Rodhain, Alphonse Hubert Jérôme (1876-1956)

From Bestor_NL
Revision as of 13:55, 22 June 2020 by Bestor (talk | contribs)
Jump to: navigation, search
Rodhain.jpeg


Arts en specialist inzake tropische geneeskunde en vooral slaapziekte. Rodhain werd geboren op 25 januari 1876 in Herselt en overleed op 26 september 1956 in Tervuren.

Levensloop en loopbaan


Jérôme Rodhain studeerde geneeskunde aan de universiteit van Leuven. Hier leerde hij medestudent Alphonse Broden kennen. Beiden waren als student actief in het laboratorium van Joseph Denys. Rodhain studeerde af als arts in 1899. Tussen 1899 en 1903 was hij actief als assistent in het bacteriologisch laboratorium van Denys. In 1903 trok Rodhain naar de Congo Vrijstaat. Hij werd hierin aangemoedigd door Denys en Broden. Die laatste leidde sinds 1900 het pas opgerichte bacteriologisch laboratorium van Leopoldstad. Tijdens zijn eerste jaren in de kolonie was hij actief als staatsarts in de Umbangi-regio en nam hij ook deel aan een militaire expeditie tegen Sultan Djabir, een leider van de Azande.


Vanaf 1907 ging aan de slag in het hospitaal voor ‘inboorlingen’ en het lazaret voor slaapzieken in Leopoldstad, dat nauw verbonden wat met laboratorium van Leopoldstad. Toen begon hij ook meer systematisch met Broden samen te werken, vooral inzake onderzoek naar en behandeling van slaapziekte.


Vanaf 1909 werkte Broden weer voor de koloniale Belgische staat. Hij begeleidde Minister van Koloniën Jules Renkin tijdens zijn reis door Congo. Tussen 1911 en 1912 leidde Rodhain een wetenschappelijke expeditie in Katanga. Hier deed hij onderzoek naar slaapziekte en hoe die verspreid werd door de tseetseevlieg. Tussen 1913 en 1915 reisde hij in de streek rond de Uele-rivier, weer om slaapziekte te bestuderen.


Tijdens de Eerste Wereldoorlog stond Rodhain aan het hoofd van de gezondheidsdienst van de Force Publique, het koloniale leger, dat betrokken was bij de strijd om Tabora en Mahenge in wat toen Duits Oost-Afrika was. Hij maakte van de nood een deugd en onderzocht intussen de ziekten van soldaten en dragers. Na de oorlog en een verblijf in België, werd Rodhain hoofdgeneesheer te Boma en was hij actief als onderzoeker in het laboratorium van Leopoldstad. Tussen 1919 en 1923 was hij lid van de Commissie voor de Bescherming van de Inheemse Bevolking, een koloniaal adviesorgaan. Hierin schreef hij mee aan een rapport over de verslechterende medische en demografische toestand van de Congolese bevolking.


Rodhain was lid van een Belgisch en internationaal netwerk van artsen en specialisten inzake tropische geneeskunde. Hij trok regelmatig naar conferenties in België en het buitenland en droeg bij aan talloze medische tijdschriften. Ook bezocht bij prestigieuze instellingen zoals het Pasteurinstituut in Parijs. Hij werkte samen met buitenlandse geleerden en wisselde vaak informatie en geneesmiddelen met hen uit. Hij had vooral nauwe banden met de Franse wetenschappers die net aan de overkant van de Congostroom in Brazzaville in Frans Congo gelijkaardig onderzoek en behandelingen deden. Ook ontving hij buitenlandse geleerden, zoals Claus Schilling, een Duitse arts uit Togo. Mede omwille van het uitblijven van systematische steun vanwege de koloniale administratie, toonde Rodhain zich een sterke voorstander van meer internationale samenwerking.


In 1925 zette hij een punt achter zijn koloniale carrière en keerde hij terug naar België. Hier combineerde hij onderzoek en onderwijs met de uitbouw van tropisch-geneeskundige instellingen. Hij werd docent protozoölogie en laboratoriumonderzoeker aan de School voor Tropische Geneeskunde te Brussel, geleid door Broden. Wanneer Broden overleed in 1929, nam Rodhain de leiding ervan over. Onder zijn directeurschap, verhuisde de instelling naar Antwerpen in 1933, kreeg het een nieuwe naam (Instituut voor Tropische Geneeskunde Prins Leopold) en groeide het uit tot hét centrum voor tropisch-geneeskundig onderwijs en onderzoek in België. Rodhain leidde het Instituut tot aan zijn pensioen in 1947.

Rodhain was van 1925 tot 1933 actief als docent aan de Bijzondere Handelsschool, verbonden aan de Rechtsfaculteit van de Gentse universiteit. Daarnaast doceerde hij ook aan het Universitair Instituut voor de Overzeese Gebieden.


Daarna had hij weer meer tijd voor onderzoek, waarvoor hij regelmatig terugkeerde naar Congo. Hij bleef erg productief ondanks dat hij zelf regelmatig door ziekte getroffen werd. Rodhain was lid van talloze (koloniale) wetenschappelijke en adviserende instellingen, waaronder de Académie royale de médecine de Belgique, de Koninklijke Academie voor Overzeese Wetenschappen - Académie Royale des Sciences d’Outre-Mer, het Nationaal Instituut voor de Landbouwkunde in Belgisch Congo, het Instituut voor Wetenschappelijk Onderzoek in Centraal Afrika en het Rode Kruis van Congo, de Société belge de biologie en de Sociéte belge de médecine tropicale. Hij overleed uiteindelijk aan de complicaties van een ziekte die hij opdeed in Congo.


Werken


Rodhain publiceerde tussen 1903 en 1956 meer dan 300 stukken. Zijn specialiteit was de diagnostiek en behandeling van talloze ziekten die vooral in tropische gebieden voorkwamen, waaronder slaapziekte, malaria, en filariasis.


Hij ontdekte dat cytologisch en chemisch onderzoek van ruggenmergvloeistof toeliet om slaapziekte en louse-borne relapsing fever (LBRF) vast te stellen. Met Broden beschreef hij verschillende van de trypanosomen, eencellige parasitaire protozoën behorende tot het Trypanosoma geslacht van de Trypanosomatidae klasse, die slaapziekte veroorzaken, zowel bij mens als dier. Tijdens zijn verschillende expedities onderzocht hij welke vliegen de slaapziekte verspreiden, waaronder de Glossina Morsitans.


Samen onderzochten en testten Rodhain en Broden ook verschillende behandelingen, waaronder injecties met kalium en behandeling met arsenicum. Ook ontwikkelden ze verder de chemotherapie in navolging van de Duitse wetenschapper Paul Ehrlich. Met hun Duitse collega’s hadden ze goede connecties en wisselden ze materiaal uit. Nieuwe, experimentele en vaak gevaarlijke geneesmiddelen en behandelingen werden regelmatig getest op Afrikaanse patiënten.


Met betrekking tot de ziekte filariasis onderzocht Rodhain de pathologie van de wormen die deze ziekte veroorzaakten en de verschillende anatomische vormen die zij konden aannemen. Hij deed daarvoor onderzoek zowel bij mensen als dieren. Ander onderzoek betrof de malaria in het bijzonder bij chimpansees en kleine knaagdieren. Onderzoek op dieren werd vergemakkelijkt door zijn connecties met de Zoo van Antwerpen en door zijn eigen jachtactiviteiten. Hij was verder betrokken bij het bedenken van anti-malaria maatregelen en was voorzitter van een Commissie opgericht door het Ministerie van Koloniën om deze maatregelen op punt te stellen.


Door zijn vernieuwend onderzoek werd en wordt Rodhain vaak gezien als de grondlegger van de tropische geneeskunde. Hij gaf regelmatig kritiek op het medische beleid van de koloniale staat, vaak vanuit medische overwegingen, maar ook omdat hij te weinig gehoor vond bij de beleidsmakers en zij zijn expertise niet voldoende erkenden, in tegenstelling tot buitenlandse wetenschappers.


Erkenning


Rodhain was erelid van talloze buitenlandse genootschappen en verschillende buitenlandse genootschappen erkenden hem met een medaille. Hij was erelid van de Société de Pathologie Exotique (Parijs), erelid van de Royal Society of Tropical Medicine and Hygiene (Londen), erelid van de American Academy of Tropical Medicine en de American Society of Tropical Medicine.


Hij kreeg de medaille van Laveran (Société de Pathologie Exotique de Paris), de medaille van B. Nocht (Institut für Schiff und Tropenhygiene Hamburg), de Mary Kingsley Medal (School of Tropical Medicine Liverpool) en medaille van P. Manson (London School of Tropical Medicine) en de medaille van Eijkman (Eijkman-Amsterdam Foundation). In 1953 kende de Faculteit der Geneeskunde van Parijs hem de Emile Brumpt-prijs toe. In Portugal werd hij benoemd tot Ereprofessor van het Instituut voor Tropische Geneeskunde. De Académie royale de médicine bekroonde hem met de vijfjaarlijkse prijs voor medische wetenschappen in 1941.


Daarnaast kreeg hij ook heel wat militaire en burgerlijke eretekens in binnen- en buitenland, waaronder Grootofficier van de Kroonorde, Commandant van de Leopoldsorde, Commandant van de Orde van de Afrikaanse Ster, Commandant van de Koninklijke Orde van de Leeuw, Officier van het Erelegioen, Distinguished Service Order, Commandant van de Militaire Orde van Christus van Portugal en het Oorlogskruis met palmen, de herdenkingsmedaille van de Afrikaanse Campagnes.


Werken


Een volledige lijst van Rodhains werken kan gevonden worden in Dubois, A., ‘J. Rodhain, notice nécrologique’, Bulletin des Séances des Académie Royale des Sciences Coloniales, 1 (1957) 159-190.


Bibliografie


  • Dubois, A., ‘J. Rodhain, notice nécrologique’, Bulletin des Séances. Académie royale des Sciences Coloniales, 1 (1957) 159-190.
  • Dubois, A., ‘RODHAIN (Alphonse-Hubert-Jérôme)’, Biographie Coloniale Belge, VI (Brussels 1968) 858-861.
  • Janssens, P.G., ‘Jerome Rodhain (1876-1956)’, Liber Memorialis 1913-1960 (Gent, 1960), volume 3, 293-306 (met bibliografie).
  • Janssens, P.G., ‘Rodhain, Jérôme, geneesheer, hoofdgeneesheer van Belgisch Kongo, hoogleraar’, ‘’Nationaal Biografisch Woordenboek’’ 2 () col. 740-744.
  • Mertens, M., and Lachenal, G., ‘The History of “Belgian” Tropical Medicine from a Cross-Border Perspective’, Revue belge de Philologie et d’Histoire, 90 (2012) 1249–71.
  • Mertens, M., ‘’Chemical compounds in the Congo: pharmaceuticals and the 'crossed history' of public health in Belgian Africa (ca. 1905-1939)’’, onuitgegeven doctoraatsthesis, Gent 2014.
  • Schalbroeck, E., “The Commission for the Protection of the Native Population and Belgian Colonialism”, onuitgegeven doctoraatsthesis, Cambridge 2019.