Koloniale Hogeschool van België (Université Coloniale de Belgique)

From Bestor_NL
Revision as of 13:54, 30 March 2020 by Bestor (talk | contribs)
Jump to: navigation, search
Jroovers, via [1]

De Hogere Koloniale School (École Coloniale Supérieure) was een opleidingsinstituut voor toekomstige kolonialen. Het werd opgericht in 1920 in Antwerpen en herdoopt tot de Koloniale Hogeschool van België (Université Coloniale de Belgique) in 1923. Vanaf 1949 kreeg het de naam Universitair Instituut voor de Overzeese Gebieden (UNIVOG) (Institut Universitaire des Territoires d'Outre-mer (INUTOM)). Nadat de school werd stopgezet in 1961 onderging het verschillende fusies, die uiteindelijke het Instituut voor Ontwikkelingsbeleid en -beheer (IOB) van de Universiteit van Antwerpen voortbrachten. Het oorspronkelijke gebouw ligt op de Campus Middelheim.


Geschiedenis

Oprichting


De Koloniale Hogeschool van België was niet de eerste instelling in België die zich bezighield met het opleiden van kolonialen voor hun vertrek naar Congo. Reeds in 1894 zette koning Leopold II, de privéeigenaar van de Kongo Vrijstaat (1885-1908), de Ecole Mondiale in Tervuren op poten. Het kwam echter nooit van de grond. Nadat België Léopolds kolonie overnam en herdoopte tot Belgisch Congo, richtte het ook de koloniale school van de vorst opnieuw op. Het bood slechts een beperkte opleiding aan en trok weinig leerlingen aan.


Door toenemende klachten over het koloniale administratieve korps groeide er na de Eerste Wereldoorlog een consensus dat een nieuwe school en opleiding nodig waren. In 1919 richtte Minister van Koloniën Louis Franck een voorbereidende commissie op. Die moest zich buigen over de toelating, duur en inhoud van een opleiding voor kolonialen. Reeds een jaar laten werd in Antwerpen de Hogere Koloniale School (École Coloniale Supérieure) opgericht door het Koninklijk Besluit van 11 februari 1920. Charles Lemaire, een militair en ontdekkingsreiziger die het merendeel van zijn carrière in Congo had doorgebracht, werd aangesteld als directeur. Hij doceerde ook cartografie en deontologie. In 1921 zag ook een studentenclub, met oranje, wit en blauw als officiële kleuren, het levenslicht.


Financiële middelen voor de oprichting kwamen van de Belgische staat, de stad Antwerpen (die ook een grond nabij het Middelheimpark schonk), de Association des Planteurs de Caoutchouc, het Casteleyn-fonds, de Fondation des Amis de l’Université Coloniale (een initiatief van Paul Gustin), de Bungestichting van Edouard Bunge, en de Commission for Relief in Belgium, een overwegend Amerikaanse stichting die tijdens de Eerste Wereldoorlog voedselvoorziening in België organiseerde.


Herstructurering en Brand


De Koloniale Hogeschool kende echte aanvankelijk heel wat kinderziekten, zoals een tekort aan onderwijspersoneel. Omdat de problemen bleven aanslepen, werd het nut van de instelling zelfs in vraag gesteld. Om deze twijfels de kop in te drukken, kreeg de school een nieuwe naam, nieuwe gebouwen en werd het geherstructureerd in 1923. Vanaf dan heette het de Koloniale Hogeschool van België (Université Coloniale de Belgique). Een instituut met drie faculteiten, die elk verbonden zouden worden aan een bestaande instelling, werd gecreëerd. De Faculteit Staats- en Bestuurlijke Wetenschappen werd gevormd door de Hogere Koloniale School. De faculteit Tropische Geneeskunde en de faculteit Natuurwetenschappen werden geconnecteerd met respectievelijk de School voor Tropische Geneeskunde en het Museum van Tervuren. De gloednieuwe gebouwen, gelegen vlakbij het Middelheimpark, werden ingewijd door niemand minder dan koning Albert I. In 1925 kwam er nog handelsafdeling, gefinancierd door de Bungestichting, bij. Deze afdeling richtte zich op zij die geïnteresseerd waren het bedrijfsleven in Congo.

Koloniale Hogeschool 01.jpeg
De Koloniale Hogeschool Bron: Vanhees, B., ‘Een opmerkelijke carrière. Norbet Laude en de Koloniale Hogeschool van Antwerpen’, Retroscoop [http://www.retroscoop.com/maatschappij.php?artikel=172, geraadpleegd op 17 maart 2020.


Van samenwerking en uitbreiding kwam uiteindelijk minder in huis dan gepland. Uiteindelijke werd enkel de Faculteit Staats- en Bestuurlijke Wetenschappen een volwaardige faculteit. Toen de School voor Tropische Geneeskunde naar Antwerpen verhuisde, verkoos het een nieuw gebouw in plaats de campus van Koloniale Hogeschool. Bovendien kon de school, ondanks de naamsverandering, geen universitaire diploma’s afleveren. De veranderingen gingen dus meer om een interne herschikking dan om een echte herstructurering.


Nadat Lemaire wegens ziekte afstand deed van het directeurschap, werd in 1926 een nieuwe directeur aangesteld: Norbert Laude. Hij was een militair die na de Eerste Wereldoorlog werkte op de propagandadienst van het Ministerie van Koloniën. Om de discipline onder de studenten te vergroten, voerde hij een internaatregime en uniform in. Verder gaf hij het programma zijn definitieve vorm en gaf hij ook zelf les. Ten slotte, promootte hij de school in de media en via lezingen en legde hij connecties in binnen- en buiteland.


In 1929 kreeg de school te maken met een probleem van een totaal nieuwe orde: een brand in het hoofgebouw verwoeste een groot deel van de leslokalen en collecties. De bibliotheek, inclusief de buste van Lemaire, overleefde de brand ongedeerd. Het gerucht ging de ronde dat de school na deze harde klap zou sluiten of, in het beste geval, zou fuseren met andere instellingen. Maar dat was buiten Laude gerekend. Hij stortte zich volop op de heropbouw van ‘zijn school’. Met resultaat: de nieuwbouw werd al in 1931 feestelijk geopend.


Tweede Wereldoorlog en Einde


De Tweede Wereldoorlog was een turbulente periode voor de Koloniale Hogeschool. De gebouwen werden tijdelijk gebruikt door het Belgische leger en Rode Kruis. Nadat België zich in 1941 overgaf aan de Duisters en bezet gebied werd, kreeg de school Duitse militairen over de vloer. Die en V-raketten richtte heel wat schade aan de school aan. Uiteindelijk kwam er een soort compromis tussen de school en de Duitsers tot stand: de lessen konden doorgaan indien de studenten wat werk voor de Duitsers verrichtten. Laude krabbelde al snel terug uit vrees dat studenten ten prooi zouden vallen aan Duitse propaganda die inspeelde op Vlaams-nationalistische sentimenten. Zijn zorgen waren niet onterecht, want een aantal studenten hadden weldegelijk connecties met Vlaams-nationalistische verenigingen met een Duitse connectie, zoals Verdinaso, het Verbond der Dieste Nationaal Solidaristen. Uiteindelijk werd besloten om tot het einde van de oorlog de lessen in herenhuizen op de Elizabethlaan in Antwerpen te laten doorgaan.


De Koloniale Hogeschool en Laude speelden ook een rol in het verzet. De directeur werd namelijk adjunct-commandant van de Antwerpse afdeling van ‘Het Geheim Leger’, een verzetsgroep, en voorzitter van het Clandestien Coördinatiecomité van Antwerpen. Aan de Koloniale Hogeschool werd een inlichtingencel opgericht, die ondersteund werd door studenten, oud-studenten en docenten. Naast inlichtingen verzamelen en verspreiden, hield KH L55 hield zich bezig met spionage, verzetspers en het organiseren van hulp voor onderduikers en verzetsacties. In augustus 1944 werd de cel verraden aan de Duitsers. Laude werd gearresteerd, ondervraagd, gefolterd en zelfs driemaal ter dood veroordeeld. Zijn executie werd nipt vermeden omdat de Duitsers op de vlucht sloegen voor de Britten die Antwerpen kwamen bevrijden. Na de oorlog werd Laude uitgebreid erkend voor zijn rol in het verzet.

Laude na de Tweede Wereld Oorlog.jpeg
Laude na de Tweede Wereldoorlog Bron: Vanhees, B., ‘Een opmerkelijke carrière. Norbet Laude en de Koloniale Hogeschool van Antwerpen’, Retroscoop http://www.retroscoop.com/maatschappij.php?artikel=172, geraadpleegd op 17 maart 2020.


Na de tumultueuze oorlogsperiode focuste de school weer op onderwijs en brak een periode van bloei aan. In 1949 kreeg het weer een nieuwe naam: Universitair Instituut voor de Overzeese Gebieden (UNIVOG) (Institut Universitaire des Territoires d'Outre-mer (INUTOM)). Ditmaal ging de naamsverandering wel gepaard met een upgrade naar het universitaire niveau. Vanaf dan kon de instelling diploma’s van kandidaat en licenciaat in de koloniale en administratieve wetenschappen afleveren. In 1956 kwamen nog een aantal Congolese evolués, leden van de geëuropeaniseerde Congolese elite, waaronder ook Patrice Lumumba, de eerste premier van het onafhankelijke Congo, op bezoek. Parallel met de situatie in Congo, was de bloeiperiode van het UNIVOG echter van korte duur. Eén jaar na de Congolese onafhankelijk, in 1961, werd het stopgezet. De Luxemburger Georges Schmit, die pas sinds 1958 de leiding had, kon hier niets tegenin brengen.


In 1963 werd de bibliotheek verkocht en in 1965 kwam er een einde aan de studentenclub. In 1965 fuseerde het UNIVOG met de Rijkshandelshogeschool en het Hoger Instituut voor Vertalers en Tolken tot het Rijksuniversitair Centrum Antwerpen (RUCA). Uit de fusie van het instituut met de afdeling Internationale Samenwerking van de Rijkshandelshogeschool ontstond het College voor Ontwikkelingslanden. Op zijn beurt fuseerde dat in 2000 met het Centrum Derde Wereld (Ufsia) tot het Instituut voor Ontwikkelingsbeleid en -beheer (IOB), verbonden aan de Universiteit van Antwerpen.


Selectie, Lessen en Opleiding


Slechts een beperkt aantal leerlingen mocht zich inschrijven voor de opleiding aan het Koloniale Hogeschool. Dit ‘contigent’ werd elk jaar vast gelegd door de Minister van Koloniën. Bovendien mochten enkel zij die voor een rigoureus toelatingsexamen slaagden, beginnen. Tussen 1920 en 1946 volgenden ongeveer een 1500-tal studenten een opleiding aan de Koloniale Hogeschool. Dankzij hun diploma waren de afgestudeerden verzekerd van een plaats in de koloniale administratie en hadden ze dus een streepje voor op zij die een opleiding aan een andere instelling gevolgd hadden of niet opgeleid waren.


Het lessenpakket omvatte een brede waaier aan algemene disciplines die nuttig werden geacht voor het bestuur van de kolonie.

Eerste jaar: Psychologie, Belgische Geschiedenis, Historische Kritiek, Mineralogie, Etnografie, Etnologie, Natuurrecht, Inleiding tot de Rechtswetenschappen, Grondwettelijk recht, Plantkunde, Menselijke en Dierlijke Biologie, Nederlandse Literatuur, Bantoe Linguïstiek, Engelse Taal, Franse Taal en Aardrijkskunde Belgisch Kongo

Tweede Jaar: Logica, Europese literatuur, Economie, Administratief, Burgerlijk Recht van Belgisch Kongo, Bodemkunde (irrigatie), Algemene Technologie, Sociologie, Frans, Bantoe Linguïstiek en Koloniale geschiedenis

Derde en vierde jaar: Gewoonterecht, Koloniaal Charter, Strafwetboek, Strafrechtelijke Procedures, Internationaal Recht, Grondrechten en Concessies, Sociale Wetgeving Belgisch Kongo, Administratieve Instellingen, Administratieve Boekhouding, Openbare Financiën Belgisch Kongo, Administratief Recht, Tropische Dierkunde, Hygiëne en Tropische Geneeskunde, Tropische Gewassen, Parlementaire Geschiedenis, Economische Politiek, Topografie, Infrastructuur, Administratieve Organisatie van een Koloniale Post, Transport, Statistiek en Internationale Economische Verdragen, Vergelijkende Koloniale Systemen, Vergelijkend Publiek Recht, Lingala, Kiswahili en Tropische Landbouw.

| Voor de volledige lijst met docenten, zie Vanhees, B., ‘Een opmerkelijke carrière. Norbet Laude en de Koloniale Hogeschool van Antwerpen’, Retroscoop http://www.retroscoop.com/maatschappij.php?artikel=172, geraadpleegd op 17 maart 2020.


Docenten waren vaak oud-kolonialen en missionarissen die ook actief waren in instellingen met een koloniale connectie, zoals het Museum van Tervuren en het Ministerie van Koloniën, Belgische universiteiten en hogescholen. Aanvankelijk duurde een opleiding 3 jaar. Op lange termijn werd die uitgebreid naar 4 jaar. Slagen voor de eerste cyclus van twee jaar leverde een diploma kandidaat in de koloniale en administratieve wetenschappen op. Met succes de laatste twee jaren vervolledigen, resulteerde in het diploma liceniaat in de koloniale en administratieve wetenschappen.


Directeurs


1920-1926: Charles Lemaire

1926-1958: Norbert Laude

1958-1962: Georges Schmit


Alumni


Een aantal prominente Belgen volgden of gaven les aan de koloniale hogeschool, waaronder:

De Cleene, Natal: etnograaf, docent gewoonterecht

Geeraerts, Jef: schrijver en criticus van het koloniaal regime

Ryckmans, Pierre: Gouverneur-Generaal van Belgische Congo (1934-1946), doceerde inheems recht en politiek

Sohier, Antoine: Procureur-Generaal van het Hof van Beroep in Elizabethville (Katangaprovincie, Congo), docent inheems recht

Van Bilzen, Anton Jozef “Jef”, docent grondrechten en concessies en sociale wetgeving van Belgisch Congo


Gasten bij de inhuldiging van het monument.jpeg
Gasten bij de inhuldiging van het monument Bron: Vanhees, B., ‘Een opmerkelijke carrière. Norbet Laude en de Koloniale Hogeschool van Antwerpen’, Retroscoop http://www.retroscoop.com/maatschappij.php?artikel=172, geraadpleegd op 17 maart 2020.

Gebouw en monumenten


De Koloniale Hogeschool was een ontwerp van bouwmeester Walter Van Kuyck (1876-1934). Het werd gebouwd in de ‘Koloniale Stijl’, gekenmerkt door vele balkons. Na de brand in de jaren 1930 werden de Franse mansardedaken vervangen door platte varianten en werd een art-deco-koepel toegevoegd. Op verschillende plekken is er een vijfpuntige ster, zoals op de vlag van Belgisch Congo, terug te vinden.


In 1949 werd er een monument opgericht ter ere van de docenten en studenten van de school die omkwamen tijdens de Tweede Wereldoorlog. De inhuldigingsplechtigheid werd bijgewoond door Pierre Wigny, de toenmalige Minister van Koloniën, en Koningin Elisabeth, een verwijzing naar de sterke band die het Belgisch koningshuis had met de school en de Belgische kolonie in het algemeen.


Momenteel maakt het oorspronkelijke gebouw deel uit van de Campus Middelheim van de Universiteit van Antwerpen. Het bevat de stafdiensten van de rector, departementen financiën, onderwijs en onderzoek en vergaderzalen. In 2010 kreeg het gebouw de status van beschermd monument, wat ook inhoudt dat de oorspronkelijke architectuur zo goed mogelijk bewaard wordt.


Bibliografie


Bertrams, K., Universités & entreprises: milieux académiques et industriels en Belgique 1880 – 1970, (Bruxelles: Le Cri, 2006).

Busschaert, L., ‘Norbert Laude (1888-1974). Leven in teken van de kolonie’, Online masterthesis, KU Leuven, 2013-2014 geraadpleegd op 17 maart 2020.

Colman, G., ‘Naar een elite voor de gewestdienst van Belgisch-Kongo en Ruanda-Urundi: de studenten van de Koloniale Hogeschoolte Antwerpen (1920-1962)’, onuitgegeven licenciaatscriptie, Universiteit van Gent, 1987.

De Vlieger, P-J., ‘Tweeënveertig jaar Koloniale Hogeschool in België. Een historisch onderzoek naar de bestaansreden van een instituut‘, onuitgegeven masterthesis, Universiteit van Gent, 2003.

Foutry, V., ‘Belgisch Kongo tijdens het interbellum: een immigratiebeleid gericht op sociale controle’, Belgisch tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, 14 (1983), 3-4, 461- 488.

Goeman, L., ‘Topambtenaar in Belgisch-Kongo. Een studie naar beeldvorming bij ambtenaren in gewestdienst, van het niveau van gouverneur-generaal tot hulpgewestbeheerder, in de periode 1958-1960’, Online licenciaatscriptie, Universiteit Gent, 1996-1997 geraadpleegd op 17 maart 2020.

Lagae, ‘‘Het echte belang van de kolonisatie valt samen met wetenschap.’ Over kennisproductie en de rol van wetenschap in de Belgische koloniale context’, Vellut, J-L. (red.), Het geheugen van Congo: de koloniale tijd (Gent: Snoeck, 2005), 131-138.

Poncelet, M., L’Invention des sciences coloniales belges (Parijs: Karthala, 2008).

Vanhees, B., ‘Een opmerkelijke carrière. Norbet Laude en de Koloniale Hogeschool van Antwerpen’, 'Retroscoop' geraadpleegd op 17 maart 2020.