Difference between revisions of "Crépin, François (1830-1903)"
(→Werken) |
|||
Line 18: | Line 18: | ||
===Werken=== | ===Werken=== | ||
− | Hij maakte zich van kindsbeen af vertrouwd met de planten uit de omgeving van Rochefort, en later met die van heel België. In 1853 publiceerde de Academie zijn eerste werk, over een hybride ''Galeopsis''. Hij correspondeerde met vrijwel iedereen die belangstelling toonde voor de Belgische flora en adapteerde voor ons land de ''Synopsis analytique de la flore des environs de Paris'' (1845) van Ernest Cosson (1819-1889) en Ernest Germain (1815-1882). Hij publiceerde deze adaptatie onder de titel ''Manuel de la Flore de Belgique''. Het was een uitstekend werkinstrument voor alle kenners van flora; het werk kende dan ook vijf uitgaven.<ref>Lawalrée, André, [http://www.dbnl.org/tekst/hall014gesc02_01/hall014gesc02_01_0022.php "De plantkunde"], In: {{Halleux 2}}, p. 247.</ref> Het bezorgde Crépin in 1861 een benoeming tot leraar plantkunde aan de Gentse Ecole d'horticulture.<ref>Lawalrée, André, [http://www.dbnl.org/tekst/hall014gesc02_01/hall014gesc02_01_0022.php "De plantkunde"], In: {{Halleux 2}}, p. 248.</ref> <br/> | + | Hij maakte zich van kindsbeen af vertrouwd met de planten uit de omgeving van Rochefort, en later met die van heel België. In 1853 publiceerde de Academie zijn eerste werk, over een hybride ''Galeopsis''. Hij correspondeerde met vrijwel iedereen die belangstelling toonde voor de Belgische flora en adapteerde voor ons land de ''Synopsis analytique de la flore des environs de Paris'' (1845) van Ernest Cosson (1819-1889) en Ernest Germain (1815-1882). Hij publiceerde deze adaptatie onder de titel ''Manuel de la Flore de Belgique''. Het was een uitstekend werkinstrument voor alle kenners van flora; het werk kende dan ook vijf uitgaven.<ref> Lawalrée, André, [http://www.dbnl.org/tekst/hall014gesc02_01/hall014gesc02_01_0022.php "De plantkunde"], In: {{Halleux 2}}, p. 247.</ref> Het bezorgde Crépin in 1861 een benoeming tot leraar plantkunde aan de Gentse Ecole d'horticulture.<ref> Lawalrée, André, [http://www.dbnl.org/tekst/hall014gesc02_01/hall014gesc02_01_0022.php "De plantkunde"], In: {{Halleux 2}}, p. 248.</ref> <br/> |
Hij schreef talloze werken over de actuele vaatflora van België alsook over het geslacht ''Rosa'', zijn grote specialiteit. Zijn eigen herbarium wilde rozen, één van de schatten van de Nationale Plantentuin, telt circa 43.000 specimens.<br/> | Hij schreef talloze werken over de actuele vaatflora van België alsook over het geslacht ''Rosa'', zijn grote specialiteit. Zijn eigen herbarium wilde rozen, één van de schatten van de Nationale Plantentuin, telt circa 43.000 specimens.<br/> | ||
Aan het Natuurhistorisch Museum publiceerde hij zeven werken over de paleobotanica.<ref> Lawalrée, André, [http://www.dbnl.org/tekst/hall014gesc02_01/hall014gesc02_01_0022.php "De plantkunde"], In: {{Halleux 2}}, p. 249.</ref><br/> | Aan het Natuurhistorisch Museum publiceerde hij zeven werken over de paleobotanica.<ref> Lawalrée, André, [http://www.dbnl.org/tekst/hall014gesc02_01/hall014gesc02_01_0022.php "De plantkunde"], In: {{Halleux 2}}, p. 249.</ref><br/> |
Revision as of 13:45, 15 February 2012
Botanicus en directeur van de Rijksplantentuin, geboren te Rochefort op 30 oktober 1830 en overleden te Brussel op 30 april 1903.
Biografie
François Crépin werd geboren te Rochefort op 30 oktober 1830. Hij ontving thuis les van een privé-leraar, Romain Beaujean.[1]
Hij ontving geen academische opleiding. In 1849 nam hij deel aan een ingangsexamen en slaagde hiervoor. Hij trad in dienst van het registratiekantoor in Namen. Zijn interesse lag echter in de plantkunde. Beaujean, zijn privé-leraar speelde hierin een belangrijke rol.[2]
Hij trok van 1852 tot 1860 door België, meer bepaald door de provincies Namen, Luxemburg en Luik. Hij verzamelde planten en analyseerde deze.[3]
In 1861 werd hij docent plantkunde aan de Gentse Ecole d'horticulture. In 1872 werd hij verkozen tot conservator van de pas opgerichte afdeling plantenpaleontologie van het Koninklijk Natuurhistorisch Museum te Brussel.[4] Als conservator onderzocht en classificeerde hij plantenfossielen, startte hij nieuw onderzoek op en hernam hij het onderzoek naar geologische afzettingen.[5]
In 1875 werd hij aangesteld als secretaris van Édouard-François Dupont, die op dat moment directeur was van zowel de Rijksplantentuin als het Koninklijk Natuurhistorisch Museum.[6] Op 31 maart 1876 werd hij directeur van de Rijksplantentuin, een functie die hij behield tot aan zijn pensioen in 1901.[7] In het eerste jaar van zijn directeurschap werd de herbariumzaal gerenoveerd. Het werd het centrum van het wetenschappelijk onderzoek aan de Rijksplantentuin.[8] Hij was ook verantwoordelijk voor het opnemen van het herbarium van Von Martius in de collectie van de Rijksplantentuin.[9] Onder zijn invloed werd er aan de Rijksplantentuin begonnen met de studie van de flora van Midden-Afrika.[10]
In 1879 maakte hij zijn eerste reis naar de Alpen. Hij deed aan alpinisme en ook hier verzamelde hij planten.[11] In het kader hiervan stichtte hij in 1883 de Club Alpin belge, waarvan hij tot aan zijn dood secretaris was.[12]
Op 16 december 1872 werd hij corresponderend lid van de Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique , effectief lid op 15 december 1875 en directeur van de Klasse Wetenschappen in 1888.
In 1862 was hij één van de stichters van de Société royale de botanique de Belgique. Hij slaagde erin om in de Société royale de botanique de Belgique zowel amateurs als professionele botanici samen te brengen.[13] Hij was vanaf 1866 secretaris van dit genootschap.
Daarnaast was hij ook stichtend lid van de Société belge de microscopie.[14]
Hij was ook lid van verschillende buitenlandse genootschappen, onder meer van de Nederlandsche Botanische Vereniging, van de Academia di Scienze, Lettre ed Arti van Palermo, van de Linnean Society of Londen, van de Royal Horticultural Society, van de Deutsche Botanische Gesellschaft, van de Botanischer Verein der Provinz Brandenburg, .van de Botaniske Forening, .... [15]
Hij werd in 1876 door de Koning benoemd tot Ridder in de Leopoldsorde. In december 1891 werd hij Officier in deze Orde.[16] In 1890 ontving hij de burgermedaille Eerste Klasse en in 1898 het Burgerkruis Eerste Klasse.[17]
De Crepinella (Araliaceae) werd naar hem genoemd.
Hij stierf te Brussel op 73-jarige leeftijd.
Werken
Hij maakte zich van kindsbeen af vertrouwd met de planten uit de omgeving van Rochefort, en later met die van heel België. In 1853 publiceerde de Academie zijn eerste werk, over een hybride Galeopsis. Hij correspondeerde met vrijwel iedereen die belangstelling toonde voor de Belgische flora en adapteerde voor ons land de Synopsis analytique de la flore des environs de Paris (1845) van Ernest Cosson (1819-1889) en Ernest Germain (1815-1882). Hij publiceerde deze adaptatie onder de titel Manuel de la Flore de Belgique. Het was een uitstekend werkinstrument voor alle kenners van flora; het werk kende dan ook vijf uitgaven.[18] Het bezorgde Crépin in 1861 een benoeming tot leraar plantkunde aan de Gentse Ecole d'horticulture.[19]
Hij schreef talloze werken over de actuele vaatflora van België alsook over het geslacht Rosa, zijn grote specialiteit. Zijn eigen herbarium wilde rozen, één van de schatten van de Nationale Plantentuin, telt circa 43.000 specimens.
Aan het Natuurhistorisch Museum publiceerde hij zeven werken over de paleobotanica.[20]
Publicaties
- Lijst met publicaties in: Durand, Théophile & Errera, Léo, "François Crépin", in: Annuaire ARB, jaargang 1906, p 178-190.
Bibliografie
- Durand, Théophile & Errera, Léo, "François Crépin", in: Annuaire ARB, jaargang 1906, p. 83-177.
- Lebrun, J., "François Crépin", In: Florilège des sciences en Belgique, 1968, p. 636-658.
- De Wildeman, R., "François Crépin", in: Biographie Nationale, vol. 30, kol. 296-299.
Nota’s
- ↑ Durand, Théophile & Errera, Léo, "François Crépin", in: Annuaire ARB, jaargang 1906, p. 85.
- ↑ Lebrun, J., "François Crépin", In: Florilège des sciences en Belgique, 1968, p. 639.
- ↑ Durand, Théophile & Errera, Léo, "François Crépin", in: Annuaire ARB, jaargang 1906, p. 92.
- ↑ Lawalrée, André, "De plantkunde", In: Robert Halleux, Geert Vanpaemel, Jan Vandersmissen en Andrée Despy-Meyer (red.), Geschiedenis van de wetenschappen in België 1815-2000, Brussel: Dexia, 2001, vol. 2, p. 249.
- ↑ Lebrun, J., "François Crépin", In: Florilège des sciences en Belgique, 1968, p. 646.
- ↑ Durand, Théophile & Errera, Léo, "François Crépin", in: Annuaire ARB, jaargang 1906, p. 112.
- ↑ Lawalrée, André, "De plantkunde", In: Robert Halleux, Geert Vanpaemel, Jan Vandersmissen en Andrée Despy-Meyer (red.), Geschiedenis van de wetenschappen in België 1815-2000, Brussel: Dexia, 2001, vol. 2, p. 249.
- ↑ Durand, Théophile & Errera, Léo, "François Crépin", in: Annuaire ARB, jaargang 1906, p. 114.
- ↑ De Wildeman, R., "François Crépin", in: Biographie Nationale, vol. 30, kol. 297.
- ↑ Lawalrée, André, "De plantkunde", In: Robert Halleux, Geert Vanpaemel, Jan Vandersmissen en Andrée Despy-Meyer (red.), Geschiedenis van de wetenschappen in België 1815-2000, Brussel: Dexia, 2001, vol. 2, p. 249.
- ↑ Durand, Théophile & Errera, Léo, "François Crépin", in: Annuaire ARB, jaargang 1906, p. 118.
- ↑ Durand, Théophile & Errera, Léo, "François Crépin", in: Annuaire ARB, jaargang 1906, p. 169.
- ↑ De Wildeman, R., "François Crépin", in: Biographie Nationale, vol. 30, kol. 296.
- ↑ Lebrun, J., "François Crépin", In: Florilège des sciences en Belgique, 1968, p. 655.
- ↑ Durand, Théophile & Errera, Léo, "François Crépin", in: Annuaire ARB, jaargang 1906, p. 170.
- ↑ Durand, Théophile & Errera, Léo, "François Crépin", in: Annuaire ARB, jaargang 1906, p. 169.
- ↑ Durand, Théophile & Errera, Léo, "François Crépin", in: Annuaire ARB, jaargang 1906, p. 170.
- ↑ Lawalrée, André, "De plantkunde", In: Robert Halleux, Geert Vanpaemel, Jan Vandersmissen en Andrée Despy-Meyer (red.), Geschiedenis van de wetenschappen in België 1815-2000, Brussel: Dexia, 2001, vol. 2, p. 247.
- ↑ Lawalrée, André, "De plantkunde", In: Robert Halleux, Geert Vanpaemel, Jan Vandersmissen en Andrée Despy-Meyer (red.), Geschiedenis van de wetenschappen in België 1815-2000, Brussel: Dexia, 2001, vol. 2, p. 248.
- ↑ Lawalrée, André, "De plantkunde", In: Robert Halleux, Geert Vanpaemel, Jan Vandersmissen en Andrée Despy-Meyer (red.), Geschiedenis van de wetenschappen in België 1815-2000, Brussel: Dexia, 2001, vol. 2, p. 249.