Difference between revisions of "Fautrez, Julien (1914-1996)"

From Bestor_NL
Jump to: navigation, search
Line 1: Line 1:
 
Embryoloog en anatoom, geboren te Antwerpen op 9 juni 1914 en overleden te Gent op 14 augustus 1996.
 
Embryoloog en anatoom, geboren te Antwerpen op 9 juni 1914 en overleden te Gent op 14 augustus 1996.
  
[[category:Wetenschappers]][[category:Geboorte 1901-1925]] [[category:Biologen]][[category:Professoren]][[category: Professor aan de RUG]] [[category: Professor aan de ULB]] [[category: Professor aan de VUB]] [[category:Anatomen]] [[category:Embryologen]][[category: Leden KVAB]][[category: Wetenschapsgeschiedenis]][[category: Histologen]][[category: Morfologen]]
+
[[category:Wetenschappers]][[category:Geboorte 1901-1925]] [[category:Biologen]][[category:Professoren]][[category: Professor aan de RUG]] [[category: Professor aan de ULB]][[category: Professor aan de ULB-VUB]] [[category: Professor aan de VUB]] [[category:Anatomen]] [[category:Embryologen]][[category: Leden KVAB]][[category: Wetenschapsgeschiedenis]][[category: Histologen]][[category: Morfologen]]
  
 
===Biografie===
 
===Biografie===

Revision as of 08:29, 22 February 2012

Embryoloog en anatoom, geboren te Antwerpen op 9 juni 1914 en overleden te Gent op 14 augustus 1996.

Biografie

Julien Fautrez werd geboren op 9 juni 1914 te Antwerpen. Hij volgde middelbaar onderwijs aan het Koninklijk Atheneum van Antwerpen. Hij studeerde geneeskunde aan de ULB. Vanaf 1933 werkte hij als vrijwillig navorser in het laboratorium van professor Pol Gérard aan de ULB. Hij bleef heel zijn studententijd in dienst van Pol Gérard.[1] Hij werd op 19 juli 1939 doctor in genees-, heel- en verloskunde. Hij werd aan de ULB assistent bij professor Albert Dalcq die de leiding had van het laboratorium voor embryologie en menselijke anatomie. Deze opleiding moest hij echter onderbreken voor zijn legerdienst. Hij werd krijgsgevangenen genomen bij de Duitse inval in 1940, maar werd snel weer vrijgelaten. Hij hernam zijn onderzoek. Toen de ULB door de bezetter gesloten werd en hij niet langer een inkomen had, richtte hij in Gent een artsenpraktijk op. Bij de bevrijding sloot hij deze artsenpraktijk en wijdde zich opnieuw aan zijn onderzoek.
In 1945 werd hij aangesteld als docent aan de Faculteit Geneeskunde aan de Rijksuniversiteit van Gent. Hij werd benoemd aan de leerstoel anatomie en embryologie. Hij doceerde menselijke ontleedkunde, partim osteologie, artrologie, syndesmologie en myologie met praktische oefeningen. Bij regeringsbesluit van 10 januari 1946 werd deze benoeming retroactief bevestigd en uitgebreid tot alle andere gebieden van de menselijke ontleedkunde en de topografische ontleedkunde. Bij het emeritaat van Paul van Oye in 1956 kwam er de cursus vergelijkende ontleedkunde bij.
Hij richtte aan de RUG een laboratorium op voor experimentele embryologie. Lucien Vakaet was zijn eerste leerling en later opvolger.
In 1962 werd hij benoemd tot gewoon hoogleraar aan de ULB, waar hij belast werd met het nederlandstalig onderwijs in de embryologie. Na de splitsing van de universiteit doceerde hij aan de VUB hetzelfde vak.
Hij vervulde ook een aantal administratieve functies aan de RUG. Hij was van 1952 tot 1953 secretaris van de Faculteit Geneeskunde en van 1953 tot 1962 lid van de Raad van Bestuur.
Hij werd toegelaten tot het emeritaat op 1 oktober 1982.[2]
Hij werd op 2 oktober 1948 corresponderend lid van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor wetenschappen en kunsten, werkend lid op 13 oktober 1951, bestuurder in 1957 en erelid in 1990.
Hij was lid van de Académie Européenne des Sciences, Arts et Lettres en erelid van de Association des Anatomistes.[3]
Hij was lid van de Raad van Beheer van NFWO, van de Universitaire Stichting, van de Stichting Fernand Lazarre, van de Francqui-stichting, van het Tropische Instituut te Antwerpen en van het Belgische werk tegen Kanker.
Hij overleed te Gent op 14 augustus 1996.

Werken

Van zijn hand verschenen 150 bijdragen in binnen- en buitenlandse tijdschriften, waarvan drie in boekvorm. Al tijdens zijn opleiding toonde hij interesse in het morfologisch onderzoek. Hij werd door Pol Gérard ingewijd in het histologische en cytologisch onderzoek.
Lucien Lison was een medewerker in het laboratorium van Pol Gérard en introduceerde Julien Fautrez in de problemen rond histochemie: de dispersie van kleurstoffen en van hemoglobine, het iso-elektrisch punt in de reticuloendotheliale cellen, een nieuwe kleurmethode van hemoglobine, het verschijnsel van de atrocytose en de diffusie van kleurstoffen. Zijn onderzoek in dit laboratorium leidde tot 4 publicaties en het behalen van de titels van laureaat van de universitaire wedstrijd en laureaat van de wedstrijd der reisbeurzen (1937-1939). Als asssistent bij professor Dalcq bestudeerde hij de fusie van onbevruchte eicellen van de Asciedella aspersa, de rijping en de kunstmatige activering van de eicellen van deze diersoort en de aanleggingsplannen van de microplacoden van de hoofdzenuwen bij de axolotl, de medulla van urodelen en de neutrale plaat van de amfibieeën. Hij schreef na de bevrijding samen met Albert Dalcq Manuel théorique et pratique de dissection. Het boek werd gebruikt als studiemateriaal door de studenten geneeskunde tijdens de lessen dissectie.
In zijn laboratorium aan de RUG deed hij vanaf 1951 onderzoek op het gebied van de kwantitatieve histochemie. Samen met H.Roels, L.Leeman, D.Vandekerckhove, J.Govaert en J.Mestdagh werden dosages van DNA in situ uitgevoerd in met de Feulgenreactie gekleurde preparaten. De groep legde zich aanvankelijk toe op het onderzoek van de endocriene klieren. Aan de hand van deze techniek konden Julien Fautrez en Roels voor het eerst aantonen dat bij de mitose de DNA-synthese niet gedurende de metafase gebeurde, maar in de interfase plaatsgrijpt. Hun bevinding dat het DNA-gehalte niet constant is, maar dat hij bij intense chronische celactiviteit, hoger is dan bij de cel in rust, veroorzaakte veel ophef en discussie in de toenmalige literatuur. Voor de toenmalige biologische wereld was het bijna een postulaat dat het DNA-gehalte van een celkern, als moleculair substraat van de genen strikt constant blijft en leek het onmogelijk dat hierin de geringste verandering kon plaats vinden. In feite was deze histochemische waarneming een eerste aanwijzing voor de amplificatie van genen, in verband met de celactiviteit.
De experimentele embryologie bleef hem boeien, onder meer de symmetrie en de polariteit in de jonge oöcyt, de organogenese bij teleosten en het fenomeen van inductie.
Hij won verschillende prijzen: de Van Benedenprijs in 1959, de Pfizerprijs in 1961 en in 1971 de Albert Brachetprijs. In 1967 ontving hij een ere-doctoraat aan de Universiteit van Rouen.[4]

Wetenschapsgeschiedenis
Hij schreef ook "Les Archives de Biologie, Les fondateurs et les éditeurs de la revue", In: Archives de Biologie, 91 (1980), p. 133-140, ill.[5]

Publicaties


Bibliografie

  • Roels, Hendrik, "Julien Fautrez", In: Nationaal Biografisch Woordenboek, vol. 16, Brussel : Paleis der Academiën, 2009, kol. 341-345.
  • Vandendriessche, L., "In memoriam Julien Fautrez", In: Jaarboek 2000, Brussel: KVAB, p. 111-112.
  • "Fautrez Julien", In: De Koninklijke Vlaamse Academie van België voor wetenschappen en kunsten en haar leden, Koninklijke Vlaamse Academie van België voor wetenschappen en kunsten, 2010, p. 91.


Nota’s

  1. Vandendriessche, L., "In memoriam Julien Fautrez", In: Jaarboek 2000, Brussel: KVAB, p.112.
  2. Roels, Hendrik, "Julien Fautrez", In: Nationaal Biografisch Woordenboek, vol. 16, Brussel : Paleis der Academiën, 2009, kol. 341-345.
  3. "Fautrez Julien", In: De Koninklijke Vlaamse Academie van België voor wetenschappen en kunsten en haar leden, Koninklijke Vlaamse Academie van België voor wetenschappen en kunsten, 2010, p.91.
  4. Roels, Hendrik, "Julien Fautrez", In:Nationaal Biografisch Woordenboek, vol. 16, Brussel : Paleis der Academiën, 2009, kol. 341-345.
  5. Belgische Komittee voor de geschiedenis der wetenschappen