Hauff, Johan Karl Friedrich (1766-1846)
Ook gekend als: Jean Charles Frédéric Hauff.
Wiskundige, filosoof en chemicus. Hoogleraar aan de Rijksuniversiteit van Gent. Geboren op 21 april 1766 in Stuttgart (toenmalig Heilig Roomse rijk) en gestorven op 24 december 1846 in Brussel.
Biografie
Hauff groeide op in het Heilig Roomse Rijk. Hij studeerde aan de universiteit van Tübingen, waar hij de titel van magister artium behaalde. Zijn verdere loopbaan die hij uitbouwde was grillig en bewogen. Van 1790 tot 1794 was Hauff Hofmeister aan het Rijkskamergerecht bij de procureur von Vastell in het Duitse Wetzlar. Hierna stelde de universiteit van Marburg hem aan tot Privatdozent voor de vakken wiskunde en fysica in de faculteit filosofie. Hauff was ook verantwoordelijk voor het fysicakabinet. Zijn bevordering tot buitengewoon hoogleraar (ausserordentlicher Professor) volgde het daaropvolgende academiejaar, en in 1795 benoemde men hem tot gewoon hoogleraar (ordentlicher Professor).
De ontbinding van het Roomse Rijk in 1806 en de annexatie van een groot deel van Noordwest-Duitsland door Napoleon bedreigden het voortbestaan van de universiteit. Hauff emigreerde daarom in 1808 naar Wenen in Oostenrijk, dat niet onder de voet was gelopen. Een academiejaar lang was hij er aan de slag als professor wiskunde aan de universiteit. In 1809 verliet hij Oostenrijk opnieuw. Hij vond een betrekking als directeur van het Physisch-Technischen Institut van Augsbourg. Om redenen die niet duidelijk zijn trok hij daarna naar het Tsjechische Blansko voor een betrekking als inspecteur van Mijnen en Bossen in Moravië in het graafschap van Salm-Reiffenscheid. In 1815 had Hauff deze post alweer ingeruild voor een andere: deze van wiskundeleraar aan het Gymnasium van Keulen.
In 1817 bood het bestuur van het Verenigd Koninkrijk Hauff een leerstoel fysica en chemie aan de zopas opgerichte Gentse Rijksuniversiteit aan. De universiteit zat in nood, want hun eerdere kandidaat, de Mechelaar François-Egide Verbeeck, had het laten afweten. Een tweede geschikte kandidaat in de eigen streek vinden was geen sinecure, vandaar dat men bij de Duitse Hauff belandde. Anderzijds zocht het Nederlands bestuur ook bewust naar onderwijstalent over de grenzen heen, vooral Duitsland, om zo een tegenwicht te bieden aan de overheersende romaanse invloed in de Zuidelijke Nederlanden. Hauffs aanstelling was niet helemaal in de lijn van zijn curriculum vitae, dat vooral veel ervaring in wiskundeonderwijs, en maar weinig tot geen bagage in fysica en chemie vertoonde. Dat Hauff zich gedurende zijn hoogleraarschap aan de Gentse universiteit en nadien tijdens zijn emeritaat enkel aan wiskundig onderzoek wijdde (onder meer over het parallellenpostulaat van Euclides), maakt des te meer duidelijk waar de interesse van deze Duitse geleerde lag.
In het academiejaar 1818-1819 en opnieuw in 1820-1821 en 1822-1823 was Hauff decaan van de wetenschapsfaculteit. In 1826-1827 zat hij op de rectorsstoel. In 1830, bij de voorlopige reorganisatie van het universitair onderwijs, ontving Hauff de titel van emeritus.
Bibliografie
- "Hauff, "Johann Carl Friedrich", op: Hessische Biografie, geraadpleegd op 5/11/2016.
- Poggendorff, J. C., Biographisch-literarisches Handwörterbuch zur Geschichte der exacten Wissenschaften, Leipzig 1859, 1033.
- Liber memorialis. Notices biographiques. Deel 2: Faculté des Sciences et Ecole Spéciale du Génie Civile et des Arts et Manufactures Gent, 1913, 9-10.
- Deelstra, Hendrik, "De scheikunde aan de universiteiten en hogescholen", in: {Robert Halleux, Geert Vanpaemel, Jan Vandersmissen en Andrée Despy-Meyer (red.), Geschiedenis van de wetenschappen in België 1815-2000, Brussel: Dexia/La Renaissance du livre, 2001, vol. 1, 159.
- Vanpaemel, Geert, "De Natuurkunde", in: Robert Halleux, Geert Vanpaemel, Jan Vandersmissen en Andrée Despy-Meyer (red.), Geschiedenis van de wetenschappen in België 1815-2000, Brussel: Dexia/La Renaissance du livre, 2001, vol. 1, 127-128.