van stadsbomen in Terkamerenbos en een ziekte die de hopteelt trof. Hij legde hiervoor ook een klein proefveld in de Plantentuin aan. Nijpels werd door zijn collega Cogniaux een "fytopatholoog met een uitzonderlijke competentie" genoemd. Nochtans was Nijpels' wetenschappelijke output veeleer klein: hij publiceerde enkele keren in de [[Annales de la Société belge de microscopie]] en een aantal keren in de [[Plant ecology and evolution|''Bulletin van de Koninklijke Belgische Botanische Vereniging'']]. Zijn slechte gezondheid en de onmogelijke werkomstandigheden in de plantentuin belemmerden wellicht zijn onderzoeksmogelijkheden. Nijpels' overlijden aan tuberculose op 55-jarige leeftijd maakte bovendien een vroegtijdig einde aan zijn onderzoekscarrière. Het ''Bulletin van de Koninklijke Belgische Botanische Vereniging'' dat zijn dood aankondigde besloot: "La maladie ne lui a pas permis de donner tout ce qu’il promettait au point de vue botanique."<ref>P. Nijpels, Annonce nécrologique, in: ''Bulletin de la Société royale de botanique de Belgique'',48 (1911), 9.</ref> |
Revision as of 11:18, 7 January 2014
Plantkundige en medewerker aan de Jardin botanique de Bruxelles. Geboren op 20 januari 1865 in Antwerpen en gestorven in december 1910.
Contents
Biografie
Nijpels studeerde af als doctor in de natuurkunde. Op 4 december 1899 werd hij, op voorstel van directeur François Crépin, aangeworven als adjunct-natuurkundige aan de Jardin botanique de Bruxelles, als opvolger van Elie Marchal. In 1902 werd hij bevorderd tot adjunct-conservator in het cryptogamenherbarium, een afdeling waar op dat moment geen apart lokaal voor was. Historicus Diagre beschrijft hoe de honderdduizend specimens van het herbarium in zolders en kelders opgestapeld lagen, wat het werk van Nijpels schier onmogelijk maakte. Théophile Durand kloeg in 1909 bij de overheid de "onverdraaglijke" situatie van zijn medewerker aan, die geen vaste stek noch laboratorium had en volgens hem bovendien schromelijk onderbetaald was. Durands pleidooi viel echter in dovemansoren. Nijpels' verzoek om een betaalde medewerker voor het klassement van de collectie werd evenmin gehoord.[1]
Nijpels was gespecialiseerd in fytopathologie en cryptogamie. Hij bestudeerde onder meer de ziekten van stadsbomen in Terkamerenbos en een ziekte die de hopteelt trof. Hij legde hiervoor ook een klein proefveld in de Plantentuin aan. Nijpels werd door zijn collega Cogniaux een "fytopatholoog met een uitzonderlijke competentie" genoemd. Nochtans was Nijpels' wetenschappelijke output veeleer klein: hij publiceerde enkele keren in de Annales de la Société belge de microscopie en een aantal keren in de Bulletin van de Koninklijke Belgische Botanische Vereniging. Zijn slechte gezondheid en de onmogelijke werkomstandigheden in de plantentuin belemmerden wellicht zijn onderzoeksmogelijkheden. Nijpels' overlijden aan tuberculose op 55-jarige leeftijd maakte bovendien een vroegtijdig einde aan zijn onderzoekscarrière. Het Bulletin van de Koninklijke Belgische Botanische Vereniging dat zijn dood aankondigde besloot: "La maladie ne lui a pas permis de donner tout ce qu’il promettait au point de vue botanique."[2]
Nijpels was van 1895 tot 1902-1903 beheerder van de Société royale de botanique de Belgique en was sinds 1894 secretaris van de Commission de pathologie végétale, een afdeling van de Société de botanique.
Publicaties
Onder meer:
- "A propos de pathologie végétale", in: Annales de la Société Belge de Microscopie, 20 (1893), 77-90.
- "La maladies vermiculaires des Phlox", in: Annales de la Société Belge de Microscopie, 23-2, 1898, 7-33.
- 'Une maladie du Houblon', in: Annales de la Société Belge de Microscopie, 23-2 (1898), 34-40.
- "Les arbres des promenades urbaines et les causes de leur dépérissement", in: Annales de la Société Belge de Microscopie, 23-2 (1898), 75-143.
- "Maladies de plantes cultivées: les parasites du Bois de la Cambre", in: Annales de la Société Belge de Microscopie, 24 (1899), 7-46.
Bibliografie
- DIAGRE, Denis, Le Jardin botanique de Bruxelles. 1826-1912. Reflet de la Belgique, enfant de l'Afrique, Brussel: Académie royale de Belgique. Editions, 2012, 155-156.
Noten
<references>- ↑ Nijpels vroeg daarom in 1910 de vrijwillige hulp van botaniste Mariette Rousseau.
- ↑ P. Nijpels, Annonce nécrologique, in: Bulletin de la Société royale de botanique de Belgique,48 (1911), 9.