Museum voor de Geschiedenis van de Wetenschappen

From Bestor_NL
Revision as of 15:25, 1 October 2015 by Bestor (talk | contribs)
Jump to: navigation, search
[ FR]
Bron: Ugentmemorie. Pieter Morlion.

Instelling, opgericht in 1948/1964 in Gent, die zich wijdt aan het tentoonstellen van het wetenschappelijk academisch erfgoed van de Universiteit van Gent.


Historiek

De Gentse scheikundige Jan Gillis was de eerste die, op een vergadering van het MacLeodfonds in 1938, de oprichting van een wetenschapshistorisch museum opperde. Het museum, aldus Gillis, zou ter ere van de bioloog en gepassioneerd wetenschapshistoricus Julius MacLeod diens naam dragen. Het idee vond echter geen vruchtbare grond in een periode dat de belangstelling voor wetenschapsgeschiedenis aan het universiteiten over het algemeen tandende was en er weinig budget voorhanden was. [1] Met het uitbreken van het oorlogsgeweld ging het MacLeodfonds in winterslaap.
Bron: Vanpaemel, Geert,"Bijlage Wetenschapsgeschiedenis in België", in: Halleux, Robert, Opsomer, Carmélia en Vandersmissen, Jan, Geschiedenis van de wetenschappen in België van de Oudheid tot 1815, Brussel, 1998, 431.

Het waren vooral Gillis en zijn collega Albert Van de Velde die kort voor en net na de Tweede Wereldoorlog de interesse in wetenschapsgeschiedenis opnieuw wisten aan te zwengelen.[2] In 1941 werd door Van de Veldes toedoen binnen de Koninklijke Vlaamse Academie een Bestendige Commissie voor de Geschiedenis van de Wetenschappen opgericht. Opnieuw was Gillis degene die datzelfde jaar de oprichting van een museum op de commissieagenda zette. Van de ‘Commissie ter voorbereiding van een Museum der Vlaamsche Wetenschap’ die als reactie hierop het daglicht zag, maakten naast Gillis ook Henri Schouteden , Walter Robyns, Paul van Oye en natuurlijk ook Van de Velde deel uit.[3] Inspiratie voor het toekomstige museum werd gevonden bij het recent opgericht Nederlandsch Historisch Natuurwetenschappelijk Museum en bij het Museum der Vlaamsche Letterkunde.[4] De leden van de oprichtingscommissie wijdden zich gedurende de verdere oorlogsjaren aan het opsporen, beschrijven en inventariseren van potentiële collectiestukken - instrumenten, persoonlijke voorwerpen, handschriften en andere relicten van vooraanstaande Vlaamse geleerden uit het verleden. Tegen het einde van de oorlog had op die manier als het ware een “papieren” museum vorm gekregen, bestaande uit honderden steekkaarten. Dit voorafgespiegeld museum was expliciet Vlaams van karakter. Op de steekkaarten was netjes aangeduid of de geleerde “vlaamslievend” en zo ja in welke gradatie, dan wel “vijandig tegenover de Vlaamsche zaak” was – maar ook aan deze laatste werd een plaats in het museum toegekend, “uit historisch belang”. Voor een echt museum ontbraken na de oorlog helaas de nodige fondsen.[5]


Of geldgebrek de oorzaak was is niet duidelijk, maar het leek erop dat Van de Velde zijn pijlen nu op een andere speler richtte. Lobbyen bij zijn contacten in het Gents stadsbestuur[6] leverde hem inderdaad het resultaat waarop hij hoopte: in 1948 richtte het bestuur een nieuw stedelijk “Museum voor Wetenschap en Techniek” op. Het werd ondergebracht in een zaal van de Bijloke, waar ook de stukken van het Museum voor Oudheidkunde opgesteld stonden. De Universiteit van Gent verbond er zich vanaf 1961 toe om de stad bij te springen voor kosten van onderhoud en personeel. Met de oprichting kwam het Gentse stadsbestuur niet alleen tegemoet aan de droom van Gillis en Van de Velde, maar in de eerste plaats ook aan een wens van de bevolking. Gentenaars waren nieuwsgierig naar de wetenschappelijke collecties van de universiteit. Op verzoek van de stad stelden de faculteiten daarom eenmaal per jaar hun collecties demonstratiemodellen en instrumentenkabinetten open voor het brede publiek. Deze objecten werden nu voor het eerst openbaar toegankelijk gemaakt in een aantrekkelijk opgesteld museum.


Als stedelijk en “universitair” museum week de nieuwe instelling weliswaar af van het initiële nationaal georiënteerde, Vlaamse opzet van de Bestendige Commissie. In de plaats van op relicten van toonaangevende Vlaamse wetenschappers, kwam de nadruk nu meer te liggen op de historische ontwikkeling van de verschillende wetenschappelijke disciplines. Dit werd geïllustreerd door instrumenten en andere objecten, die bovendien grotendeels vanuit de Gentse universiteit werden aangevoerd. Toch bleven een aantal kernelementen van het oorspronkelijke idee bewaard. Zo kon de bezoeker zich in de verschillende disciplinaire luiken vergapen bustes en larger than life standbeelden van Vlaamse geleerden, die voor die discipline toonaangevend waren geweest.[7]


Vanzelfsprekend werd Van de Velde de eerste “bestuurder” (voorzitter) van het museum. Hij kweet zich in die mate van zijn taak dat het museum al na een jaar uit zijn voegen barstte. Na de Tweede Wereldoorlog raakte de wetenschappelijke apparatuur bovendien steeds sneller verouderd. Afgeschreven instrumenten en in onbruik geraakte demonstratiemodellen werden bij het grof vuil gezet of ontmanteld, maar een groot deel kwam in het museum terecht.[8] De drie zalen in het Museum van Schone Kunsten, waar de collectie in 1950 naartoe verhuisde, leek aanvankelijk overmaats. Maar na zes jaar was de situatie alweer onhoudbaar, aldus Van Oye. “De voorwerpen moesten op elkaar gestapeld worden, alle hoeken en kanten werden […] volgepropt.” Critici noemden het museum een “rommelkelder”.[9]


Onder invloed van onder meer Van Oye, die ondertussen Jean Van de Velde (zoon van) als directeur opgevolgd was, ging het museum in 1964 over in handen van de universiteit, die voortaan alle kosten op zich nam. Voor de collectie werd een nieuwe, ruime locatie gevonden in een universiteitsgebouw op de Korte Meer (nr. 9). Aan de ingang van het gebouw kwam een borstbeeld van de bezieler Van de Velde te staan.[10] Op 29 oktober 1965 volgde de plechtige inhuldiging. Het museum zou voortaan expliciet een onderwijsondersteunende rol voor het college ‘Geschiedenis van de Wetenschappen’ vervullen. Verder organiseerde het net lezingen en tentoonstellingen. Ondertussen werd ook verder verzameld. In de grote bouw- en verhuisepisodes binnen de UGent van de jaren 1960 en 1970 kon het museum verschillende instrumentenkabinetten van de afvalcontainer redden.


In 1994 verhuisde het museum nogmaals, dit keer naar de wetenschapscampus De Sterre, waar de collectie in voormalige militaire loodsen kon worden ondergebracht. Deze extra opslagplaats was noodzakelijk om de steeds omvangrijker wordende apparatuur als computers en zelfs een deeltjesversneller onder te brengen. De nadruk bleef op de instrumenten liggen. Toch lijken ook vandaag nog kernelementen van het oorspronkelijke concept van Gillis en Van de Velde bewaard. Zonder evenwel hett Vlaamse thema door te trekken, werden inspanningen gedaan om collecties rond voorname wetenschappers, zoals Joseph Plateau,Baekeland, Leo Hendrik (1863-1944)|Leo Baekeland]] en August Kekulé te verwerven. Zij kregen een centrale en afgebakende plaats in het museum.


“Hetgeen bepaald zou moeten vermeden worden, is het tot stand brengen van een dood en saai museum buiten het bereik van het groot publiek; wel zou het moeten worden een levend en aantrekkelijk geheel dat blijvend tot het hart zou spreken van het Vlaamsche volk.” (1941, 51)

Bestuurders

  • Albert Van de Velde (1948-1956)
  • Jean Van de Velde (1956-1961)
  • Paul van Oye (1961-1964/5?)
  • Jan-Baptiste Quintyn (1964/5-1984 )
  • Frans Lox (1985-1993)
  • Maurice Dorikens (1995-2001)
  • J. Uyttenhove (2001-2005)
  • Danny Segers (2005-)


Locatie

Het museum is vandaag gevestigd in gebouw S30 op de Campus De Sterre, Krijgslaan 281, 9000 Gent


Link

[www.sciencemuseum.ugent.be/ sciencemuseum.ugent.be].


Bibliografie

  • Danniau, Fien, Museum voor de Geschiedenis van de Wetenschappen, op: Ugentmemorie (geraadpleegd op 24-09-2015).
  • [[[[[Van de Velde bij de eerste uitbreiding van het Museum in 1950 is gepubliceerd in de Mededelingen van KVAB, jaargang XIII, n° 4.
  • [[[[ 'Inwijdingsplechtigheid van de nieuwe installatie op 29 october 1965', in: Sartonia.
  • Dorikens, Maurice, ‘Het museum voor de geschiedenis van de wetenschappen van de universiteit Gent’, in: Scientiarium Historia, 21 (1995) nr.2, 103-111.
  • Van Oye, Paul, ‘Inwijding van de nieuwe installatie van het museum voor de geschiedenis van de wetenschappen op 29-11-1965’, in: De Brug, 10 (1966), nr. 1, 9-21.
  • Timmermans, Jean, Van Oye, Paul en Rooseboom, Maria, Openbare hulde aan Professor Albert J.J. van de Velde, stichter van het Museum voor de Geschiedenis der Wetenschappen, op dinsdag 9 April 1957 te 18 uur in de erezaal van het Museum voor Schone Kunsten te Gent, Gent, 1958.
  • Gillis, Jan "Van de Velde Albert Jacques Joseph", In: Nationaal Biografisch Woordenboek, 5 (1972), kol. 915-918.
  • Wautiers, Kristel en Segers, Danny, “De professoren A.J.J. Van de Velde en P. Van Oye en de oprichting van het Museum voor de Geschiedenis van de Wetenschappen”, onuitgegeven paper, Studiedag

Sarton en de Belgische Wetenschapsgeschiedenis, Paleis der Academiën Brussel, 13 november 2013.

  • Segers, Danny, “Geschiedenis van ‘het Museum voor de Geschiedenis van de wetenschappen’”, in: Museum voor de Geschiedenis van de wetenschappen. Catalogus met achtergrondinformatie bij de jubileumtentoonstelling, Gent, 2006.


Noten

<references>
  1. In 1939 werd weleen tentoonstelling rond MacLeod op touw gezet. Archief Museum voor de Geschiedenis van de Wetenschappen, MacLeod Fond, Verslagboek MacLeod Fonds, s dd. 24.11.1938, "Verslag van de bestuurszitting van het Archief ‘MacLeod Fonds’" en Maurice Dorikens, ‘Het museum voor de geschiedenis van de wetenschappen van de universiteit Gent’, in: Scientiarium Historia, 21, (1995), nr. 2, 103.
  2. Vanpaemel, Geert, "Wetenschapsgeschiedenis in België" in: Halleux, Robert, Opsomer, Carmélia en Vandersmissen, Jan, 2001, Brussel, 430.
  3. Vanaf 1942 gaf de commissie de voorkeur aan ‘Vlaamsch museum voor de wetenschap’. Bestendige Commissie voor de Geschiedenis der Wetenschappen in Vlaamsch-België – Verslag over 1942, in: Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schoone kunsten van België Jaarboek, 4 (1942), pag
  4. Het huidige Letterenhuis in Antwerpen.
  5. Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schoone kunsten van België Jaarboek, 3 (1941), 44-53 en 212-215 en 4 (1942), 130-151 etc.
  6. Van de Velde was als directeur van het staddslaboratorium ook zelf min of meer stadsambtenaar.
  7. Een collectie-inventaris uit deze periode bestaat helaas niet, maar de foto’s van het museum in de periode 1950-1963 geven goede aanwijzingen over het opzet van het museum.
  8. Het zijn in het bijzonder de naoorlogse instrumenten die worden ontmanteld om hun onderdelen te recupereren. Zo komt het dat er in wetenschapsmusea en ook in het Gentse Museum voor de Geschiedenis van de Wetenschappen meer instrumenten uit de negentiende en begin twintigste eeuw te zien zijn, dan apparaten uit de naoorlogse periode. Danniau, Fien, Museum voor de Geschiedenis van de Wetenschappen, op: Ugentmemorie (geraadpleegd op 24-09-2015).
  9. Paul Van Oye, ‘Inwijding van de nieuwe installatie van het museum voor de geschiedenis van de wetenschappen op 29-11-1965’, in: De Brug, 10 (1966), nr. 1, 10.
  10. Het ging om een afgietsel van een bronzen beeld van de hand van Geo Verbanck (1954), dat zich in de Koninklijke Academie bevindt. Gillis, Jan "Van de Velde Albert Jacques Joseph", In: Nationaal Biografisch Woordenboek, vol 5, Brussel: Paleis der Academiën, 1972, kol. 918.