Difference between revisions of "Martinis, Arthur (1837-1872)"

From Bestor_NL
Jump to: navigation, search
m (Biografie)
m (Biografie)
Line 5: Line 5:
 
===Biografie===
 
===Biografie===
  
Martinis’ interesse voor plantkunde en vooral het plantenverzamelen ontstond op vroege leeftijd. Tussen 1852 en 1856 ondernam hij zijn eerste verzamel- en onderzoeksexcursies in de streek rond Brussel. [[Crépin, François (1830-1903)|François Crépin]] nam  de resultaten van dit onderzoek op in zijn eerste editie van  ''Manuel de la flore de Belgique'' (1860). Hierna begon Martinis aan een uitgebreide verzamel- en inventarisatiemissie van plantenspecimens in de streek van Henegouwen - vooral rond zijn woonplaats Obourg – die een aantal zeldzame plantensoorten herbergde. De resultaten van deze studie werden gepubliceerd in ''Herbarium Florae Rhenanae'' van Wirtgen, in de tweede editie van [[Crépin, François (1830-1903)|Crépins]] ''Manuel de la flore de Belgique''  en in ''Herbier des plantes rares ou critiques de Belgique'' van [[Van Heurck, Henri-Ferdinand (1838-1909)|Henri Van Heurck]].  Vooral met [[Van Heurck, Henri-Ferdinand (1838-1909)| Van Heurck]] ontstond een intensieve samenwerking. Martinis werd ten slotte ergens in de jaren 1860 conservator van Van Heurcks uitgebreide private botanische collecties in Antwerpen. Hij publiceerde eigen onderzoeksresultaten over de collecties, die als een onderdeel van Van Heurcks werk ''Observationes botanicae et descriptions plantarum novarum herbarii Van Heurckiana'' (1870) verschenen.<ref>[http://books.google.be/books?id=_HIXAAAAYAAJ&printsec=frontcover&dq=Observationes+botanicae+herbarii&hl=nl&sa=X&ei=GPWtUa_KEYHgPKGxgbAP&ved=0CC8Q6AEwAA#v=onepage&q&f=false  “Notice sur les collections botaniques de M. Henri Van Heurck”], in: Van Heurck, Henri, ''Observationes botanicae et descriptions plantarum novarum herbarii Van Heurckiana'', Antwerpen/Berlijn, 1870, 5-11.</ref> In 1871 werd Martinis tot hulp-natuurkundige in de [[Nationale plantentuin van België – Jardin botanique national de Belgique|Rijksplantentuin]] benoemd, tegelijkertijd met [[Marchal, Elie (1839-1923)]]. Zijn taak bestond in het onderhoud en de klassering van de droge collecties en het fanerogame deel van het plantentuinherbarium. Hij assisteerde ook bij het classificeren en catalogiseren van de collecties van [[Galeotti, Henri-Guillaume (1814-1858)|Henri Galleoti]] en [[Lejeune, Alexandre-Louis-Simon (1779-1838)|Lejeune]] en  van de zopas verworven rijke collectie van [[Martius, Carl Friedrich Philipp von (1794-1868)|Von Martius]], die ook aan een grote desinfectieoperatie diende te worden onderworpen. Martinis overleed echter al een jaar na zijn aanstelling. Zijn collega's in de Plantentuin bleven er lange tijd van overtuigd dat de insecticiden waarmee Martinis moest werken - dampen op basis van petroleumether, benzine en kwikchloride - zijn dood hadden veroorzaakt. Martinis' persoonlijk herbarium van zo’n twintigduizend specimens werd in 1873 door de [[Nationale plantentuin van België – Jardin botanique national de Belgique|Rijksplantentuin]] verworven. Hij werd in zijn taak opgevolgd door [[Delogne, Charles-Henri (1834-1909|Charles Delogne]].
+
Martinis’ interesse voor plantkunde en vooral het plantenverzamelen ontstond op vroege leeftijd. Tussen 1852 en 1856 ondernam hij zijn eerste verzamel- en onderzoeksexcursies in de streek rond Brussel. [[Crépin, François (1830-1903)|François Crépin]] nam  de resultaten van dit onderzoek op in zijn eerste editie van  ''Manuel de la flore de Belgique'' (1860). Hierna begon Martinis aan een uitgebreide verzamel- en inventarisatiemissie van plantenspecimens in de streek van Henegouwen - vooral rond zijn woonplaats Obourg – die een aantal zeldzame plantensoorten herbergde. De resultaten van deze studie werden gepubliceerd in ''Herbarium Florae Rhenanae'' van Wirtgen, in de tweede editie van [[Crépin, François (1830-1903)|Crépins]] ''Manuel de la flore de Belgique''  en in ''Herbier des plantes rares ou critiques de Belgique'' van [[Van Heurck, Henri-Ferdinand (1838-1909)|Henri Van Heurck]].  Vooral met [[Van Heurck, Henri-Ferdinand (1838-1909)| Van Heurck]] ontstond een intensieve samenwerking. Martinis werd ten slotte ergens in de jaren 1860 conservator van Van Heurcks uitgebreide private botanische collecties in Antwerpen. Hij publiceerde eigen onderzoeksresultaten over de collecties, die als een onderdeel van Van Heurcks werk ''Observationes botanicae et descriptions plantarum novarum herbarii Van Heurckiana'' (1870) verschenen.<ref>[http://books.google.be/books?id=_HIXAAAAYAAJ&printsec=frontcover&dq=Observationes+botanicae+herbarii&hl=nl&sa=X&ei=GPWtUa_KEYHgPKGxgbAP&ved=0CC8Q6AEwAA#v=onepage&q&f=false  “Notice sur les collections botaniques de M. Henri Van Heurck”], in: Van Heurck, Henri, ''Observationes botanicae et descriptions plantarum novarum herbarii Van Heurckiana'', Antwerpen/Berlijn, 1870, 5-11.</ref> In 1871 werd Martinis tot hulp-natuurkundige in de [[Nationale plantentuin van België – Jardin botanique national de Belgique|Rijksplantentuin]] benoemd, tegelijkertijd met [[Marchal, Élie (1839-1923)|Elie Marchal]]. Zijn taak bestond in het onderhoud en de klassering van de droge collecties en het fanerogame deel van het plantentuinherbarium. Hij assisteerde ook bij het classificeren en catalogiseren van de collecties van [[Galeotti, Henri-Guillaume (1814-1858)|Henri Galleoti]] en [[Lejeune, Alexandre-Louis-Simon (1779-1838)|Lejeune]] en  van de zopas verworven rijke collectie van [[Martius, Carl Friedrich Philipp von (1794-1868)|Von Martius]], die ook aan een grote desinfectieoperatie diende te worden onderworpen. Martinis overleed echter al een jaar na zijn aanstelling. Zijn collega's in de Plantentuin bleven er lange tijd van overtuigd dat de insecticiden waarmee Martinis moest werken - dampen op basis van petroleumether, benzine en kwikchloride - zijn dood hadden veroorzaakt. Martinis' persoonlijk herbarium van zo’n twintigduizend specimens werd in 1873 door de [[Nationale plantentuin van België – Jardin botanique national de Belgique|Rijksplantentuin]] verworven. Hij werd in zijn taak opgevolgd door [[Delogne, Charles-Henri (1834-1909|Charles Delogne]].
  
 
<br/>Martinis was stichtend lid van de [[Société royale de botanique de Belgique]] en hij assisteerde in 1862 bij de eerste verzamelexcursie van de vereniging aan de Belgische kust.  
 
<br/>Martinis was stichtend lid van de [[Société royale de botanique de Belgique]] en hij assisteerde in 1862 bij de eerste verzamelexcursie van de vereniging aan de Belgische kust.  

Revision as of 11:15, 20 December 2013

Autodidactisch botanicus en plantenverzamelaar. Geboren op 23 april 1837 in Mechelen, gestorven op 22 april 1872 in Brussel.


Biografie

Martinis’ interesse voor plantkunde en vooral het plantenverzamelen ontstond op vroege leeftijd. Tussen 1852 en 1856 ondernam hij zijn eerste verzamel- en onderzoeksexcursies in de streek rond Brussel. François Crépin nam de resultaten van dit onderzoek op in zijn eerste editie van Manuel de la flore de Belgique (1860). Hierna begon Martinis aan een uitgebreide verzamel- en inventarisatiemissie van plantenspecimens in de streek van Henegouwen - vooral rond zijn woonplaats Obourg – die een aantal zeldzame plantensoorten herbergde. De resultaten van deze studie werden gepubliceerd in Herbarium Florae Rhenanae van Wirtgen, in de tweede editie van Crépins Manuel de la flore de Belgique en in Herbier des plantes rares ou critiques de Belgique van Henri Van Heurck. Vooral met Van Heurck ontstond een intensieve samenwerking. Martinis werd ten slotte ergens in de jaren 1860 conservator van Van Heurcks uitgebreide private botanische collecties in Antwerpen. Hij publiceerde eigen onderzoeksresultaten over de collecties, die als een onderdeel van Van Heurcks werk Observationes botanicae et descriptions plantarum novarum herbarii Van Heurckiana (1870) verschenen.[1] In 1871 werd Martinis tot hulp-natuurkundige in de Rijksplantentuin benoemd, tegelijkertijd met Elie Marchal. Zijn taak bestond in het onderhoud en de klassering van de droge collecties en het fanerogame deel van het plantentuinherbarium. Hij assisteerde ook bij het classificeren en catalogiseren van de collecties van Henri Galleoti en Lejeune en van de zopas verworven rijke collectie van Von Martius, die ook aan een grote desinfectieoperatie diende te worden onderworpen. Martinis overleed echter al een jaar na zijn aanstelling. Zijn collega's in de Plantentuin bleven er lange tijd van overtuigd dat de insecticiden waarmee Martinis moest werken - dampen op basis van petroleumether, benzine en kwikchloride - zijn dood hadden veroorzaakt. Martinis' persoonlijk herbarium van zo’n twintigduizend specimens werd in 1873 door de Rijksplantentuin verworven. Hij werd in zijn taak opgevolgd door Charles Delogne.


Martinis was stichtend lid van de Société royale de botanique de Belgique en hij assisteerde in 1862 bij de eerste verzamelexcursie van de vereniging aan de Belgische kust.



Publicaties

Martinis schreef in totaal zes artikels:


Bibliografie

  • Necrologische notitie, in: Bulletin de la Société Royale de Botanique de Belgique, 10 (1871), 334-336.
  • DIAGRE, Denis, Le Jardin botanique de Bruxelles. 1826-1912. Reflet de la Belgique, enfant de l'Afrique, Brussel: Académie royale de Belgique. Editions, 2012, 136-137.
  • Crépin, François, "Martinis, Arthur", in: Biographie Nationale, 13 (1894-1895), 903-904.


Noten

<references>
  1. “Notice sur les collections botaniques de M. Henri Van Heurck”, in: Van Heurck, Henri, Observationes botanicae et descriptions plantarum novarum herbarii Van Heurckiana, Antwerpen/Berlijn, 1870, 5-11.