Difference between revisions of "Raignier, Albert (1904-2002)"
(→Biografie) |
|||
Line 2: | Line 2: | ||
[[category:Wetenschappers]][[category:Geboorte 1901-1925]] [[category:Biologen]][[category: Entomologen]][[category: Professor aan de KUL]][[category:Professoren]][[category: Professor aan de Universiteit Lovanium]] [[category:Vulgarisatie van de wetenschappen]] | [[category:Wetenschappers]][[category:Geboorte 1901-1925]] [[category:Biologen]][[category: Entomologen]][[category: Professor aan de KUL]][[category:Professoren]][[category: Professor aan de Universiteit Lovanium]] [[category:Vulgarisatie van de wetenschappen]] | ||
− | [[category: Wetenschapsfilosofie]] | + | [[category: Wetenschapsfilosofie]][[category: Antropologen]] |
===Biografie=== | ===Biografie=== |
Revision as of 12:39, 30 September 2010
Entomoloog, bioloog en priester, geboren te Oostakker op 4 januari 1904 en overleden te Heverlee op 24 april 2002.
Biografie
Albert Raignier werd geboren te Oostakker op 4 januari 1904. Hij studeerde Latijns-Grieks aan het O.L.V.-College te Antwerpen.
In 1922 trad hij toe tot de Orde van de Jezuïeten, waar hij eerst in Drongen het noviciaat volgde. Hij studeerde hier ook de klassieke filologie en de ascetica. Na zijn legerdienst volgde hij in 1926 de opleiding filosofie te Oudenbos (NL). Deze opleiding rondde hij af in 1930, waarna hij één jaar leraar-surveillant was aan het Sint-Barbara College in Gent. Vanaf 1931 studeerde hij, nog steeds binnen zijn Jesuieten-opleiding, natuurwetenschappen aan de Universiteit van Leuven. Hij zette deze studies voort aan de Universiteiten van Amsterdam en Utrecht.
Hij vervolgde zijn studie theologie van 1933 tot 1937 aan de Universiteit van Leuven. In 1936 werd hij tot priester gewijd.
Hij doceerde biologie en scheikunde van 1938 tot 1940 te Egenhoven-Heverlee (Filosofisch en Theologisch College der Sociëteit Jezus), dit College werd wegens de oorlogsomstandigheden tot in 1942 verplaatst naar Turnhout. Vanaf 1943 doceerde hij dezelfde vakken, maar nu ook antropologie aan de Universiteit van Leuven.
In 1946 werd hij doctor in de Wijsbegeerte.
In de periode 1949-1950 was hij op studiezending naar Belgisch Congo, waar hij op verzoek van het IWOCA en het INEAC - NILCO Afrikaanse mieren en trekmieren ging bestuderen. Na zijn terugkeer, doceerde hij vanaf 1950 afwisselend biologie en antropologie te Egenhoven-Heverlee en te Leuven. Hij bleef doceren aan de Universiteit Lovanium in Congo.
Na 1958 werd zijn doceeropdracht beperkt tot België in het filosofaat van de Jezuiëten te Leuven, namelijk als professor, nog steeds voor de vakken biologie en antropologie. In 1967 ging deze opdracht over in een professoraat voor dezelfde vakken aan het Centrum voor Kerkelijke Studies te Leuven.
In 1982 werd hij binnen de Orde van de Jezuïeten toegelaten tot het emeritaat.
Hij werd op 8 oktober 1955 corresponderend lid van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor wetenschappen en kunsten, werkend lid op 20 september 1958 en erelid in 1972. Hij was in 1952 laureaat ARB.
Hij was bestuurslid van de Belgische Entomologische Vereniging. Hij was mede-oprichter en redactielid van het internationale tijdschrift Insectes sociaux. Hij was lid van het bestuurscomité en secretaris voor de Benelux van de Union internationale pour l’étude des Insectes sociaux. Ook was hij redactielid van het tijdschrift Streven.
Hij was commandeur in de Leopoldsorde (1961) en Grootofficier in de Kroonorde (1967).
Hij overleed te Heverlee op 24 april 2002.[1]
Werken
Hij was een bioloog met onderzoek naar het gedrag, de ecologie, de koloniestichting van inlandse en Afrikaanse mieren en de warmte-economie van bosmieren. [2]
Hij deed niet enkel labo-observaties, maar ook veldobservaties, zelfs voor langere periodes. Hij bestudeerde gedurende 35 jaar hetzelfde reuzenmierennest van bosmieren, nabij Godinne.
Vulgarisatie van zijn kennis over mieren
Hij schreef het standaardwerk Het leven der mieren, het eerste deel verscheen in 1940, de twee volgende delen in 1950. Het boek werd vertaald in het Frans en het Italiaans. Hij gaf op een regelmatige basis voordrachten.
Filosofische beschouwingen
Hij legde zich ook toe op filosofische beschouwingen over de relaties tussen wetenschap, maatschappij en geloof. Hij wou dan ook een band leggen tussen wetenschap en geloof. Hij poogde om wetenschap en religie te verzoenen of een duidelijke band ertussen te leggen. Enkele publicaties over dit onderwerp: Le problème de la vie et les courants modernes en biologie théorique (1939), De Encycliek Humani Generis (1951) en Evolutie en wereldbeschouwing. [3]
Publicaties
- Hoe vinden de mieren de weg, 1927
- Lijst met publicaties catalogus KBR geconsulteerd op 28/09/2010 om 14u20.
- Lijst met publicaties catalogus Ugent geconsulteerd op 28/09/2010 om 14u20.
- Aangelegde collectie door Albert Raignier en Van Boven in het Museum voor Midden-Afrika geconsulteerd op 28/09/2010 om 14u30.
Bibliografie
- D., Thys Van den Audenaerde, "In memoriam Albert Raignier", In:Jaarboek 2002, Brussel: KVAB, p. 149-154.
Nota’s
- ↑ D., Thys Van den Audenaerde, "In memoriam Albert Raignier", In:Jaarboek 2002, Brussel: KVAB, p. 149-154.
- ↑ "Albert Raignier", In: De Koninklijke Vlaamse Academie van België voor wetenschappen en kunsten en haar leden, Koninklijke Vlaamse Academie van België voor wetenschappen en kunsten, 2010, p.213-214.
- ↑ D., Thys Van den Audenaerde, "In memoriam Albert Raignier", In:Jaarboek 2002, Brussel: KVAB, p. 149-154.