Van Der Bracht, Irène (1891-1941)
Of: Van den Oostende-Van Der Bracht, Irène.
Eerste vrouwelijke docent en hoogleraar. Geboren op 8 februari 1891 in Erwetegem en gestorven op 7 november 1941 in Sint-Amandsberg.
Biografie
Van Der Bracht was onderwijzeres aan het Onze Lieve Vrouw ten Doorn pensionaat in Eeklo toen ze zich inschreef voor de licentiaatopleiding aan het Hoger Instituut voor Lichamelijke Opvoeding van de Universiteit van Gent. Ze had op dit moment een diploma van onderwijzeres en een staatsdiploma van lerares lichamelijke opvoeding op zak, maar wilde daar, zoals een groeiend aantal meisjes in deze periode, ook een universitaire titel aan toevoegen. Het Hoger Instituut voor Lichamelijke Opvoeding (HILO) was verbonden aan de geneeskundefaculteit. Vanaf zijn oprichting in 1908 was het voor meisjes een populaire optie. Niet alleen was de opleiding kort – drie jaar – er was bovendien geen humanioradiploma vereist. Iedereen kon er dus studeren, ook meisjes, voor wie de wetgever geen middelbaar humanioraonderwijs voorzag. Een succesvol toegangsexamen was de enige voorwaarde. Tussen 1908 en 1914 trok de opleiding zeven meisjes aan, waaronder Van Der Bracht. Omdat voor een aantal vakken het gezelschap van de mannelijke studiegenoten niet passend werd geacht, volgden de meisjes soms les bij een vrouwelijke tutor.[1] In 1913 behaalde Van Der Bracht de titel van licentiaat, met in haar laatste jaar een voldoende. Ze behoorde daarmee tot een groepje van vier jonge vrouwen die tussen 1908 en 1914 het parcours met succes afrondde.
Onmiddellijk na haar studies kon Van Der Bracht, ‘à titre provisoire’ aan het Instituut aan de slag als tutor van de cursussen voor de meisjesafdeling. Deze positie was net vrijgekomen na het vertrek van de vorige lesgeefster. De vergoeding - 150 fr per maand - was zeer karig in vergelijking met deze van haar mannelijke collega’s in het instituut.[2] Tijdens de bezetting weigerde Van Der Bracht haar lesactiviteit verder te zetten. De oorlogsjaren maakten haar financiële situatie zo uitermate precair. Het vormde een van haar motieven om bij het ministerie om een promotie tot hoogleraar aan te vragen, met de daaraan gekoppelde wedde, en dat met terugwerkende kracht tot november 1914. Haar vaste benoeming tot docent volgde niet lang na haar verzoek. Een gelijkgesteld loon met haar collega van de mannenafdeling bleek echter nog niet bespreekbaar.[3] Het jaar daarop diende ze een nieuwe verzoek tot promotie in, maar het universiteitsbestuur achtte haar onderwijslast te laag om de titel van hoogleraar te rechtvaardigen. Toen haar onderwijspakket na de taalkundige ontdubbeling van de rijksuniversiteit met Nederlandstalige cursussen werd uitgebreid, diende Van Der Bracht een nieuw verzoek in. Ook dit werd bij de raad van de HILO afgewezen. Dit keer luidde het argument dat haar licentiaatdiploma geen wettelijke graad was. Dat haar mannelijke collega, ook een licentiaat, het wel tot hoogleraar had gebracht, legde de raad naast zich neer . Ondanks dit negatief advies werd Van Der Brachts benoeming tot hoogleraar op 10 oktober 1925 toch door de socialistische minister Kamiel Huysmans goedgekeurd. Van der Bracht trad nu officieel toe tot het academisch establishment. Ze was de eerste vrouw in België met een dergelijke hoge academische titel.
Ook buiten de universiteit was Van Der Bracht actief. In 1935 trad ze op als ze verslaggeefster op het zevende Internationaal Congres van de Lichamelijke Opvoeding, in Brussel. ze huwde in 1920 met Jules Van Den Oostende, die conservator was van de gebouwen van de universiteit.
Van Der Bracht was ridder in de Kroonorde (1928) en ridder in de Leopoldsorde (1934).
Bibliografie
- Van Der Meersch, A.M., De eerste generaties meisjesstudenten aan de rug (1882-1930), Gent, 1982, 43 en 236.
- Van Der Meersch, A.M., Een universitaire loopbaan voor vrouwen aan de universiteit Gent (1901-1965). Een glazen plafond?, Gent, 2007.
- Gunst, Petra, "Van Der Bracht, Irène (1891-1941)", op UGentMemorie, (geraadpleegd op 6 augustus 2015)
- "Irène van Den Oostende- Van Der Bracht", in: T. Luykx (red.), Liber Memorialis Rijksuniversiteit te Gent 1913-1960. Deel II: Faculteit der Geneeskunde, Gent, 1960, 442.
Noten
- ↑ Het ging om de vakken 'gymnastique pédagogique pratique', 'théorie de la gymnastique' en 'la didactique de la gymnastique'. A.M. Van Der Meersch, Een universitaire loopbaan voor vrouwen aan de universiteit Gent (1901-1965). Een glazen plafond?, Gent, 2007, 20.
- ↑ Ter vergelijking: de eveneens tijdelijke werkkracht G. Schmiterlöw ontving in 1910 een jaarvergoeding van 7500 frank. A.M. Van Der Meersch, Een universitaire loopbaan voor vrouwen aan de universiteit Gent (1901-1965). Een glazen plafond?, Gent, 2007, 20.
- ↑ Van Der Brachts loon werd op 3000 frank/jaar vastgelegd. Dit was 6600 frank minder dan dat van haar collega. Na verloop van tijd steeg haar loon tot 8400 frank. Dit was nog altijd minder dan wat een lerares in die tijd in het middelbaar onderwijs kon verdienen.