Van januari tot november 1915, zolang bestond ze slechts: de Belgische universiteit van Amersfoort. Een universiteit op Nederlandse bodem, speciaal voorbehouden voor gevluchte Belgen. Terwijl in hun moederland de universiteiten en hogescholen één na één hun poorten sloten, konden Belgische geïnterneerde studenten in Nederland colleges volgen in een universiteitje dat speciaal voor hen was opgericht.
Belgen op de vlucht
Na de Duitse inval in België in 1914 vluchtte zowat een miljoen Belgen, burgers en militairen, de grenzen over naar het neutrale Nederland.[1] Zij werden er, conform het Vredesverdrag van Den Haag uit 1907, in kampementen ondergebracht. De gevluchte soldaten kwamen in streng bewaakte interneringskampen terecht, de burgers en familieleden van militairen in “vluchtoorden”.
De kampen lagen over het hele land verspreid. Maar de grootste groep vluchtelingen, zo’n negentienduizend mannen, vrouwen en kinderen, strandde in Amersfoort. Die toevloed was zo enorm dat het bewonersaantal van dit kalme provinciestadje er plots door verdubbelde. De geïnterneerde militairen werden ondergebracht in het barakkenkamp van Soesterberg, Kamp Zeist genaamd. Voor de familie van de militairen werden in de omtrek drie nederzettingen van houten huisjes gebouwd, Albertsdorp, Elisabethdorp en Nieuwdorp. Amersfoort was daarmee het grootste opvangcentrum voor Belgische asielzoekers.
Het leven voor vluchtelingen was weinig rooskleurig. In de houten barakken leefde men dicht opeen. Nederlandse burgers waren de Belgische asielzoekers niet altijd goedgezind. Voor hen betekende de toestroom van ontroofden een extra druk op de toch al magere rantsoenen. De kampbewoners werden streng in de gaten gehouden. Nederland waakte er immers omzichtig over om haar statuut van neutrale staat niet te verliezen. Toen in Kamp Zeist op 3 december 1914 een opstand uitbrak naar aanleiding van de woekerprijzen op tabak en drank werd die door de Nederlandse kampbewakers neergeslagen. Voor acht kampbewoners was de afloop dodelijk.
Intellectuele solidariteitsoproep
Verveling was een kwelduivel die spanningen veroorzaakte. Daarom werd verstrooiing, in de vorm van kaatsbalwedstrijden en wielerconcours, georganiseerd. Ook onderwijs werd aangeboden: basisonderwijs voor de kleinsten, huishoudles voor de meisjes, en lezen en schrijven voor ongeletterde volwassenen. Mannen konden zich opgeven voor het leren van een ambacht of vrijwilligerswerk in het kamp.[2] Maar het bijzonderste initiatief dat het daglicht zag was de oprichting van Belgische universiteit voor geïnterneerde studenten.[3] De Utrechtse hoogleraar filologie Joseph Schrijnen stond samen met zijn Leuvense collega-leermeester François Collard aan de basis van dit opmerkelijk project. De beide mannen vonden elkaar niet alleen in een overtuigd katholicisme, Collard deelde met zijn leerling ook een belangstelling voor pedagogiek. In de jaren 1890 al had Collard zich ingezet voor de inrichting van een meer beroepsgerichte opleiding voor leerkrachten voor het secundair onderwijs, niet alleen in Leuven, maar ook aan de andere Belgische universiteiten. Nu hij met zijn familie noodgedwongen in Utrecht verbleef, was de inrichting van hoger onderwijs voor jonge Belgische geïnterneerden een project op zijn lijf geschreven.
Op 19 november 1914 lanceerde Schrijnen een brede persoproep aan alle “in Nederland vertoevende Belgische professoren en studenten” om contact op te nemen met professor Collard. Dat ging goed. Al na enkele dagen hadden enkele tientallen geïnterneerden zich aangemeld.[4] Ook professoren meldden zich aan. Onder hen bevonden zich de hoogleraar experimentele psychologie Albert Michotte, de Brusselse hoogleraar experimentele natuurkunde Jules Verschaffelt, de Antwerpse docent kunstgeschiedenis Leo Van Puyvelde en de Luikse hoogleraren H. Halkin en Ch. Wauters. Van de Koninklijke Militaire School van Brussel tekenden de docenten Baudelet en Gillet in.[5] Op het einde van de maand december boden ook de Utrechtse hoogleraren bij monde van rector Herman Snellen officieel hun steun aan het project aan.
Naar de les onder bewaking
De Hendrik van Viandenstraat met rechts de villa warin de nooduniversiteit wellicht werd ondergebracht. Rond 1915. Bron: Archief Eemland Aanvankelijk was het Collards idee om de geïnterneerde studenten in de nabijgelegen universiteit van Utrecht college te laten lopen. Dit voorstel werd door het Nederlandse Ministerie van Oorlog afgeblokt, naar zeggens omdat Utrecht een vesting was. Ook de Belgische overheid, die in de plannen betrokken was, kantte zich tegen het idee. Zij wilde vermijden dat vriendschapsbanden met de Nederlandse studenten zouden worden gesmeed. Dit zou het risico vergroten dat jonge Belgen na de oorlog in Nederland zou blijven. Begin december was de kogel door de kerk. De Amersfoortsche Courant meldde dat de overheid in Amersfoort, de “Belgenstad”, lokalen ter beschikking zouden stellen. De ingetekende studenten, die zich overal in het land bevonden, werden op 2 januari 1915 naar Kamp Zeist overgebracht. Ze werden allen samen in dezelfde kazerne ondergebracht. Zij zouden elke dag onder gewapende begeleiding naar Amersfoort-stad reizen om er de lessen te volgen.
Op 19 januari 1915 werd de nooduniversiteit van Amersfoort officieel voor geopend verklaard. Ze was ondergebracht op de hoek van de Hendrik van Viandenstraat, wellicht in een kleine villa met serre op het nummer 1.[6] De villa telde vier studiekamers, een lerarenkamer, een refter en een kleine en grote ruimte die als auditorium dienst konden doen.[7] De Leuvense hoogleraar Victorien Antoine die in Amersfoort geïnterneerd was, werd tot directeur benoemd. Een dertigtal Utrechtse en Belgische professoren, docenten, leraren en officieren stonden in voor het onderwijs.[8] De professoren die niet in Amersfoort woonden of gestationeerd waren, moesten dikwijls een verre tocht afleggen. Onder meer Collard, Halkin en Michotte reisden op vanuit Utrecht. Anderen kwamen van nog verder: Verschaffelt verbleef in Leiden, Volmer in Den Haag, Polak in Rotterdam en Van Puyvelde in Haarlem.
Kennis als baken tegen de oorlog
De eerste les van het academiejaar werd door Collard gegeven. Verscheidene autoriteiten uit het leger, de overheid en het academisch milieu woonden het college bij. Het Amersfoortse universiteitje kon rekenen op een brede belangstelling bij autoriteiten en de pers. Kort na het aanvang van de lessen kregen de studenten bezoek van de Leuvense hoogleraar Adriaan Noyons en van de Belgische minister van wetenschappen en kunsten Prosper Poulet.
Het onderwijs was kosteloos, dit had de Utrechtse Studentenafdeling van het Algemeens Nederlandsch Verbond bewerkstelligd. De lessen werden zowel in het Frans als in het Nederlands gegeven. Eenennegentig studenten volgden de hoorcolleges. Zij hadden zeer verschillende opleidingsachtergronden. Op het lesrooster stonden dan ook een groot aantal algemeen vormende vakken, zoals ethiek, experimentele psychologie, pedagogiek, hedendaagse geschiedenis, geschiedenis van de Romeinse beschaving, geschiedenis van België, Vlaamse bouw- en schilderkunst, Vlaamse letterkunde, Nederlands en ook Engels, dat erg populair was.
Ook voor wetenschappen en zijn toepassingen was ruimte op het curriculum: algemene scheikunde, organische en anorganische scheikunde, dierkunde, experimentele fysica, voedingsleer, sterrenkunde, hogere algebra, analytische en beschrijvende meetkunde, differentiaalrekeningen, materiaalweerstand en elektriciteit waren vertegenwoordigd. Het is onduidelijk of de hoogleraren voor deze vakken de nodige instrumenten en materialen voorhanden hadden. Ook is het onzeker of de scheikundedocenten konden gebruikmaken van een nabijgelegen laboratorium ofwel of ze zich tot gedachtenexperimenten of theoretische beschouwingen dienden te beperken. Studieboeken waren er wel voorhanden: verschillende universiteitsbibliotheken stonden werken af of leenden ze uit. Ook de bibliotheek van Amersfoort stelde werken ter beschikking. Hoogleraren deden gulle schenkingen uit hun private collectie. De solidariteitsactie was goed voor meer dan duizend volumes.
, in: Amersfoortsche Courant, 3 dec. 1914, 2.
- [Naamloze melding], in: Nieuwe Amersfoortsche Courant, 20 jan. 1915, 2.
- "Geïnterneerdenuniversiteit"", in: Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander, 17 juni 1915, 3.
- "De Belgische studenten", in: Amersfoortsch Dagblad/ De Eemlander, 11 nov. 1915, 4.
- "Een Belgi over Amersfoort", in: Amersfoortsch Dagblad/ De Eemlander, 3 nov.1914, 4.
- "Belg. Universiteit", in: De Eembode, 8 okt. 1915, 2.
- Coorde, Kris, 10 oktober 1918: Belgen vluchten naar Nederland (deel 2/2). Na de val van Antwerpen, geraadpleegd op 12/11/2014.
- De Borger, Ariane, De herinneringen van Peter, geraadpleegd 30 nov. 2014.
- Lippkes, Jeff, Rehearsals: The German Army in Belgium, August 1914, Leuven, 2007.
- “In memoriam Prof. dr. A. K. M. Noyons (1878-1941)”, in: Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 1941.
- Mohrmann, C., [ http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn1/schrijnenjcfh “Schrijnen, Joseph Charles François Hubert (1869-1938)”], in: Biografisch Woordenboek van Nederland.
- Aerts, A., Collard, François Louis Ghislain, in: Nationaal biografisch woordenboek, 1 (1964), 319-321.
Noten
<references>
- ↑ Ongeveer honderdduizend van deze vluchtelingen bleven tot het einde van de oorlog.
- ↑ Pas vanaf midden 1915 werd het de Belgische militairen toegestaan om werk te zoeken buiten de kampen.
- ↑ Een eerdere poging om de Leuvense leergangen vanuit de universiteit van Cambridge herop te starten werd gestaakt omwille van een gebrek aan studenten en professoren. Een gelijkaardig aanbod van de University of Oxford werd om dezelfde redenen afgewezen.
- ↑ Ook zowat honderd niet-geïnterneerde Belgische studenten meldden zich aan. Voor hen kon onderwijs worden geregeld aan de universiteit van Utrecht. De niet-geïnterneerde ingenieursstudenten trokken richting de Technische Hogeschool van Delft.
- ↑ De hoogleraar letterkunde Fernand Séverin uit Gent en de docent van de Antwerpse Handelshogeschool Deschamps, de Luikse hoogleraar Van der Linden en de Leuvense De Muynck meldden zich aanvankelijk ook aan, evenals Frans van Cauwelaert, maar hun namen staan niet meer vermeld op de uiteindelijk lijst van professoren.
- ↑ De allereerste lessen vonden nog plaats in de infanteriekazerne van Amersfoort.
- ↑ Schriftelijke bronnen over de exacte locatie van de nooduniversiteit zijn niet meer terug te vinden. En het vermeend pand werd in de jaren 1970 afgebroken.
- ↑ Aan Belgische zijde: majoor A. Rabozée, kapitein E. Baudelet en kapitein P. Gillet (Koninklijke Militaire School), Victorien Antoine, François Collard en Albert Michotte (Universiteit van Leuven), Leo van Puyvelde (Universiteit van Gent), F. Sterkens (Atheneum van Gent), L. Halkin en Ch. Wauters (Universiteit van Luik) en Jules Verschaffelt (Universiteit van Brussel)). Aan Nederlandse zijde: generaal majoor G. H. Knel, eerste lieutenant H. V. J. van Stockum, lieutenant G. Blutz, Rector Herman Snellen, J. Th. Beysens, E. Kruisinga, J. W. Muller, J. F. Niermeyer, H. F. Nierstrasz, A. A. Nijland, C. A. Pekelharing, P. Van Romburg, Joseph Schrijnen, D. Simons t) en Th. Strengers (lector) (Universiteit Utrecht),M. Van Overeen (middelbare school Utrecht), J. Polak (Expert boekhouder Rotterdam), J. Eggen (Universiteit Amsterdam), A. Halberstadt (leraar gymnasium Amersfoort), J. G. Volmers (Polytechnisch school Delft, Den Haag) en B. Missiaen (doctor in politieke wetenschappen).
|