Société des conférences de l'École industrielle de Charleroi
Historiek
In juni 1876 besliste de administratieve commissie van de Nijverheidsschool van Charleroi[1], om, “met het oog op het "bevorderen en aansporen van de verspreiding van nuttige kennis”, gratis publieke voordrachten/lezingen in te richten over "verschillende onderwerpen op het gebied van wetenschap, literatuur, geschiedenis, wetgeving, economische politiek" met als bedoeling om "het leerpakket, zoals dat nu op de genoemde school gegeven wordt, uit te breiden". De Société des conférences werd officieel opgericht op 4 november 1876, maar al op 1 oktober van dat jaar vond de eerste voordracht plaats in het stadhuis van Charleroi. Voortaan vonden alle voordrachten plaats op dezelfde locatie, en steeds ’s avonds. Al snel werd ook een tombola in het leven geroepen, waarbij nuttige boeken werden verloot.[2]. Ter ere van het eerste seizoen van de voordrachten werd op 3 juni 1877 voor de eerste keer een herinneringsmedaille geslagen.[3]
Het officiële tijdschrift van de Société, L’Éducation populaire, verscheen vanaf hetzelfde jaar 1877, onder het motto "Travail et Patrie"» (“Arbeid en Vaderland”). Een abonnement op dit wekelijks tijdschrift dat op donderdag verscheen, kostte vijf frank. De Société spoorde de directeurs van de industriële vestigingen in de stad aan om haar tijdschrift aan hun personeelsleden aan te bevelen "teneinde dit moraliserend werkstuk alle nodige publiciteit te geven".[4]
In januari 1878 diende secretaris Clément Lyon zijn ontslag in bij de Société; hij behield evenwel de verantwoordelijkheid voor het tijdschrift dat van dan af niet langer het officiële orgaan van de Société was. De advertenties van de Société werden nog regelmatig gepubliceerd, althans tot in mei 1878, waarna ze uit de katernen verdwenen.[5] L’Éducation populaire verscheen tot in 1903.
De stichtende leden
De initiatiefnemers van de Société waren de arts en schepen Charles Dupret, de ingenieur en algemeen directeur van de naamloze vennootschap Marcinelle et Couillet Eugène Smits, de ingenieur en bestuurder van de naamloze vennootschap la Providence te Marchienne Théophile Ziane, de arts, provinciaal raadgever en burgemeester van Gilly Florent Hanoteau, advocaat en gemeenteraadslid Jules Audent, de ingenieur Jules François en Emile Jouniaux (deze laatste was ook hoofdfunctionaris van de kolenindustrie van Noord-Charleroi ) en ten slotte Norbert Bertrand, die naast directeur van l’École industrielle ook studieprefect van het gemeentelijk college was. Bertrand werd voorzitter van de nieuwe Société.[6]
Publicaties
- L’Éducation populaire (1877-1903).
- KBR: MIC. IMP 187.
Bibliografie
- DE VROEDE, M., Bijdragen tot de geschiedenis van het pedagogisch leven in België in de 19de en 20ste eeuw, Deel 1: de periodieken 1817-1878, Gent-Leuven, 1973, 535-546.
Noten
- ↑ Over de ontwikkeling van het nijverheidsonderwijs in Charleroi zie W. STAQUET, L'Université du Travail de Charleroi, 1997.
- ↑ L’Éducation populaire, nr. 4, 1877.
- ↑ Documents et rapports de la Société paléologique et archéologique de l’arrondissement judiciaire de Charleroi, 25 (1901), 176-178.
- ↑ L’Éducation populaire, nr. 3, 1877. Over deze initiatieven tot de morele opvoeding van de arbeider, zie het artikel van J. PUISSANT, “Le bon ouvrier, mythe ou réalité du XIXème siècle", in: Revue Belge de Philologie et d'Histoire, 56 (1978) , 878-929.
- ↑ L’Éducation populaire, nr. 3, 1878 en M. DE VROEDE, Bijdragen tot de geschiedenis van het pedagogisch leven, 543.
- ↑ L’Éducation populaire, 1 (1877).