Koloniale Hogeschool van België (Université Coloniale de Belgique)
De Hogere Koloniale School (École Coloniale Supérieure) was een opleidingsinstituut voor toekomstige kolonialen. Het werd opgericht in 1920 in Antwerpen en herdoopt tot de Koloniale Hogeschool van België (Université Coloniale de Belgique) in 1923. Vanaf 1949 kreeg het de naam Universitair Instituut voor de Overzeese Gebieden (UNIVOG) (Institut Universitaire des Territoires d'Outre-mer (INUTOM)). Nadat de school werd stopgezet in 1961 onderging het verschillende fusies, die uiteindelijke het Instituut voor Ontwikkelingsbeleid en -beheer (IOB) van de Universiteit van Antwerpen voortbrachten. Het oorspronkelijke gebouw ligt op de Campus Middelheim.
Contents
Geschiedenis
Oprichting
De Koloniale Hogeschool van België was niet de eerste instelling in België die zich bezighield met het opleiden van kolonialen voor hun vertrek naar Congo. Reeds in 1894 zette koning Leopold II, de privé-eigenaar van de Kongo Vrijstaat (1885-1908), de Ecole Mondiale in Tervuren op poten. Zij kwam echter nooit van de grond. Nadat België Leopolds kolonie overnam en herdoopte tot Belgisch Congo, richtte zij ook de koloniale school van de vorst opnieuw op. De school bood echter slechts een beperkte opleiding aan en trok weinig leerlingen aan.
In reactie op de toenemende klachten over het koloniale administratieve korps tijdens de Eerste Wereldoorlog, gaven beleidsmakers toe dat een nieuwe school en opleiding nodig waren. In 1919 richtte Minister van Koloniën Louis Franck een voorbereidende commissie op. Die boog zich over de toelating, duur en inhoud van een opleiding voor kolonialen. Reeds een jaar laten werd in Antwerpen de Hogere Koloniale School (École Coloniale Supérieure) opgericht door het Koninklijk Besluit van 11 februari 1920. Charles Lemaire (1863-1925), een militair en ontdekkingsreiziger met jarenlange ervaring in Congo, werd aangesteld als de eerste directeur en docent cartografie en deontologie. In 1921 zag ook een studentenclub, met oranje, wit en blauw als officiële kleuren, het levenslicht.
Financiële middelen voor de oprichting werden geleverd door de Belgische staat, de stad Antwerpen (die ook een grond nabij het Middelheimpark schonk), de Association des Planteurs de Caoutchouc, het Casteleynfonds, de Fondation des Amis de l’Université Coloniale (een initiatief van Paul Gustin), de Bungestichting van Edouard Bunge, en de Commission for Relief in Belgium, een overwegend Amerikaanse stichting die tijdens de Eerste Wereldoorlog de voedselvoorziening in België organiseerde.[1]
Herstructurering en Brand
De Koloniale Hogeschool kende aanvankelijk heel wat kinderziekten, zoals een tekort aan onderwijspersoneel. Omdat de problemen bleven aanslepen, werd het nut van de instelling zelfs in vraag gesteld. Om deze twijfels de kop in te drukken, kreeg de school een nieuwe naam, moderne gebouwen en werd zij geherstructureerd in 1923. Vanaf dan heette zij de Koloniale Hogeschool van België (Université Coloniale de Belgique). Een instituut met drie faculteiten, die elk verbonden zouden worden aan een bestaande instelling, werd gecreëerd. De Faculteit Staats- en Bestuurlijke Wetenschappen werd gevormd door de Hogere Koloniale School. De faculteit Tropische Geneeskunde en de faculteit Natuurwetenschappen werden verbonden met respectievelijk de School voor Tropische Geneeskunde en het Museum van Tervuren. De gloednieuwe gebouwen, gelegen vlakbij het Middelheimpark, werden ingewijd door koning Albert I. In 1925 kwam er nog handelsafdeling bij, gefinancierd door de Bungestichting. Deze afdeling richtte zich tot wie zich voorbereidde op het bedrijfsleven in Congo.
De Koloniale Hogeschool Bron: Vanhees, B., ‘Een opmerkelijke carrière. Norbert Laude en de Koloniale Hogeschool van Antwerpen’, Retroscoop, geraadpleegd op 17 maart 2020. |
Van samenwerking en uitbreiding kwam uiteindelijk minder in huis dan gepland. Enkel de Faculteit Staats- en Bestuurlijke Wetenschappen werd een volwaardige faculteit. Toen de School voor Tropische Geneeskunde van Brussel naar Antwerpen verhuisde, verkoos het een nieuw gebouw in plaats de campus van Koloniale Hogeschool. Bovendien kon de koloniale hogeschool, ondanks de naamsverandering, geen universitaire diploma’s afleveren. De veranderingen gingen dus meer om een interne herschikking dan om een echte herstructurering.
Door een aanslepende ziekte, deed Lemaire afstand van het directeurschap. Hij overleed in 1925. In 1926 werd een nieuwe directeur aangesteld: Norbert Laude. Hij was een militair die de Eerste Wereldoorlog had doorbracht in Congo en daarna werkte op de propagandadienst van het Ministerie van Koloniën. Hij breidde het programma van de school verder uit en gaf ook zelf lessen deontologie en geografie. Hij promootte de school in de media en via lezingen en legde connecties in binnen- en buitenland. Ten slotte voerde hij een internaatregime en uniform in om de discipline onder de studenten te vergroten.
In 1929 kreeg de school te maken met een probleem van een totaal nieuwe orde: een brand in het hoofgebouw verwoestte een groot deel van de leslokalen en collecties. De bibliotheek, inclusief de buste van Lemaire, overleefde de brand ongedeerd. Het gerucht ging de ronde dat de school na deze harde klap zou sluiten of, in het beste geval, zou fuseren met andere instellingen. Maar dat was buiten Laude gerekend. Hij stortte zich volop op de heropbouw van ‘zijn school’. Met resultaat: de nieuwbouw werd al in 1931 feestelijk geopend.
Oorlogsjaren en Einde
De Tweede Wereldoorlog was een turbulente periode voor de Koloniale Hogeschool. De gebouwen werden tijdelijk gebruikt door het Belgische leger en Rode Kruis. Nadat België zich in 1940 overgaf aan de Duitsers en bezet gebied werd, kreeg de school Duitse militairen over de vloer. De Duitsers stelden aanvankelijk een compromis voor: de lessen konden doorgaan indien de studenten werkten voor de Duitsers. Laude krabbelde al snel terug uit vrees dat studenten ten prooi zouden vallen aan Duitse propaganda die inspeelde op Vlaams-nationalistische sentimenten. Zijn zorgen waren niet onterecht, want een aantal studenten hadden weldegelijk connecties met Vlaams-nationalistische verenigingen met een Duitse connectie, zoals Verdinaso, het Verbond der Dieste Nationaal Solidaristen. Uiteindelijk werd besloten om tot het einde van de oorlog de lessen in herenhuizen op de Elizabethlaan in Antwerpen te laten doorgaan.
De Koloniale Hogeschool en Laude speelden ook een rol in het verzet. De directeur werd namelijk adjunct-commandant van de Antwerpse afdeling van ‘Het Geheim Leger’, een verzetsgroep, en voorzitter van het 'Clandestien Coördinatiecomité' van Antwerpen. Aan de Koloniale Hogeschool werd een inlichtingencel opgericht en die werd ondersteund door studenten, oud-studenten en docenten. Naast inlichtingen verzamelen en verspreiden, hield KH L55 zich bezig met spionage, verzetspers, hulp voor onderduikers en verzetsacties. In augustus 1944 werd de cel verraden aan de Duitsers. Laude werd gearresteerd, ondervraagd, gefolterd en zelfs driemaal ter dood veroordeeld. Zijn executie werd nipt vermeden omdat de Duitsers op de vlucht sloegen voor de Britten die Antwerpen kwamen bevrijden. Na de oorlog werd Laude uitgebreid geëerd voor zijn rol in het verzet.
Laude na de Tweede Wereldoorlog Bron: Vanhees, B., ‘Een opmerkelijke carrière. Norbert Laude en de Koloniale Hogeschool van Antwerpen’, Retroscoop, geraadpleegd op 17 maart 2020. Beeld uit de privécollectie van Frederik Janssens. |
Na de tumultueuze oorlogsperiode focuste de school weer op onderwijs en brak een periode van bloei aan. In 1949 kreeg zij een nieuwe naam: Universitair Instituut voor de Overzeese Gebieden (UNIVOG) (Institut Universitaire des Territoires d'Outre-mer (INUTOM)). Ditmaal ging de naamsverandering wel gepaard met een upgrade naar het universitaire niveau. Vanaf dan kon de instelling diploma’s van kandidaat en licenciaat in de koloniale en administratieve wetenschappen afleveren. In 1956 kwam nog een aantal Congolese évolués, leden van de geëuropeaniseerde Congolese elite, waaronder ook Patrice Lumumba, de latere eerste premier van het onafhankelijke Congo, op bezoek. Door de evolutie van de situatie in Congo was de bloeiperiode van het UNIVOG echter van korte duur. Eén jaar na de Congolese onafhankelijkheid, in 1961, werd zij stopgezet. De Luxemburger Georges Schmit, die pas sinds 1958 de leiding had, kon hier niets tegenin brengen.
In 1963 werd de bibliotheek verkocht en in 1965 werd de studentenclub opgeheven. In 1965 fuseerde het UNIVOG met de Rijkshandelhogeschool en het Hoger Instituut voor Vertalers en Tolken tot het Rijksuniversitair Centrum Antwerpen (RUCA). Uit de fusie van het instituut met de afdeling Internationale Samenwerking van de Rijkshandelhogeschool ontstond het College voor Ontwikkelingslanden. Op zijn beurt fuseerde dat in 2000 met het Centrum Derde Wereld (Ufsia) tot het Instituut voor Ontwikkelingsbeleid en -beheer (IOB), verbonden aan de Universiteit van Antwerpen.
Selectie, Lessen en Opleiding
Slechts een beperkt aantal leerlingen kon beginnen aan de opleiding aan het Koloniale Hogeschool. Dit ‘contigent’ werd elk jaar vastgelegd door de Minister van Koloniën. Bovendien mochten zij eerst slagen voor een rigoureus toelatingsexamen. Tussen 1920 en 1946 volgden ongeveer een 1500-tal studenten een opleiding aan de Koloniale Hogeschool. Dankzij hun diploma waren de afgestudeerden verzekerd van een plaats in de koloniale administratie en hadden ze dus een streepje voor op zij die een opleiding aan een andere instelling gevolgd hadden of niet opgeleid waren.
Het lessenpakket omvatte een brede waaier aan algemene disciplines die nuttig werden geacht voor het bestuur van de kolonie.
Eerste jaar: Psychologie, Belgische Geschiedenis, Historische Kritiek, Mineralogie, Etnografie, Etnologie, Natuurrecht, Inleiding tot de Rechtswetenschappen, Grondwettelijk recht, Plantkunde, Menselijke en Dierlijke Biologie, Nederlandse Literatuur, Bantoe Linguïstiek, Engelse Taal, Franse Taal en Aardrijkskunde van Belgisch Congo
Tweede Jaar: Logica, Europese literatuur, Economie, Administratief en Burgerlijk Recht van Belgisch Congo, Bodemkunde (irrigatie), Algemene Technologie, Sociologie, Frans, Bantoe Linguïstiek en Koloniale geschiedenis
Derde en vierde jaar: Gewoonterecht, Koloniaal Charter, Strafwetboek, Strafrechtelijke Procedures, Internationaal Recht, Grondrechten en Concessies, Sociale Wetgeving Belgisch Congo, Administratieve Instellingen, Administratieve Boekhouding, Openbare Financiën van Belgisch Congo, Administratief Recht, Tropische Dierkunde, Hygiëne en Tropische Geneeskunde, Tropische Gewassen, Parlementaire Geschiedenis, Economische Politiek, Topografie, Infrastructuur, Administratieve Organisatie van een Koloniale Post, Transport, Statistiek en Internationale Economische Verdragen, Vergelijkende Koloniale Systemen, Vergelijkend Publiek Recht, Lingala, Kiswahili en Tropische Landbouw.
- | Voor de volledige lijst met docenten, zie Vanhees, B., ‘Een opmerkelijke carrière. Norbret Laude en de Koloniale Hogeschool van Antwerpen’, Retroscoop, geraadpleegd op 17 maart 2020.
Docenten waren vaak oud-kolonialen en missionarissen die ook actief waren in instellingen met een koloniale connectie, zoals het [Koninklijk Museum voor Midden-Afrika-Musée royal de l'Afrique centrale|Museum van Tervuren] en het Ministerie van Koloniën, Belgische universiteiten en hogescholen. Aanvankelijk duurde een opleiding drie jaar. Op lange termijn werd die uitgebreid naar vier jaar. Slagen voor de eerste cyclus van twee jaar leverde een diploma 'Kandidaat in de koloniale en administratieve wetenschappen' op. Met succes de laatste twee jaren vervolledigen, resulteerde in het diploma 'Licentiaat in de koloniale en administratieve wetenschappen'.
Directeurs
1920-1926: Charles Lemaire
1926-1958: Norbert Laude
1958-1962: Georges Schmit
Alumni
Een aantal prominente Belgen volgden of gaven les aan de koloniale hogeschool, waaronder:
Natal De Cleene, etnograaf, docent gewoonterecht
Jef Geeraerts, schrijver en criticus van het koloniaal regime
Pierre Ryckmans: Gouverneur-Generaal van Belgische Congo (1934-1946), doceerde inheems recht en politiek
Antoine Sohier, Procureur-Generaal van het Hof van Beroep in Elizabethville (Katangaprovincie, Congo), docent inheems recht
Anton Jozef "Jef" Van Bilzen, docent grondrechten en concessies en sociale wetgeving van Belgisch Congo
Léo Verriest, historicus en archivaris, docent 1920-1923
Gasten bij de inhuldiging van het monument Bron: Vanhees, B., ‘Een opmerkelijke carrière. Norbert Laude en de Koloniale Hogeschool van Antwerpen’, Retroscoop, geraadpleegd op 17 maart 2020. Beeld uit de privécollectie van Frederik Janssens. |
Gebouw en monumenten
De Koloniale Hogeschool was een ontwerp van bouwmeester Walter Van Kuyck (1876-1934). Het werd gebouwd in de ‘Koloniale Stijl’, gekenmerkt door vele balkons. Na de brand in de jaren 1930 werden de Franse mansardedaken vervangen door platte varianten en werd een art-deco-koepel toegevoegd. Op verschillende plekken is er een vijfpuntige ster, zoals op de vlag van Belgisch Congo, terug te vinden.
In 1949 werd er een monument opgericht ter ere van de docenten en studenten van de school die omkwamen tijdens de Tweede Wereldoorlog. De inhuldigingsplechtigheid werd bijgewoond door Pierre Wigny, de toenmalige Minister van Koloniën, en Koningin Elisabeth, een verwijzing naar de sterke band die het Belgisch koningshuis had met de school en de Belgische kolonie in het algemeen.
Momenteel maakt het oorspronkelijke gebouw deel uit van de Campus Middelheim van de Universiteit van Antwerpen. Het bevat de stafdiensten van de rector, departementen financiën, onderwijs en onderzoek en vergaderzalen. In 2010 kreeg het gebouw de status van beschermd monument, wat betekent dat de oorspronkelijke architectuur zo goed mogelijk bewaard moet worden.
Bibliografie
Bertrams, K., Universités & entreprises: milieux académiques et industriels en Belgique 1880 – 1970, (Bruxelles: Le Cri, 2006).
Busschaert, L., ‘Norbert Laude (1888-1974). Leven in teken van de kolonie’, Online masterthesis, KU Leuven, 2013-2014 geraadpleegd op 17 maart 2020.
Colman, G., ‘Naar een elite voor de gewestdienst van Belgisch-Kongo en Ruanda-Urundi: de studenten van de Koloniale Hogeschoolte Antwerpen (1920-1962)’, onuitgegeven licenciaatscriptie, Universiteit van Gent, 1987.
De Vlieger, P-J., ‘Tweeënveertig jaar Koloniale Hogeschool in België. Een historisch onderzoek naar de bestaansreden van een instituut‘, onuitgegeven masterthesis, Universiteit van Gent, 2003.
Foutry, V., ‘Belgisch Kongo tijdens het interbellum: een immigratiebeleid gericht op sociale controle’, Belgisch tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, 14 (1983), 3-4, 461- 488.
Goeman, L., ‘Topambtenaar in Belgisch-Kongo. Een studie naar beeldvorming bij ambtenaren in gewestdienst, van het niveau van gouverneur-generaal tot hulpgewestbeheerder, in de periode 1958-1960’, Online licenciaatscriptie, Universiteit Gent, 1996-1997 geraadpleegd op 17 maart 2020.
Lagae, ‘‘Het echte belang van de kolonisatie valt samen met wetenschap.’ Over kennisproductie en de rol van wetenschap in de Belgische koloniale context’, Vellut, J-L. (red.), Het geheugen van Congo: de koloniale tijd (Gent: Snoeck, 2005), 131-138.
Poncelet, M., L’Invention des sciences coloniales belges (Parijs: Karthala, 2008).
Vanhees, B., ‘Een opmerkelijke carrière. Norbert Laude en de Koloniale Hogeschool van Antwerpen’, Retroscoop, geraadpleegd op 17 maart 2020].
Noten
- ↑ De familie Bunge was al sinds de Congo-Vrijstaatperiode betrokken bij de import en export van koloniale waren.