Difference between revisions of "De Belgische nooduniversiteit van Amersfoort (1915)"
m (→Het einde van de "pop up" universiteit) |
m |
||
Line 10: | Line 10: | ||
<br/> | <br/> | ||
=== <font color="DC143C">Belgen op de vlucht</font>=== | === <font color="DC143C">Belgen op de vlucht</font>=== | ||
− | <br/>Na de Duitse inval in België in 1914 vluchtte zowat één miljoen Belgen, burgers en militairen naar Nederland, dat al die tijd neutraal was gebleven.<ref>Ongeveer honderdduizend van deze vluchtelingen bleven tot het einde van de oorlog.</ref> In overeenstemming met het Vredesverdrag van Den Haag uit 1907 werden zij er in kampen ondergebracht. De gevluchte soldaten kwamen in streng bewaakte interneringskampementen terecht. Voor burgers en familieleden van militairen waren er zogenaamde "vluchtoorden". De kampen lagen over het hele land verspreid. Het merendeel van de vluchtelingen, zo’n 19.000 mannen, vrouwen en kinderen strandde in Amersfoort. Die toevloed was zo enorm dat het bewonersaantal van het kalme provinciestadje er in één klap door verdubbelde. De militairen werden ondergebracht in het barakkenkamp van Soesterberg, Kamp Zeist genaamd. Voor de familie van de militairen werden in de omtrek drie nederzettingen van houten huisjes gebouwd, Albertsdorp, Elisabethdorp en Nieuwdorp. Amersfoort was daarmee het grootste opvangcentrum voor Belgische asielzoekers. | + | [[file:studenten amersfoort.png|450px|thumb|left|'''De Belgische geïnterneerde studenten van Amersfoort, 1914-1915.''' <small>Bron: [http://www.archiefeemland.nl/collectie/fotos/detail?id=2d592456-dc46-11df-a9e7-7590f0316edd Collectie Archief Eemland.]</small>]]<br/>Na de Duitse inval in België in 1914 vluchtte zowat één miljoen Belgen, burgers en militairen naar Nederland, dat al die tijd neutraal was gebleven.<ref>Ongeveer honderdduizend van deze vluchtelingen bleven tot het einde van de oorlog.</ref> In overeenstemming met het Vredesverdrag van Den Haag uit 1907 werden zij er in kampen ondergebracht. De gevluchte soldaten kwamen in streng bewaakte interneringskampementen terecht. Voor burgers en familieleden van militairen waren er zogenaamde "vluchtoorden". De kampen lagen over het hele land verspreid. Het merendeel van de vluchtelingen, zo’n 19.000 mannen, vrouwen en kinderen strandde in Amersfoort. Die toevloed was zo enorm dat het bewonersaantal van het kalme provinciestadje er in één klap door verdubbelde. De militairen werden ondergebracht in het barakkenkamp van Soesterberg, Kamp Zeist genaamd. Voor de familie van de militairen werden in de omtrek drie nederzettingen van houten huisjes gebouwd, Albertsdorp, Elisabethdorp en Nieuwdorp. Amersfoort was daarmee het grootste opvangcentrum voor Belgische asielzoekers. |
<br/>Het lot van de vluchtelingen was weinig benijdenswaardig. In de houten barakken leefde men dicht opeen. Nederlandse burgers konden niet altijd evenveel begrip voor de Belgische vluchtelingen opbrengen. Voor hen betekende de toestroom van asielzoekers en extra druk op de toch al magere rantsoenen. De kampbewoners werden streng in de gaten gehouden. Nederland zag er nauw op toe dat haar neutraliteitsstatuut niet in het gedrang kwam. Toen in Kamp Zeist op 3 december 1914 een opstand uitbrak naar aanleiding van de woekerprijzen op tabak en drank, werd die door de Nederlandse kampbewakers neergeslagen. Acht kampbewoners lieten hierbij het leven. | <br/>Het lot van de vluchtelingen was weinig benijdenswaardig. In de houten barakken leefde men dicht opeen. Nederlandse burgers konden niet altijd evenveel begrip voor de Belgische vluchtelingen opbrengen. Voor hen betekende de toestroom van asielzoekers en extra druk op de toch al magere rantsoenen. De kampbewoners werden streng in de gaten gehouden. Nederland zag er nauw op toe dat haar neutraliteitsstatuut niet in het gedrang kwam. Toen in Kamp Zeist op 3 december 1914 een opstand uitbrak naar aanleiding van de woekerprijzen op tabak en drank, werd die door de Nederlandse kampbewakers neergeslagen. Acht kampbewoners lieten hierbij het leven. | ||
Line 46: | Line 46: | ||
<br/>Ook voor wetenschapsvakken was ruimte op het curriculum: algemene scheikunde, organische en anorganische scheikunde, dierkunde, experimentele fysica, voedingsleer, sterrenkunde, hogere algebra, analytische en beschrijvende meetkunde, differentiaalrekeningen, materiaalweerstand en elektriciteit. Het is niet duidelijk of de hoogleraren voor deze vakken de nodige instrumenten en materialen voorhanden hadden. Ook is het onzeker of de scheikundedocenten konden gebruikmaken van een laboratorium of dat ze zich dienden te beperken tot gedachtenexperimenten en theoretische uiteenzettingen. Studieboeken waren er wel voorhanden: verschillende Nederlandse universiteitsbibliotheken stonden werken af of leenden ze uit. Ook de stadsbibliotheek van Amersfoort stelde werken ter beschikking. Hoogleraren deden gulle schenkingen uit hun private collectie. De solidariteitsactie was goed voor meer dan duizend volumes. Door tussenkomst van de Utrechtse Studentenafdeling van het Algemeens Nederlandsch Verbond was het onderwijs kosteloos. | <br/>Ook voor wetenschapsvakken was ruimte op het curriculum: algemene scheikunde, organische en anorganische scheikunde, dierkunde, experimentele fysica, voedingsleer, sterrenkunde, hogere algebra, analytische en beschrijvende meetkunde, differentiaalrekeningen, materiaalweerstand en elektriciteit. Het is niet duidelijk of de hoogleraren voor deze vakken de nodige instrumenten en materialen voorhanden hadden. Ook is het onzeker of de scheikundedocenten konden gebruikmaken van een laboratorium of dat ze zich dienden te beperken tot gedachtenexperimenten en theoretische uiteenzettingen. Studieboeken waren er wel voorhanden: verschillende Nederlandse universiteitsbibliotheken stonden werken af of leenden ze uit. Ook de stadsbibliotheek van Amersfoort stelde werken ter beschikking. Hoogleraren deden gulle schenkingen uit hun private collectie. De solidariteitsactie was goed voor meer dan duizend volumes. Door tussenkomst van de Utrechtse Studentenafdeling van het Algemeens Nederlandsch Verbond was het onderwijs kosteloos. | ||
− | <br/>[[ | + | <br/>[[File:Bothtstraat Pieter Gezicht op 't Plantsoen.png|390px|left|thumb|Zicht op het universiteitsgebouwtje vanuit de Pieter Bothstraat. Bron: Collectie Ton Blom.]]Bij de redactie van het lesrooster was geen disciplinaire afbakening gevolgd, stelde Collard. De kennis die voorhanden was had het uizicht van het rooster bepaald. Toch bevatte het curriculum volgens hem de universele aspiraties van een universitaire opleiding. De vakken waren "des études que tout lettré ne peut ignorer". Meer nog dan een wetenschappelijke vorming hadden de lessen in de ogen van Collard, een moraliserende functie. Ze verstrooiden de bannelingen en hielden de emotionele band met het thuisland in stand. De lessen zouden namelijk hun herinneringen aan de colleges van hun “grands maîtres” voor de oorlog doen herleven. Bovenal moest de intellectuele toewijding van de jongens fungeren als een baken tegen de zedelijke verloedering van de oorlog. |
<br/>Maar de universiteit was voor Collard op nog een manier interessant, zo schreef hij in zijn brochure ''L'université belge d'Amersfoort'' (1915). Het bood hem namelijk een unieke kans voor een proefproject: een onderwijsprogramma gebaseerd op totale vrijheid. Die vrijheid, aldus Collard, kwam de hoogleraren ten goede. Zij konden zelf hun leerstoel creëren en hun les vrij invullen, ongehinderd door handboeken, tradities en lesschema’s. Absolute vrijheid was er ook voor de student, stelde de hoogleraar. Deze hoefde geen examens of ingangsproeven af te leggen en kon naar smaak uit alle lessen kiezen. De universitaire studie was zo niet langer slechts een opstap naar een broodwinning, vond Collard. Wetenschap werd nu waardevol op zich, terwijl de beloning van studie in de verworven kennis zelf lag. Collards beschrijving stond in schril contrast met de realiteit van de nooduniversiteit, die boeken en materiaal ontbeerde en waar hoogleraren én studenten in ballingschap leefden. Het is duidelijk dat Collard het beste probeerde te maken van de grauwe omstandigheden waarin hij leefde. De Universiteit was in die zin misschien vooral een vluchtoord uit de onvrije werkelijkheid van elke dag. | <br/>Maar de universiteit was voor Collard op nog een manier interessant, zo schreef hij in zijn brochure ''L'université belge d'Amersfoort'' (1915). Het bood hem namelijk een unieke kans voor een proefproject: een onderwijsprogramma gebaseerd op totale vrijheid. Die vrijheid, aldus Collard, kwam de hoogleraren ten goede. Zij konden zelf hun leerstoel creëren en hun les vrij invullen, ongehinderd door handboeken, tradities en lesschema’s. Absolute vrijheid was er ook voor de student, stelde de hoogleraar. Deze hoefde geen examens of ingangsproeven af te leggen en kon naar smaak uit alle lessen kiezen. De universitaire studie was zo niet langer slechts een opstap naar een broodwinning, vond Collard. Wetenschap werd nu waardevol op zich, terwijl de beloning van studie in de verworven kennis zelf lag. Collards beschrijving stond in schril contrast met de realiteit van de nooduniversiteit, die boeken en materiaal ontbeerde en waar hoogleraren én studenten in ballingschap leefden. Het is duidelijk dat Collard het beste probeerde te maken van de grauwe omstandigheden waarin hij leefde. De Universiteit was in die zin misschien vooral een vluchtoord uit de onvrije werkelijkheid van elke dag. |
Revision as of 14:06, 4 December 2014
Van januari tot november 1915, zolang bestond ze slechts: de Belgische universiteit van Amersfoort. Een universiteit op Nederlandse bodem, speciaal voorbehouden voor gevluchte Belgen. Terwijl in hun vaderland universiteiten en hogescholen één na één de poorten sloten, konden Belgische geïnterneerde studenten in Nederland college volgen in een universiteitje dat speciaal voor hen was opgericht.
Belgen op de vluchtNa de Duitse inval in België in 1914 vluchtte zowat één miljoen Belgen, burgers en militairen naar Nederland, dat al die tijd neutraal was gebleven.[1] In overeenstemming met het Vredesverdrag van Den Haag uit 1907 werden zij er in kampen ondergebracht. De gevluchte soldaten kwamen in streng bewaakte interneringskampementen terecht. Voor burgers en familieleden van militairen waren er zogenaamde "vluchtoorden". De kampen lagen over het hele land verspreid. Het merendeel van de vluchtelingen, zo’n 19.000 mannen, vrouwen en kinderen strandde in Amersfoort. Die toevloed was zo enorm dat het bewonersaantal van het kalme provinciestadje er in één klap door verdubbelde. De militairen werden ondergebracht in het barakkenkamp van Soesterberg, Kamp Zeist genaamd. Voor de familie van de militairen werden in de omtrek drie nederzettingen van houten huisjes gebouwd, Albertsdorp, Elisabethdorp en Nieuwdorp. Amersfoort was daarmee het grootste opvangcentrum voor Belgische asielzoekers.
Intellectuele solidariteitsoproep
Naar de les onder bewaking
Aanvankelijk was het Collards idee om de geïnterneerde studenten in de nabijgelegen universiteit van Utrecht college te laten lopen. Het Nederlandse Ministerie van Oorlog blokte dit voorstel echter af, omdat Utrecht een vesting was. Ook de Belgische overheid, die in de plannen betrokken was, kantte zich tegen het idee. Zij wilde vermijden dat jonge Belgen vriendschapsbanden met de Nederlandse studenten zouden smeden. Dit zou namelijk de motivatie om na de oorlog naar België terug te keren afzwakken. Begin december was de kogel door de kerk. De Amersfoortsche Courant meldde dat de overheid in Amersfoort, de “Belgenstad”, lokalen ter beschikking zouden stellen. De ingetekende studenten, die zich overal in het land bevonden, werden op 2 januari 1915 naar Kamp Zeist gevoerd. Ze werden allen samen in dezelfde kazerne ondergebracht. Zij zouden elke dag onder gewapende begeleiding naar Amersfoort-stad pendelen om les te volgen.
Kennis als baken tegen de oorlog
Bij de redactie van het lesrooster was geen disciplinaire afbakening gevolgd, stelde Collard. De kennis die voorhanden was had het uizicht van het rooster bepaald. Toch bevatte het curriculum volgens hem de universele aspiraties van een universitaire opleiding. De vakken waren "des études que tout lettré ne peut ignorer". Meer nog dan een wetenschappelijke vorming hadden de lessen in de ogen van Collard, een moraliserende functie. Ze verstrooiden de bannelingen en hielden de emotionele band met het thuisland in stand. De lessen zouden namelijk hun herinneringen aan de colleges van hun “grands maîtres” voor de oorlog doen herleven. Bovenal moest de intellectuele toewijding van de jongens fungeren als een baken tegen de zedelijke verloedering van de oorlog.
"Elle restera l’une des institutions les plus originales et le plus touchantes que les graves évènements dont nous sommes les témoins, auront fait surgir sur le sol accueillant et hospitalier de la Hollande." (Collard)[10]
Het einde van de "pop up" universiteit
|
Bibliografie
- Collard, F., L’université belge d’Amersfoort, 1915.
- diverse gedigitaliseerde krantenartikels op Archief Eemland, onder meer:
- "Professor dr. A. K. Noyons uit Leuven hier te lande", in: De Tijd, 19 nov. 1914, 1.
- Schrijnen, Joseph, "Aan de Belgische professoren en studenten vertoevende in Nederland", in: De Tijd, 19 nov. 1914, 1.
- Schrijnen, Joseph, "Aan de Belgische professoren en studenten vertoevende in Nederland", in:Amersfoortsche Courant, 21 nov. 1914, 2.
- "Geïnterneerde Belgische studenten", in: Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander, 12 jan. 1915, 4.
- [Naamloze melding], in: Amersfoortsche Courant, 3 dec. 1914, 2.
- [Naamloze melding], in: Nieuwe Amersfoortsche Courant, 20 jan. 1915, 2.
- "Geïnterneerdenuniversiteit"", in: Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander, 17 juni 1915, 3.
- "De Belgische studenten", in: Amersfoortsch Dagblad/ De Eemlander, 11 nov. 1915, 4.
- "Een Belg over Amersfoort", in: Amersfoortsch Dagblad/ De Eemlander, 3 nov.1914, 4.
- "Belg. Universiteit", in: De Eembode, 8 okt. 1915, 2.
- Coorde, Kris, 10 oktober 1918: Belgen vluchten naar Nederland (deel 2/2). Na de val van Antwerpen, geraadpleegd op 12/11/2014.
- De Borger, Ariane, De herinneringen van Peter, geraadpleegd 30 nov. 2014.
- Lippkes, Jeff, Rehearsals: The German Army in Belgium, August 1914, Leuven, 2007.
- “In memoriam Prof. dr. A. K. M. Noyons (1878-1941)”, in: Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 1941.
- Mohrmann, C., “Schrijnen, Joseph Charles François Hubert (1869-1938)”, in: Biografisch Woordenboek van Nederland.
- Aerts, A., Collard, François Louis Ghislain, in: Nationaal biografisch woordenboek, 1 (1964), 319-321.
Noten
<references>- ↑ Ongeveer honderdduizend van deze vluchtelingen bleven tot het einde van de oorlog.
- ↑ Pas vanaf midden 1915 werd het de Belgische militairen toegestaan om werk te zoeken buiten de kampen.
- ↑ Een eerdere poging om de Leuvense leergangen vanuit de universiteit van Cambridge herop te starten werd gestaakt omwille van een gebrek aan studenten en professoren. Een gelijkaardig aanbod van de University of Oxford werd om dezelfde redenen afgewezen.
- ↑ Ook zowat honderd niet-geïnterneerde Belgische studenten meldden zich aan. Voor hen kon onderwijs worden geregeld aan de universiteit van Utrecht. De niet-geïnterneerde ingenieursstudenten trokken richting de Technische Hogeschool van Delft.
- ↑ De hoogleraar letterkunde Fernand Séverin uit Gent en de docent van de Antwerpse Handelshogeschool Deschamps, de Luikse hoogleraar Van der Linden en de Leuvense De Muynck meldden zich aanvankelijk ook aan, evenals Frans van Cauwelaert, maar hun namen staan niet meer vermeld op de uiteindelijk lijst van professoren.
- ↑ De allereerste lessen vonden nog plaats in de infanteriekazerne van Amersfoort.
- ↑ Schriftelijke bronnen over de exacte locatie van de nooduniversiteit zijn niet meer terug te vinden. En het vermeend pand werd in de jaren 1970 afgebroken.
- ↑ Aan Belgische zijde: majoor A. Rabozée, kapitein E. Baudelet en kapitein P. Gillet (Koninklijke Militaire School), Victorien Antoine, François Collard en Albert Michotte (Universiteit van Leuven), Leo van Puyvelde (Universiteit van Gent), F. Sterkens (Atheneum van Gent), L. Halkin en Ch. Wauters (Universiteit van Luik) en Jules Verschaffelt (Universiteit van Brussel)). Aan Nederlandse zijde: generaal majoor G. H. Knel, eerste lieutenant H. V. J. van Stockum, lieutenant G. Blutz, Rector Herman Snellen, J. Th. Beysens, E. Kruisinga, J. W. Muller, J. F. Niermeyer, H. F. Nierstrasz, A. A. Nijland, C. A. Pekelharing, P. Van Romburg, Joseph Schrijnen, D. Simons t) en Th. Strengers (lector) (Universiteit Utrecht),M. Van Overeen (middelbare school Utrecht), J. Polak (Expert boekhouder Rotterdam), J. Eggen (Universiteit Amsterdam), A. Halberstadt (leraar gymnasium Amersfoort), J. G. Volmers (Polytechnisch school Delft, Den Haag) en B. Missiaen (doctor in politieke wetenschappen).
- ↑ In België bestond op dit moment nog geen traditie van Nederlandstalig hoger onderwijs. De medewerking van Nederlandse hoogleraren leidde ertoe dat een deel van de lessen in het Nederlands werden gegeven.
- ↑ Collard, F., L’université belge d’Amersfoort, 1915, 19.