Difference between revisions of "Marchal, Élie (1839-1923)"
m (→Biografie) |
m (→Biografie) |
||
Line 6: | Line 6: | ||
<br/> | <br/> | ||
===Biografie=== | ===Biografie=== | ||
− | De jonge Marchal bracht zijn jeugd door in Ebly, Luxemburg. Hij liep school in Neufchâteau en daarna in Nijvel, waar hij het diploma van regent behaalde (1861). Hij werkte vervolgens als leraar in Virton, Ath, Visé en Maaseik. In Visé zette hij zijn eerste stappen in de studie van de plantkunde. Hij richtte er een botanische tuin en een herbarium op voor zijn leerlingen. Samen met zijn collega [[Apollon Hardy]], die bij [[Dumortier, Barthélémy-Charles-Joseph (1797-1878)| Barthélémy Du Mortier]] in de leer was geweest, ondernam Marchal verzameltochten in de wijde omgeving van de Maasvallei. Hardy introduceerde Marchal bovendien bij de [[Société royale de botanique de Belgique]], waar hij belangrijke contacten legde. In 1868 brachten de twee het werk ''Catalogue des plantes plus ou moins rares de la vallée de la Meuse, de Liége à Maestricht'' uit. De catalogus verscheen als onderdeel van het ''Bulletin van de Koninklijke Belgische Botanische Vereniging''. <ref>[http://biodiversitylibrary.org/page/3127294 Bulletin van de Koninklijke Belgische Botanische Vereniging], 7 (1868), nr. 3, 240-273.</ref> Onder meer onder invloed van de plantkundigen [[Cogniaux, Alfred (1841-1916)|Alfred Cogniaux]] en [[Piré, Louis-Alexandre-Henri-Joseph, (1827-1887)|Louis Piré]] ontwikkelde Marchal een expertise in de sporenplanten (cryptogamen), een tot dan toe onontgonnen studiegebied. In 1869 verscheen van zijn hand ''Les Muscinées des environs de Visé''.<ref> [http://biodiversitylibrary.org/page/3140469 "Les Muscinées des environs de Visé"] verscheen als onderdeel van ''Bulletin van de Koninklijke Belgische Botanische Vereniging'', 8 (1869), nr.2, 136-146.</ref>Marchals publicaties trokken de aandacht van gevestigde plantkundigen zoals [Morren, Charles-Jacques-Édouard (1833-1886)|Charles Morren]] en van de bestuursraad van de zopas heropgerichte [[Nationale plantentuin van België – Jardin botanique national de Belgique|Jardin botanique de Bruxelles]]. De aandacht resulteerde in 1872 (5 mei) in zijn benoeming tot adjunct-plantkundige (aide-naturaliste), samen met [[Martinis, Arthur (1837-1872)|Arthur Martinis]].<ref>Marchal was van 17 maart tot 5 mei tijdelijke adjunct-natuurkundige. Marchal was al enige tijd voor de benoeming bij de activiteiten van de Plantentuin betrokken: in opdracht van Crépin had hij de cryptogamen in het herbarium van de Botanische School nagezien.</ref> Marchal stond in voor de (her)organisatie van de Botanische Scholen, voor het herbarium van de sporenplanten, maar ook voor de boekhouding van de tuin. Hij onderhandelde in de aankoop van het herbarium [[Libert, Marie-Anne (1782-1865)|Libert]] en | + | De jonge Marchal bracht zijn jeugd door in Ebly, Luxemburg. Hij liep school in Neufchâteau en daarna in Nijvel, waar hij het diploma van regent behaalde (1861). Hij werkte vervolgens als leraar in Virton, Ath, Visé en Maaseik. In Visé zette hij zijn eerste stappen in de studie van de plantkunde. Hij richtte er een botanische tuin en een herbarium op voor zijn leerlingen. Samen met zijn collega [[Apollon Hardy]], die bij [[Dumortier, Barthélémy-Charles-Joseph (1797-1878)| Barthélémy Du Mortier]] in de leer was geweest, ondernam Marchal verzameltochten in de wijde omgeving van de Maasvallei. Hardy introduceerde Marchal bovendien in 1868 bij de [[Société royale de botanique de Belgique]], waar hij belangrijke contacten legde. In 1868 brachten de twee het werk ''Catalogue des plantes plus ou moins rares de la vallée de la Meuse, de Liége à Maestricht'' uit. De catalogus verscheen als onderdeel van het ''Bulletin van de Koninklijke Belgische Botanische Vereniging''. <ref>[http://biodiversitylibrary.org/page/3127294 Bulletin van de Koninklijke Belgische Botanische Vereniging], 7 (1868), nr. 3, 240-273.</ref> Onder meer onder invloed van de plantkundigen [[Cogniaux, Alfred (1841-1916)|Alfred Cogniaux]] en [[Piré, Louis-Alexandre-Henri-Joseph, (1827-1887)|Louis Piré]] ontwikkelde Marchal een expertise in de sporenplanten (cryptogamen), een tot dan toe onontgonnen studiegebied. In 1869 verscheen van zijn hand ''Les Muscinées des environs de Visé''.<ref> [http://biodiversitylibrary.org/page/3140469 "Les Muscinées des environs de Visé"] verscheen als onderdeel van ''Bulletin van de Koninklijke Belgische Botanische Vereniging'', 8 (1869), nr.2, 136-146.</ref> Marchals publicaties trokken de aandacht van gevestigde plantkundigen zoals [[Morren, Charles-Jacques-Édouard (1833-1886)|Charles Morren]] en van de bestuursraad van de zopas heropgerichte [[Nationale plantentuin van België – Jardin botanique national de Belgique|Jardin botanique de Bruxelles]]. De aandacht resulteerde in 1872 (5 mei) in zijn benoeming tot adjunct-plantkundige (''aide-naturaliste''), samen met [[Martinis, Arthur (1837-1872)|Arthur Martinis]].<ref>Marchal was van 17 maart tot 5 mei tijdelijke adjunct-natuurkundige. Marchal was al enige tijd voor de benoeming bij de activiteiten van de Plantentuin betrokken: in opdracht van Crépin had hij de cryptogamen in het herbarium van de Botanische School nagezien.</ref> Marchal stond in voor de (her)organisatie van de Botanische Scholen, voor het herbarium van de sporenplanten, maar ook voor de boekhouding van de tuin. Hij onderhandelde in de aankoop van het herbarium [[Libert, Marie-Anne (1782-1865)|Libert]] en de mossencollectie van het herbarium [[Martius, Carl Friedrich Philipp von (1794-1868)|Martius]]. Marchal werkte daarnaast een tijdlang als leraar aan de [[Hoger Rijksinstituut voor Tuinbouw|Rijkstuinbouwschool van Vilvoorde]] (1872-1880) en daarna als leraar plantkunde in drie verschillende scholen in Brussel.<ref>Marchal gaf les aan de Normaalschool voor onderwijzers, de Normaalschool voor onderwijzeressen, en de Rijksmiddelbare school in Brussel.</ref> |
− | <br/>Marchals onderzoek als natuurkundige aan de Plantentuin spitste zich toe op de cryptogamen (in het bijzonder mossen), maar besloeg ook andere domeinen. Zo was de klimopfamilie (het geslacht hedera in het bijzonder) een van Marchals voornaamste neveninteresses, die uitmondde in de publicatie ''Hédéracées pour la célèbre flore du Brésil de Martius'' (1878). Hij publiceerde ook nog, samen met [[Cogniaux, Alfred (1841-1916)| Cogniaux]], ''Les plantes ornementales à feuillage panaché et coloré'' (1873-1874), een geïllustreerd werk in twee volumes, en bracht een tiental korte notities | + | <br/>Marchals onderzoek als natuurkundige aan de Plantentuin spitste zich toe op de cryptogamen (in het bijzonder mossen), maar besloeg ook andere domeinen. Zo was de klimopfamilie (het geslacht hedera in het bijzonder) een van Marchals voornaamste neveninteresses, die uitmondde in de publicatie ''Hédéracées pour la célèbre flore du Brésil de Martius'' (1878). Hij publiceerde ook nog, samen met [[Cogniaux, Alfred (1841-1916)| Cogniaux]], ''Les plantes ornementales à feuillage panaché et coloré'' (1873-1874), een geïllustreerd werk in twee volumes, en bracht een tiental korte notities over de mestzwam uit (1884-1895). Na zijn opruststelling in het onderwijs en in de Plantentuin in 1899, trok Marchal zich terug in de plattelandsgemeente Gembloux, waar hij zich, samen met zijn zoon [[Marchal, Émile Jules Joseph (1871-1954)|Emile]], docent plantkunde aan het [[Gembloux Agro-Bio Tech|Rijkslandbouwhogeschool]] van Gembloux, voltijds aan het onderzoek rond de seksualiteit van mossen wijdde. Een groot aantal copublicaties vloeiden hieruit voort. Tot de belangrijkste behoren ''Recherches expérimentales sur la sexualité des spores dans les mousses dioïques'' (1905 en 1906) en ''Aposporie et sexualité chez les mousses'' (1907, 1909 en 1911). Vader en zoon ontvingen voor hun onderzoek uit handen van de [[Société royale de botanique de Belgique]] de [[Léo Errera prijs]]. |
<br/> | <br/> |
Revision as of 13:16, 10 December 2013
Plantkundige en medewerker aan de Jardin botanique de Bruxelles. Geboren op 1 maart 1839 in Wasigny (Frankrijk) uit Belgische ouders. Gestorven op 19 februari 1923 in Gembloux. Vader van Emile Marchal.
Contents
Biografie
De jonge Marchal bracht zijn jeugd door in Ebly, Luxemburg. Hij liep school in Neufchâteau en daarna in Nijvel, waar hij het diploma van regent behaalde (1861). Hij werkte vervolgens als leraar in Virton, Ath, Visé en Maaseik. In Visé zette hij zijn eerste stappen in de studie van de plantkunde. Hij richtte er een botanische tuin en een herbarium op voor zijn leerlingen. Samen met zijn collega Apollon Hardy, die bij Barthélémy Du Mortier in de leer was geweest, ondernam Marchal verzameltochten in de wijde omgeving van de Maasvallei. Hardy introduceerde Marchal bovendien in 1868 bij de Société royale de botanique de Belgique, waar hij belangrijke contacten legde. In 1868 brachten de twee het werk Catalogue des plantes plus ou moins rares de la vallée de la Meuse, de Liége à Maestricht uit. De catalogus verscheen als onderdeel van het Bulletin van de Koninklijke Belgische Botanische Vereniging. [1] Onder meer onder invloed van de plantkundigen Alfred Cogniaux en Louis Piré ontwikkelde Marchal een expertise in de sporenplanten (cryptogamen), een tot dan toe onontgonnen studiegebied. In 1869 verscheen van zijn hand Les Muscinées des environs de Visé.[2] Marchals publicaties trokken de aandacht van gevestigde plantkundigen zoals Charles Morren en van de bestuursraad van de zopas heropgerichte Jardin botanique de Bruxelles. De aandacht resulteerde in 1872 (5 mei) in zijn benoeming tot adjunct-plantkundige (aide-naturaliste), samen met Arthur Martinis.[3] Marchal stond in voor de (her)organisatie van de Botanische Scholen, voor het herbarium van de sporenplanten, maar ook voor de boekhouding van de tuin. Hij onderhandelde in de aankoop van het herbarium Libert en de mossencollectie van het herbarium Martius. Marchal werkte daarnaast een tijdlang als leraar aan de Rijkstuinbouwschool van Vilvoorde (1872-1880) en daarna als leraar plantkunde in drie verschillende scholen in Brussel.[4]
Marchals onderzoek als natuurkundige aan de Plantentuin spitste zich toe op de cryptogamen (in het bijzonder mossen), maar besloeg ook andere domeinen. Zo was de klimopfamilie (het geslacht hedera in het bijzonder) een van Marchals voornaamste neveninteresses, die uitmondde in de publicatie Hédéracées pour la célèbre flore du Brésil de Martius (1878). Hij publiceerde ook nog, samen met Cogniaux, Les plantes ornementales à feuillage panaché et coloré (1873-1874), een geïllustreerd werk in twee volumes, en bracht een tiental korte notities over de mestzwam uit (1884-1895). Na zijn opruststelling in het onderwijs en in de Plantentuin in 1899, trok Marchal zich terug in de plattelandsgemeente Gembloux, waar hij zich, samen met zijn zoon Emile, docent plantkunde aan het Rijkslandbouwhogeschool van Gembloux, voltijds aan het onderzoek rond de seksualiteit van mossen wijdde. Een groot aantal copublicaties vloeiden hieruit voort. Tot de belangrijkste behoren Recherches expérimentales sur la sexualité des spores dans les mousses dioïques (1905 en 1906) en Aposporie et sexualité chez les mousses (1907, 1909 en 1911). Vader en zoon ontvingen voor hun onderzoek uit handen van de Société royale de botanique de Belgique de Léo Errera prijs.
Publicaties
Een complete lijst van Marchals publicaties vind men in DE WILDEMAN, Émile, "Elie Marchal Conservateur honoraire du jardin botanique de l’État. Professeur honoraire des écoles normales de l’État et de la ville de Bruxelles. 1839-1923", in: Bulletin du jardin botanique de l'Etat à Bruxelles, 9 (1923), nr. 1, 19-20.
Bibliografie
- DIAGRE, Denis, Le Jardin botanique de Bruxelles. 1826-1912. Reflet de la Belgique, enfant de l'Afrique, Brussel: Académie royale de Belgique. Editions, 2012, 136.
- STOCKMANS, François, "Marchal (Élie)", in Biographie Nationale, d. 35, Brussel, 1969, kol. 562-564.
- DE WILDEMAN, Émile, "Élie Marchal. Conservateur honoraire du jardin botanique de l’État. Professeur honoraire des écoles normales de l’État et de la ville de Bruxelles. 1839-1923", in: Bulletin van de Koninklijke Belgische Botanische Vereniging, 56 (1924), nr. 6, 7-24.
- Of zie zelfde artikel in: Bulletin du jardin botanique de l'Etat à Bruxelles, 9 (1923), nr. 1, 1-20.
- GEORLETTE, René, "Une figure mémorable: Elie Marchal (1839-1923)", in: Quelques Botanistes Belges (Collection nationale 9de serie, deel 95), Brussel, 1949, 19-25.
Noten
<references>- ↑ Bulletin van de Koninklijke Belgische Botanische Vereniging, 7 (1868), nr. 3, 240-273.
- ↑ "Les Muscinées des environs de Visé" verscheen als onderdeel van Bulletin van de Koninklijke Belgische Botanische Vereniging, 8 (1869), nr.2, 136-146.
- ↑ Marchal was van 17 maart tot 5 mei tijdelijke adjunct-natuurkundige. Marchal was al enige tijd voor de benoeming bij de activiteiten van de Plantentuin betrokken: in opdracht van Crépin had hij de cryptogamen in het herbarium van de Botanische School nagezien.
- ↑ Marchal gaf les aan de Normaalschool voor onderwijzers, de Normaalschool voor onderwijzeressen, en de Rijksmiddelbare school in Brussel.