Difference between revisions of "Heinemann, Paul (1916-1996)"

From Bestor_NL
Jump to: navigation, search
(Created page with '<div style="text-align:right;">[NL]</div> category:Wetenschapperscategory:Plantkundigencategory:Landbouwingenieurscategory:Geboorte 1901-1925[[category:Botanisch…')
 
m
 
(13 intermediate revisions by the same user not shown)
Line 1: Line 1:
<div style="text-align:right;">[NL]</div>
+
[[category:Wetenschappers]][[category:Plantkundigen]][[category:Landbouwkundige Ingenieurs]][[category:Geboorte 1901-1925]][[category:Botanische tuinen]][[category: Beleidsexperten-Ambtenaren]][[category:Docent aan het Landbouwinstituut]][[category:Landbouwkundigen]]
[[category:Wetenschappers]][[category:Plantkundigen]][[category:Landbouwingenieurs]][[category:Geboorte 1901-1925]][[category:Botanische tuinen]][[category: Beleidsexperten-Ambtenaren]]
+
<div style="text-align:right;">[https://www.bestor.be/wiki/index.php/Heinemann,_Paul_(1916-1996) FR]</div>
 
+
[[file:heinemann paul.jpg|right|Bron:“Paul Heinemann”, in [http://www.br.fgov.be/PUBLIC/GENERAL/HISTORY/heinemann.php Galerij van botanisten op de website van de Nationale Plantentuin]|300px]]
Plantkundige en mycoloog, hoogleraar en medewerker aan de [[Nationale plantentuin van België – Jardin botanique national de Belgique|Jardin botanique de Bruxelles]]. Geboren op 16 februari 1916 in Sint-Joost-ten–Node en gestorven op 18 juni 1996 in Brussel.  
+
Plantkundige en mycoloog, hoogleraar en medewerker aan de [[Nationale plantentuin van België – Jardin botanique national de Belgique|Nationale plantentuin van België]]. Geboren op 16 februari 1916 in Sint-Joost-ten-Node en gestorven op 18 juni 1996 in Brussel.  
  
 
<br/>
 
<br/>
 
===Biografie===
 
===Biografie===
Paul Heinemann  werd tijdens zijn leven beschouwd als een centrale figuur in het mycologisch onderzoek in België, zowel binnen het academisch als het amateursmilieu. Het verloop van zijn carrière was nochtans bepaald onconventioneel. Na moeilijke middelbare schooljaren<ref>De biografen Rammeloo en Guillitte hebben het over "les circonstances dans lesquelles il a fait ses études secondaires" en "des circonstances pas toujours facile", maar preciseren niet.</ref> ging hij in 1933 noodgedwongen als tuinmanshulpje in de stedelijke groendienst van  Brussel aan de slag. Zijn kennis over plantkunde verwierf Heinemann via zelfstudie, en door het bijwonen van avondcursussen chemie aan de Institut des Arts et Métiers van Brussel. In 1941 kon hij een positie verwerven als praktijkassistant in het Centre de Recherches Ecologiques et Phytosociologiques van de [[Gembloux Agro-Bio Tech |Rijkslandbouwschool van Gembloux]] en aan het Centre de Cartographie Pytosociologique. Tegelijkertijd schreef hij zich in voor de landbouwingenieursopleiding van de school. Hij behaalde zijn universitair diploma in 1947. In 1949 kon hij beginnen als wetenschappelijk medewerker in de [[Nationale plantentuin van België – Jardin botanique national de Belgique|Rijksplantentuin]] (1949). Hoewel hij bleef deel uitmaken van de staf van de Plantentuin tot aan zijn dood, lag het zwaartepunt van zijn wetenschappelijke loopbaan in de Rijkslandbouwschool. Daar werd hij in 1949, gelijktijdig met zijn benoeming in de Plantentuin, aangeworven als assistent van hoogleraar William. In 1953 promoveerde het Ministerie van Landbouw hem tot ''chef de travaux''. Tien jaar later, nadat hij ook zijn doctoraatstitel in de wetenschappen had behaald, werd hij tot ''professeur associé'' benoemd en in 1974 volgde zijn aanstelling tot gewoon hoogleraar. Heinemann was toen al 58 jaar. Hij bleef negen jaar lang op de leerstoel (klassieke) plantkunde en werd toen tot het emeritaat toegelaten.  
+
Paul Heinemann  werd tijdens zijn leven beschouwd als een centrale figuur in het mycologisch onderzoek in België, zowel binnen het academisch als het amateursmilieu. Het verloop van zijn carrière was nochtans bepaald onconventioneel. Na moeilijke middelbare schooljaren<ref>De biografen Rammeloo en Guillitte hebben het over "les circonstances dans lesquelles il a fait ses études secondaires" en "des circonstances pas toujours facile", maar preciseren niet.</ref> ging hij in 1933, na een moeizame zoektocht om werk, als tuinmanshulpje in de stedelijke groendienst van  Brussel aan de slag. Zijn kennis over plantkunde verwierf Heinemann via zelfstudie, en door het bijwonen van avondcursussen chemie aan de Institut des Arts et Métiers van Brussel. In 1941 kon hij een positie verwerven als praktijkassistant in het Centre de Recherches Ecologiques et Phytosociologiques van de [[Gembloux Agro-Bio Tech |Rijkslandbouwschool van Gembloux]] en aan het Centre de Cartographie Pytosociologique. Tegelijkertijd schreef hij zich in voor de landbouwingenieursopleiding van de school. Hij behaalde zijn universitair diploma in 1947. In 1949 kon hij beginnen als wetenschappelijk medewerker in de [[Nationale plantentuin van België – Jardin botanique national de Belgique|Rijksplantentuin]] (1949). Hoewel hij bleef deel uitmaken van de staf van de Plantentuin tot aan zijn dood, lag het zwaartepunt van zijn wetenschappelijke loopbaan in de Rijkslandbouwschool. Daar werd hij in 1949, gelijktijdig met zijn benoeming in de Plantentuin, aangeworven als assistent van hoogleraar William. In 1953 promoveerde het Ministerie van Landbouw hem tot ''chef de travaux''. Tien jaar later, nadat hij ook zijn doctoraatstitel in de wetenschappen had behaald, werd hij tot ''professeur associé'' benoemd en in 1974 volgde zijn aanstelling tot gewoon hoogleraar. Heinemann was toen al 58 jaar. Hij bleef negen jaar lang op de leerstoel (klassieke) plantkunde en werd toen tot het emeritaat toegelaten.  
  
<br/>In Heinemanns onderzoek stonden de Africaanse fungi centraal. Een groot deel van zijn carrière wijdde  hij aan de fungisoort van de Agaricus, waarvan hij een mondiale monografie opstelde. Hij beschreef in totaal zo’n 435 nieuwe plantennamen, waarvan twee families, 6 geslachten, 346 soorten en 40 variëteiten.<ref>Je vind een overzicht in Fraiture, A., "Commented list of the new taxa and new names published by Paul Heinemann", in: ''Belgian Journal of Botany'', 131, (1998), 81-201.</ref> Heinemanns onderzoek kon op international belangstelling rekenen. Bijzonder is dat de hoogleraar zelf nooit een voet op Afrikaanse bodem zette. De plantenstalen waarop hij zijn onderzoek uitvoerde verwierf hij via uitwisseling, ondersteund door intensieve briefwisseling. Tegen het einde van zijn leven had Heinemann zo’n 9000 specimens verzameld, waarvan het grootste deel uit Afrikaanse fungi bestond, aangevuld met fungi en zaadplanten die hij tijdens familiereizen aan de Belgische kust en in andere Europese landen had verzameld. Na zijn dood werden zij aan de [[Nationale plantentuin van België – Jardin botanique national de Belgique|Rijksplantentuin]] en aan de [[Gembloux Agro-Bio Tech |Rijkslandbouwschool van Gembloux]] gedoneerd.<ref>Een bespreking van deze collective vind je in Guillitte, O., "The Paul Heinemann mycological herbarium, an exceptional patrimony to valorize", in: ''Belgian Journal of Botany'', 131, (1998),  nr.2, 103-108.</ref>  
+
<br/>In Heinemanns onderzoek stonden de Africaanse fungi centraal. Een groot deel van zijn carrière wijdde  hij aan de fungisoort van de Agaricus, waarvan hij een mondiale monografie opstelde. Hij beschreef in totaal zo’n 435 nieuwe plantennamen, waarvan twee families, 6 geslachten, 346 soorten en 40 variëteiten.<ref>Je vindt een overzicht in Fraiture, A., "Commented list of the new taxa and new names published by Paul Heinemann", in: ''Belgian Journal of Botany'', 131, (1998), 81-201.</ref> Heinemanns onderzoek kon op internationale belangstelling rekenen. Bijzonder is dat de hoogleraar zelf nooit een voet op Afrikaanse bodem zette. De plantenstalen waarop hij zijn onderzoek uitvoerde verwierf hij via uitwisseling, ondersteund door intensieve briefwisseling. Tegen het einde van zijn leven had Heinemann zo’n 9000 specimens verzameld, waarvan het grootste deel uit Afrikaanse fungi bestond, aangevuld met fungi en zaadplanten die hij tijdens familiereizen aan de Belgische kust en in andere Europese landen had verzameld. Na zijn dood werden zij aan de [[Nationale plantentuin van België – Jardin botanique national de Belgique|Rijksplantentuin]] en aan de [[Gembloux Agro-Bio Tech |Rijkslandbouwschool van Gembloux]] gedoneerd.<ref>Een bespreking van deze collectie vind je in Guillitte, O., "The Paul Heinemann mycological herbarium, an exceptional patrimony to valorize", in: ''Belgian Journal of Botany'', 131, (1998),  nr.2, 103-108.</ref>  
  
<br/>Heinemann was lid en een tijdlang voorzitter van de [[Société royale de botanique de Belgique]] Hij was in 1946 medestichter en jarenlang voorzitter van de Cercle de Mycologie de Bruxelles, dat amateurs- en beroepsbotanici verzamelde. Een aantal soorten en één geslacht (''Heinemannomyces'') werden aan hem opgedragen.
+
<br/>Heinemann was lid en een tijdlang voorzitter van de [[Société royale de botanique de Belgique]]. Hij was in 1946 medestichter en jarenlang voorzitter van de Cercle de Mycologie de Bruxelles, dat amateurs- en beroepsbotanici verzamelde. Een aantal soorten en één geslacht (''Heinemannomyces'') werden aan hem opgedragen.
  
 
<br/>
 
<br/>
 +
 
===Publicaties===
 
===Publicaties===
 
Heinemann publiceerde meer dan 220 wetenschappelijke artikels. Een lijst van publicaties werd opgesteld door Bogaerts en Fraiture in  ''Belgian Journal of Botany'', 131 (1998), 72-80.  
 
Heinemann publiceerde meer dan 220 wetenschappelijke artikels. Een lijst van publicaties werd opgesteld door Bogaerts en Fraiture in  ''Belgian Journal of Botany'', 131 (1998), 72-80.  
 
 
<br/>
 
<br/>
 
===Bibliografie===
 
===Bibliografie===
* “Paul Heinemann”, in [http://www.br.fgov.be/PUBLIC/GENERAL/HISTORY/heinemann.php Gallerij van botanisten op de website van de Nationale Plantentuin].
+
* “Paul Heinemann”, in [http://www.br.fgov.be/PUBLIC/GENERAL/HISTORY/heinemann.php Galerij van botanisten op de website van de Nationale Plantentuin].
 
*Rammeloo, J. en Guillitte O., "Paul Heinemann – In memoriam", in: ''Belgian Journal of Botany'', 131, (1998), nr. 2, 67-71.
 
*Rammeloo, J. en Guillitte O., "Paul Heinemann – In memoriam", in: ''Belgian Journal of Botany'', 131, (1998), nr. 2, 67-71.
*Bogaerts A en Fraiture A., "List of the publications of Paul Heinemann", in: ''Belgian Journal of Botany'', 131, (1998), nr. 2, 72-80.
+
*Bogaerts, A. en Fraiture A., "List of the publications of Paul Heinemann", in: ''Belgian Journal of Botany'', 131, (1998), nr. 2, 72-80.
*Fraiture, A., "Commented list of the new taxa and new names published by Paul Heinemann", in: ''Belgian Journal of Botany'', 131, (1998), nr. 2, 81-102.
+
*Fraiture, A., "Commented list of the new taxa and new names published by Paul Heinemann", in: ''Belgian Journal of Botany'', 131, (1998), nr. 2, 81-101.
 
*Guillitte, O., "The Paul Heinemann mycological herbarium, an exceptional patrimony to valorize", in: ''Belgian Journal of Botany'', 131, (1998),  nr.2, 103-108.
 
*Guillitte, O., "The Paul Heinemann mycological herbarium, an exceptional patrimony to valorize", in: ''Belgian Journal of Botany'', 131, (1998),  nr.2, 103-108.
 +
<br/>
  
<br/>
 
 
===Noten===
 
===Noten===
<references>
+
<references/>

Latest revision as of 15:20, 5 February 2021

Bron:“Paul Heinemann”, in Galerij van botanisten op de website van de Nationale Plantentuin

Plantkundige en mycoloog, hoogleraar en medewerker aan de Nationale plantentuin van België. Geboren op 16 februari 1916 in Sint-Joost-ten-Node en gestorven op 18 juni 1996 in Brussel.


Biografie

Paul Heinemann werd tijdens zijn leven beschouwd als een centrale figuur in het mycologisch onderzoek in België, zowel binnen het academisch als het amateursmilieu. Het verloop van zijn carrière was nochtans bepaald onconventioneel. Na moeilijke middelbare schooljaren[1] ging hij in 1933, na een moeizame zoektocht om werk, als tuinmanshulpje in de stedelijke groendienst van Brussel aan de slag. Zijn kennis over plantkunde verwierf Heinemann via zelfstudie, en door het bijwonen van avondcursussen chemie aan de Institut des Arts et Métiers van Brussel. In 1941 kon hij een positie verwerven als praktijkassistant in het Centre de Recherches Ecologiques et Phytosociologiques van de Rijkslandbouwschool van Gembloux en aan het Centre de Cartographie Pytosociologique. Tegelijkertijd schreef hij zich in voor de landbouwingenieursopleiding van de school. Hij behaalde zijn universitair diploma in 1947. In 1949 kon hij beginnen als wetenschappelijk medewerker in de Rijksplantentuin (1949). Hoewel hij bleef deel uitmaken van de staf van de Plantentuin tot aan zijn dood, lag het zwaartepunt van zijn wetenschappelijke loopbaan in de Rijkslandbouwschool. Daar werd hij in 1949, gelijktijdig met zijn benoeming in de Plantentuin, aangeworven als assistent van hoogleraar William. In 1953 promoveerde het Ministerie van Landbouw hem tot chef de travaux. Tien jaar later, nadat hij ook zijn doctoraatstitel in de wetenschappen had behaald, werd hij tot professeur associé benoemd en in 1974 volgde zijn aanstelling tot gewoon hoogleraar. Heinemann was toen al 58 jaar. Hij bleef negen jaar lang op de leerstoel (klassieke) plantkunde en werd toen tot het emeritaat toegelaten.


In Heinemanns onderzoek stonden de Africaanse fungi centraal. Een groot deel van zijn carrière wijdde hij aan de fungisoort van de Agaricus, waarvan hij een mondiale monografie opstelde. Hij beschreef in totaal zo’n 435 nieuwe plantennamen, waarvan twee families, 6 geslachten, 346 soorten en 40 variëteiten.[2] Heinemanns onderzoek kon op internationale belangstelling rekenen. Bijzonder is dat de hoogleraar zelf nooit een voet op Afrikaanse bodem zette. De plantenstalen waarop hij zijn onderzoek uitvoerde verwierf hij via uitwisseling, ondersteund door intensieve briefwisseling. Tegen het einde van zijn leven had Heinemann zo’n 9000 specimens verzameld, waarvan het grootste deel uit Afrikaanse fungi bestond, aangevuld met fungi en zaadplanten die hij tijdens familiereizen aan de Belgische kust en in andere Europese landen had verzameld. Na zijn dood werden zij aan de Rijksplantentuin en aan de Rijkslandbouwschool van Gembloux gedoneerd.[3]


Heinemann was lid en een tijdlang voorzitter van de Société royale de botanique de Belgique. Hij was in 1946 medestichter en jarenlang voorzitter van de Cercle de Mycologie de Bruxelles, dat amateurs- en beroepsbotanici verzamelde. Een aantal soorten en één geslacht (Heinemannomyces) werden aan hem opgedragen.


Publicaties

Heinemann publiceerde meer dan 220 wetenschappelijke artikels. Een lijst van publicaties werd opgesteld door Bogaerts en Fraiture in Belgian Journal of Botany, 131 (1998), 72-80.

Bibliografie

  • “Paul Heinemann”, in Galerij van botanisten op de website van de Nationale Plantentuin.
  • Rammeloo, J. en Guillitte O., "Paul Heinemann – In memoriam", in: Belgian Journal of Botany, 131, (1998), nr. 2, 67-71.
  • Bogaerts, A. en Fraiture A., "List of the publications of Paul Heinemann", in: Belgian Journal of Botany, 131, (1998), nr. 2, 72-80.
  • Fraiture, A., "Commented list of the new taxa and new names published by Paul Heinemann", in: Belgian Journal of Botany, 131, (1998), nr. 2, 81-101.
  • Guillitte, O., "The Paul Heinemann mycological herbarium, an exceptional patrimony to valorize", in: Belgian Journal of Botany, 131, (1998), nr.2, 103-108.


Noten

  1. De biografen Rammeloo en Guillitte hebben het over "les circonstances dans lesquelles il a fait ses études secondaires" en "des circonstances pas toujours facile", maar preciseren niet.
  2. Je vindt een overzicht in Fraiture, A., "Commented list of the new taxa and new names published by Paul Heinemann", in: Belgian Journal of Botany, 131, (1998), 81-201.
  3. Een bespreking van deze collectie vind je in Guillitte, O., "The Paul Heinemann mycological herbarium, an exceptional patrimony to valorize", in: Belgian Journal of Botany, 131, (1998), nr.2, 103-108.