Difference between revisions of "Libert, Marie-Anne (1782-1865)"
m |
|||
Line 1: | Line 1: | ||
<div style="text-align:right;">[http://www.bestor.be/wiki/index.php/Libert,_Marie-Anne_(1782-1865) FR]</div> | <div style="text-align:right;">[http://www.bestor.be/wiki/index.php/Libert,_Marie-Anne_(1782-1865) FR]</div> | ||
[[category:Geboorte 1776-1800]][[category:Wetenschappers]][[category:Plantkundigen]][[category:Vrouwelijke wetenschappers]] | [[category:Geboorte 1776-1800]][[category:Wetenschappers]][[category:Plantkundigen]][[category:Vrouwelijke wetenschappers]] | ||
− | Plantkundige, geboren op 7 april 1782 in Malmédy en daar gestorven op 14 januari 1865. | + | Plantkundige, geboren op 7 april 1782 in Malmédy (aanvankelijk Zuidelijke Nederlanden, later Pruissische Rijk) en daar gestorven op 14 januari 1865. |
+ | ===Biografie=== | ||
+ | [[file:libert marieanne.png|300px|right|Bron: Belgique horticole, 18 (1868), voorblad.]] | ||
+ | Libert groeide op in Malmédy in een gegoed middenklassegezin met twaalf kinderen. Haar vader was burgemeester van het dorpje. Moeder Libert, de dame Marie-Jean Dubois, was evenals haar man geletterd. Liberts’ ouders projecteerden voor hun intelligente dochter een toekomst in het leerlooiersbedrijf dat zij leidden en voorzagen daarom in onderricht voor haar. Op de leeftijd van twaalf jaar werd Libert op kostschool in het Duitse Prüm gestuurd, om er haar vaardigheden in Duits en rekenen te ontwikkelen. Ze leerde er ook de viool bespelen. Eens terug in haar geboortestad begon de jonge vrouw zich steeds actiever voor plantkunde te interesseren. Tijdens de momenten die ze niet in de zaak van haar ouders en broers doorbracht, maakte ze verzameltochten in de streek rond Malmédy, vergezeld van een meid. Wat ze vond bestudeerde ze aan de hand van werken van onder meer Dodoens. Ze onderhield ook een kleine tuin waar ze levende specimens van haar vondsten verzamelde. | ||
+ | |||
+ | <br/>Via via – hoe is niet duidelijk – kwam Libert in contact met de arts en plantkundige [[Lejeune, Alexandre-Louis-Simon (1779-1858)|Alexandre Lejeune]]. Lejeune moest in opdracht van de prefect een inventaris van de flora van het Ourthedepartement opstellen.<ref>"Tableau méthodique du règne végétal du département de l’Ourthe", in: Statistiques du gouvernement, 1806.</ref> Lejeune schakelde de aspirant-botaniste in zijn verzamel- en oogstexpedities in en begeleidde haar door het aandragen van wetenschappelijke literatuur, aldus Liberts biografen. Hoe de precieze intellectuele verhouding tussen beide botanisten was is niet duidelijk. Necrologische notities over Lejeune en Libert omschrijven Lejeune steevast als Liberts leermeester.<ref>Dictionnaire des femmes belges stelt verkeerdelijk dat Lejeune en Libert huwden en dat Libert haar man bijstond in zijn werk. Libert bleef haar leven lang vrijgezel en Lejeune was een pas gehuwd man toen hij Libert ontmoette. “Libert, Marie-Anne », in: Gubin, Eliane, Jacques, Catherine, Piette, Valérie, en Puissant, Jean, Dictionnaire des femmes belges: XIXe et XXe siècles, Brussel, 2006, 375-376.</ref> Lejeune nam Liberts onderzoek in ieder geval op in zijn Flore des environs de Spa. In dit meerdelig werk, dat tussen 1811 en 1813 verscheen, zijn alle beschrijvingen van planten uit de streek rond Malmédy gebaseerd op onderzoek van Libert. Libert ontdekte bovendien een aantal nieuwe rozen- en bramensoorten.<ref>Het gaat om de rubus arduennensis, de rubus montanus, de rosa nemorosa en de rosa umbellata.<ref> Via Lejeune kwam Libert ook in contact met de befaamde Zwitserse botanicus Augustin de Candolle, die in 1810 in opdracht van het Franse ministerie in het gebied rond Luik op studiereis was. De drie ondernamen een aantal gezamelijke excursies in de omgeving van Malmédy en Stavelot. Candolle leek onder de indruk van de ijver en het talent van Libert. In zijn reisverslag wijdde hij althans een passage aan de onderzoekster: « C’est une femme assez remarquable […] Sans autre secours que l’Enciclopédie (sic) et la flore françoise (sic) elle est parvenue à déterminer presque toutes ses plantes même les lichens avec assez de précision. »<ref>Handgeschreven reisverslag, getranscribeerd door J. Beaujean in : [http://popups.ulg.ac.be/0457-4184/index.php?id=168 « Le voyage de Liège de A. P. de Candolle 2 juin -2 octobre 1810 »], in : Lejeunia. Revue de Botanique, ( 2008), nr. 184. </ref> En in een latere gedrukte versie van het reisverslag vatte hij zijn lof samen als: « Mlle Libert, de Malmedy, qui, dans un séjour si éloigné de toute instruction, s’est livrée à l’étude de l’histoire naturelle de son pays avec un zèle et un talent d’autant plus digne d’éloges, que ses succès n’ont nullement altéré la modestie et la naïveté de son esprit. »<ref> Rapport sur un voyage botanique, 1813, 8-9-10. Dit document kan eveneens geraadpleegd worden in het artikel van Beaujean [http://popups.ulg.ac.be/0457-4184/index.php?id=168 « Le voyage de Liège de A. P. de Candolle 2 juin -2 octobre 1810 »], in: Lejeunia, 62 of in Mémoires de la société d’agriculture du département de la Seine, Parijs, 1811, 219. </ref> Het contact tussen de Candolle en Libert hield stand in de vorm van briefverkeer – meestal met Lejeune als tussenpersoon – uitwisselingen van plantenspecimens en informatie, en het wederzijds verlenen van gunsten.<ref>Zie Beajean [http://popups.ulg.ac.be/0457-4184/index.php?id=168 « Le voyage de Liège de A. P. de Candolle 2 juin -2 octobre 1810 »], voor een aantal brieven tussen Lejeune, de Candolle en Libert.</ref> | ||
+ | |||
+ | <br/>Het was de Candolle die, aldus [[Morren, Charles-Jacques-Édouard (1833-1886)|Edouard Morren]], de jonge Libert in de richting van het sporenplantenonderzoek geloodst zou hebben. Cryptogamen vormden voor de regio van Malmédy op dat moment een onontgonnen studieterrein. Libert wijdde de rest van haar plantkundige carrière aan deze organismes. Morren schreef hierover, met enige zin voor pathetiek, dat Libert zich zo volledig aan de studie van haar nieuwe domein overgaf dat ze “verzaakte aan de zachte geneugten van het huwelijksleven, als het ware om zo een nog waardiger vertegenwoordiger van deze plantengroep te zijn.”<ref> “Melle Libert se rendit si complètement à ces raisons, qu’elle | ||
+ | renonça aux douceurs du mariage, comme pour être plus dignement la représentante de cette classe de végétaux. » Morren . ref> Ijver bezat Libert in ieder geval: om haar excursies in de moerasgebieden van Malmédy zo comfortabel en ongestoord mogelijk te laten verlopen, kleedde ze zich als een landbouwersvrouw en liet ze lieslaarzen maken. Liberts eerste publicatie erover verscheen als een hoofdstuk in het tweede deel van Lejeunes Flore des environs de Spa en behandelde de groep van de varens. Ze ontdekte een bijzonder soort bijna microscopisch levermos (klasse Hepaticae) dat ze tot het nieuw genre Lejeunia (in de familie van de Jungermanniacea) doopte. Ze beschreef het nieuwe genre in een korte notitie voor de Franse reeks Annales générale des sciences fysiques. Ze beschreef ook een nieuw genus in het rijk van de fungi, de desmazierella<ref>Annales des sciences naturelles 1829.</ref>, en het nieuwe genre inoconia (uit de byssineafamilie). Ze stelde ook een zeer bondige notitie van het genre van de asteroma op. Tussen 1830 en 1837 verscheen ten slotte haar magnum opus, een lijvig werk in vier volumes over de cryptogamen van de Ardennen. De publicatie zette haar naam als plantkundige internationaal op de kaart. Verschillende genootschappen eerden haar en de Pruissische keizer Friedrich-Wilhelm liet haar een gouden medaille voor haar verdiensten overhandigen. | ||
+ | |||
+ | <br/>Hoewel ze haar leven lang steeds plantkundig onderzoek uitvoerde, schoof Liberts interesse vanaf de jaren 1840 geleidelijk naar de minder fysisch inspannende studie van Latijnse taalkunde en literatuur, geschiedschrijving en linguïstiek. Libert was het eerste vrouwelijk lid van de [[Société Royale de Botanique de Belgique]] – maar omdat Malmédy vanaf 1815 officieel tot Pruissisch gebied behoorde kon ze enkel membre associé worden. Ze bezat ook lidmaatschappen van een groot aantal andere Belgische genootschappen zoals de [[Société des sciences naturelles de Liège]], de [[Société royale des sciences médicales et naturelles de Bruxelles]] en van genootschappen in Duitsland, Luxemburg en Frankrijk. Libert onderhield contacten met wetenschappers in Frankrijk, Groot-Brittannië, Duitsland en België. In 1836 zetelde ze als unaniem verkozen voorzitter van de sectie Sciences naturelles op het Congrès scientifique in Luik. Het genre Libertia in de familie van de Iridaceae werd naar haar vernoemd. | ||
+ | |||
+ | <br/>Het herbarium van Libert werd na haar dood aan de [[Rijksplantentuin verkocht. | ||
+ | <br/> | ||
+ | ===Publicaties=== | ||
+ | Du Mortier geeft in zijn necrologische notitie een lijst van publicaties van de hand van Libert:,[http://biodiversitylibrary.org/item/22304#page/433/mode/1up "Notice sur Mlle M.-A. Libert", 410-411.] | ||
+ | |||
<br/> | <br/> | ||
===Bibliografie=== | ===Bibliografie=== | ||
− | |||
*Du Mortier,[http://biodiversitylibrary.org/item/22304#page/433/mode/1up "Notice sur Mlle M.-A. Libert"], in: ''Bulletin de la Société Royale de Botanique de Belgique'', 4 (1865), 403-410. | *Du Mortier,[http://biodiversitylibrary.org/item/22304#page/433/mode/1up "Notice sur Mlle M.-A. Libert"], in: ''Bulletin de la Société Royale de Botanique de Belgique'', 4 (1865), 403-410. | ||
− | * [http:// | + | *Morren, Edouard, [http://www.biodiversitylibrary.org/item/137476#page/11/mode/1up « Prologue à la mémoire de Marie-Anne Libert »], in: ''Belgique horticole'', 18 (1868), v-xv. |
+ | *[[Crépin, François (1830-1903)|CRÉPIN, François]],[http://www2.academieroyale.be/academie/documents/FichierPDFBiographieNationaleTome2053.pdf#page=53 "Libert, (Marie-Anne)"], in : ''Biographie Nationale'', deel 12, 1892-1893, kol. 91-94. | ||
*Lawalrée, A., Lambinon, J., F. Demaret en Lang, M., ''Marie-Anne Libert (1782-1865): Biographie, généalogie, bibliographie'', Malmedy, 1965. | *Lawalrée, A., Lambinon, J., F. Demaret en Lang, M., ''Marie-Anne Libert (1782-1865): Biographie, généalogie, bibliographie'', Malmedy, 1965. | ||
− | * | + | * Creese, Mary en Creese Thomas, [http://books.google.be/books?id=RhNl22fb5xIC&lpg=PP1&hl=nl&pg=PA101#v=onepage&q=libert&f=false ''Ladies in the Laboratory II: West European Women in Science, 1800-1900: A Survey of Their Contributions to Research''], Maryland, 2004, 101-104. |
Revision as of 16:10, 18 June 2014
Plantkundige, geboren op 7 april 1782 in Malmédy (aanvankelijk Zuidelijke Nederlanden, later Pruissische Rijk) en daar gestorven op 14 januari 1865.
Biografie
Libert groeide op in Malmédy in een gegoed middenklassegezin met twaalf kinderen. Haar vader was burgemeester van het dorpje. Moeder Libert, de dame Marie-Jean Dubois, was evenals haar man geletterd. Liberts’ ouders projecteerden voor hun intelligente dochter een toekomst in het leerlooiersbedrijf dat zij leidden en voorzagen daarom in onderricht voor haar. Op de leeftijd van twaalf jaar werd Libert op kostschool in het Duitse Prüm gestuurd, om er haar vaardigheden in Duits en rekenen te ontwikkelen. Ze leerde er ook de viool bespelen. Eens terug in haar geboortestad begon de jonge vrouw zich steeds actiever voor plantkunde te interesseren. Tijdens de momenten die ze niet in de zaak van haar ouders en broers doorbracht, maakte ze verzameltochten in de streek rond Malmédy, vergezeld van een meid. Wat ze vond bestudeerde ze aan de hand van werken van onder meer Dodoens. Ze onderhield ook een kleine tuin waar ze levende specimens van haar vondsten verzamelde.
Via via – hoe is niet duidelijk – kwam Libert in contact met de arts en plantkundige Alexandre Lejeune. Lejeune moest in opdracht van de prefect een inventaris van de flora van het Ourthedepartement opstellen.[1] Lejeune schakelde de aspirant-botaniste in zijn verzamel- en oogstexpedities in en begeleidde haar door het aandragen van wetenschappelijke literatuur, aldus Liberts biografen. Hoe de precieze intellectuele verhouding tussen beide botanisten was is niet duidelijk. Necrologische notities over Lejeune en Libert omschrijven Lejeune steevast als Liberts leermeester.[2] Lejeune nam Liberts onderzoek in ieder geval op in zijn Flore des environs de Spa. In dit meerdelig werk, dat tussen 1811 en 1813 verscheen, zijn alle beschrijvingen van planten uit de streek rond Malmédy gebaseerd op onderzoek van Libert. Libert ontdekte bovendien een aantal nieuwe rozen- en bramensoorten.Cite error: Closing </ref>
missing for <ref>
tag En in een latere gedrukte versie van het reisverslag vatte hij zijn lof samen als: « Mlle Libert, de Malmedy, qui, dans un séjour si éloigné de toute instruction, s’est livrée à l’étude de l’histoire naturelle de son pays avec un zèle et un talent d’autant plus digne d’éloges, que ses succès n’ont nullement altéré la modestie et la naïveté de son esprit. »[3] Het contact tussen de Candolle en Libert hield stand in de vorm van briefverkeer – meestal met Lejeune als tussenpersoon – uitwisselingen van plantenspecimens en informatie, en het wederzijds verlenen van gunsten.[4]
Het was de Candolle die, aldus Edouard Morren, de jonge Libert in de richting van het sporenplantenonderzoek geloodst zou hebben. Cryptogamen vormden voor de regio van Malmédy op dat moment een onontgonnen studieterrein. Libert wijdde de rest van haar plantkundige carrière aan deze organismes. Morren schreef hierover, met enige zin voor pathetiek, dat Libert zich zo volledig aan de studie van haar nieuwe domein overgaf dat ze “verzaakte aan de zachte geneugten van het huwelijksleven, als het ware om zo een nog waardiger vertegenwoordiger van deze plantengroep te zijn.”Cite error: Closing </ref>
missing for <ref>
tag, en het nieuwe genre inoconia (uit de byssineafamilie). Ze stelde ook een zeer bondige notitie van het genre van de asteroma op. Tussen 1830 en 1837 verscheen ten slotte haar magnum opus, een lijvig werk in vier volumes over de cryptogamen van de Ardennen. De publicatie zette haar naam als plantkundige internationaal op de kaart. Verschillende genootschappen eerden haar en de Pruissische keizer Friedrich-Wilhelm liet haar een gouden medaille voor haar verdiensten overhandigen.
Hoewel ze haar leven lang steeds plantkundig onderzoek uitvoerde, schoof Liberts interesse vanaf de jaren 1840 geleidelijk naar de minder fysisch inspannende studie van Latijnse taalkunde en literatuur, geschiedschrijving en linguïstiek. Libert was het eerste vrouwelijk lid van de Société Royale de Botanique de Belgique – maar omdat Malmédy vanaf 1815 officieel tot Pruissisch gebied behoorde kon ze enkel membre associé worden. Ze bezat ook lidmaatschappen van een groot aantal andere Belgische genootschappen zoals de Société des sciences naturelles de Liège, de Société royale des sciences médicales et naturelles de Bruxelles en van genootschappen in Duitsland, Luxemburg en Frankrijk. Libert onderhield contacten met wetenschappers in Frankrijk, Groot-Brittannië, Duitsland en België. In 1836 zetelde ze als unaniem verkozen voorzitter van de sectie Sciences naturelles op het Congrès scientifique in Luik. Het genre Libertia in de familie van de Iridaceae werd naar haar vernoemd.
Het herbarium van Libert werd na haar dood aan de [[Rijksplantentuin verkocht.
Publicaties
Du Mortier geeft in zijn necrologische notitie een lijst van publicaties van de hand van Libert:,"Notice sur Mlle M.-A. Libert", 410-411.
Bibliografie
- Du Mortier,"Notice sur Mlle M.-A. Libert", in: Bulletin de la Société Royale de Botanique de Belgique, 4 (1865), 403-410.
- Morren, Edouard, « Prologue à la mémoire de Marie-Anne Libert », in: Belgique horticole, 18 (1868), v-xv.
- CRÉPIN, François,"Libert, (Marie-Anne)", in : Biographie Nationale, deel 12, 1892-1893, kol. 91-94.
- Lawalrée, A., Lambinon, J., F. Demaret en Lang, M., Marie-Anne Libert (1782-1865): Biographie, généalogie, bibliographie, Malmedy, 1965.
- Creese, Mary en Creese Thomas, Ladies in the Laboratory II: West European Women in Science, 1800-1900: A Survey of Their Contributions to Research, Maryland, 2004, 101-104.