Van Oye, Paul (1886-1969)
Hydrobioloog en wetenschapshistoricus, geboren te Oostende op 24 augustus 1886 en overleden te Gent op 11 oktober 1969.
Biografie
Paul van Oye werd geboren te Oostende op 24 augustus 1886. Hij volgde middelbaar onderwijs aan het Koninklijk Atheneum te Oostende.
In 1905 startte Paul Van Oye aan de Rijksuniversiteit van Gent, waar hij op 21 juli 1911 promoveerde hij tot doctor in de natuurwetenschappen, groep dierkunde. Hij was een leerling van Julius MacLeod aan de Rijksuniversiteit van Gent. Op 30 november 1911 studeerde Paul Van Oye verder in de richting geneeskunde.
Hij werd op 16 november 1911 benoemd tot hulppreparator van de cursus vergelijkende anatomie. In 1912 werd hij kandidaat in de geneeskunde.[1]
Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog verhuisde hij naar Nederlands Indië. Hij werd in 1915 attaché aan het Laboratorium van Visserij in Jakarta en drie jaar later bij dat van Tasikmalaja.[2]
In 1919 werd hij belast met de lessen in de dierkunde en de vergelijkende ontleedkunde aan de School tot opleiding van Indische Artsen. In 1922 keerde hij terug naar België.
In hetzelfde werd hij door de Minister van Koloniën naar Belgisch Congo gestuurd. Hij verrichtte hier gedurende 10 maanden ichtyologische onderzoek met het op oog op de inlandse viskweek.
Twee jaar later behaalde hij aan de Rijksuniversiteit van Gent de titel van doctor in de genees- en verloskunde. In 1925 werd hij doctor in de tropische geneeskunde.
In hetzelfde jaar na zijn promotie tot doctor werd hij benoemd tot laboratoriumdoktor in Congo belast met de speciale opdracht levende vissoorten daar in te voeren. Er werden levende vissen van Antwerpen naar Stanley-stad vervoert. Vervolgens werd hem de controle opgedragen van het uit Oosten ingevoerd vee en de bestrijding van de slaapziekte, hetgeen hem in de gelegenheid stelde de Oostprovincie in verschillende richtingen te doorkruisen en tarijke biologische waarnemingen te verrichten.
Op 27 oktober 1926 werd hij uit Congo teruggeroepen om docent te worden aan de Universiteit van Gent.
Hij doceerde dierkundige systematiek en dierenaardrijkskunde. Gedurende de twee volgende jaren werd hij in verschillende Faculteiten titularis van vergelijkende anatomie, de botanische- en ethnografische aardrijkskunde, de volkenkunde, de algemene biologie en fysiologie.
In 1935 richtte hij in de Belgische Jurastreeek een klein biologisch station in. In 1937 vertrok hij met het schoolschip Mercator naar Ijsland.
In 1937 werd hij hoogleraar.
Hij werd ook directeur van het Zoölogisch Museum.
In 1939 had een brief gericht aan de Gentse burgemeester mee ondertekend. In deze brief werd gevraagd om het VNV het verbod op te leggen om zijn paramilitaire formaties en zijn aanhangers in de stad te concentreren.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd hij door de bezetter verschillende weken gevangen gehouden en gedwongen zijn onderzoek in het open veld te beperken tot Vlaanderen. [3] In 1956 werd hij toegelaten tot het emeritaat.
Hij werd op 21 oktober 1939 werkend lid van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor wetenschappen en kunsten en bestuurder in 1948.
Aan de Academie werd hij in 1941 lid en enkele jaren later secretaris en voorzitter van de Bestendige Commissie voor de Geschiedenis van de Wetenschappen. Ook was hij lid van de Commissie van het Nationaal Biografisch Woordenboek.
Paul Van Oyde deed regelmatig schenkingen aan de Academie, met deze schenkingen werd na zijn dood het P. Van Oye-fonds opgericht. Dit fonds reikt ook de P. Van Oyeprijs uit.
In het spoor van Julius Mac Leod was Van Oye de bezieler van het Vlaams Natuur- en Geneeskundig Congres en van de natuurwetenschappelijke vereniging Dodonaea, die de resultaten van het wetenschappelijk onderzoek wou populariseren. In 1935 was hij van deze laatste secretaris en in 1937 voorzitter. Hij gaf ook vaak lezingen tijdens de zittingen van deze vereniging.Hij zorgde ook voor het regelmatig verschijnen van het Biologisch Jaarboek.
Hij was voorzitter van de Vlaamse Wetenschappelijke Stichting.[4]
Paul Van Oye was een actief lid van ’t Zal Wel Gaan. [5]
Tijdens zijn professoraat vervulde hij een aantal ambten. In 1929 was hij ondervoorzitter van de Internationale Verenigung für theoretische und angewandte Limnologie. In 1933 lid van de Commissie voor Biosociologie en veeonderzoek van de Nederlandse Botanische Vereniging. Vanaf 1942 werd hij aangesteld als lid van de Commissie Botanie en Paleontologie van het NFWO.
In 1947 werd hij stichter en hoofdredacteur van het tijdschrift Hydrobiologia-Acta hydrobiologica, hydrographia en protistologica. In 1950 werd hij voorzitter van het 11de Internationale Congres voor de Theoretische en Praktische Limnologie. In 1955 werd hij benoemd tot tweede ondervoorzitter van de Raad van Beheer van de Officiële Universiteit van Elisabethstad en in 1958 werd hij lid van de Hoge Raad voor Onderwijs in Belgisch-Congo en Rwanda-Urundi.
In 1960 was hij medestichter en voorziter van het Zuidnederlands Genootschap voor de Geschiedenis der Geneeskunde, Wiskunde, Natuurwetenschappen en Techniek. Hij was lid van het Belgisch Comité voor de geschiedenis van de wetenschappen.
Hij was stichtend lid van de World Academy of Art and Science.
Hij was officier in de Orde van de Eiken Kroon (Luxemburg).
Hij overleed te Gent op 11 oktober 1969.[6]
Werken
Tijdens zijn opleiding deed hij proeven over de bacteriologische controle bij geneeskundige operaties en publiceerde de bekomen resultaten. In 1914 won hij hiervoor de Prijs van de Geneeskundige refereeravonden en de Prijs Soupart.
In Java onderzocht hij de microfauna- en flora van poelen, meren en rivieren.
Hij publiceerde meerdere werken over de microflora van Java. [7]
Hij stelde een periodische evolutie van het plankton vast, in hoofdzaak afhankelijk van de droogte-en de regenperiode.
Hij schreef verschillende publicaties over zijn onderzoek in Belgisch Congo. Deze publicaties behandelden wieren, flagellaten, rhizopoden, rotatoriën, chaetognaten, vissen en epiphyten. Hij maakte ook een Handleiding bij de praktisch studie van de niet-parasitaire micro-organismen.
Hij besteedde ook publicaties aan koloniale aangelegenheden, potamoplankton, chaetognaten, cladoceren en desmidiaceeën uit Hoog-België en de Belgische Jura. Verder schreef hij over biogeografische streken van België.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog publiceerde hij bijdragen over biogene kalkformaties, over de pH als biogeografische factor, over de desmidiaceeën, de rotatoren en de rhizopoden, evenals over het waterprobleem in België. Na de oorlog was hij een vooraanstand figuur geworden op het gebied van de microflora en fauna van het water.
Geschiedenis van de wetenschappen
Na het bereiken van zijn emeritaat in 1956 ging hij door met het publiceren over tal van biologische onderwerpen, bij een groeiende belangstelling opvalt voor de geschiedenis van de natuurwetenschappen.
In 1959 werd hij medestichter van het tijdschrift Scientiarum Historia, waarin hij verschillende bijdragen schreef over onder andere Sarton, Macleod, Staes, ...
Zijn belangrijke werken over de geschiedenis van de wetenschappen ontwikkelde hij in Bestendige Commissie voor de Geschiedenis van de Wetenschappen. Zijn publicaties werden gepubliceerd in de Verhandelingen van de Klasse der Wetenschappen. [8]
Publicaties
- De plantkunde aan de Universiteit te Gent vóór de benoeming van J. Mac Leod tot professor in de botanie, Brussel: Paleis der Academiën, 1960.
- Lijst met publicaties catalogus KBR geconsulteerd op 23/09/2010 om 9u20.
Bibliografie
- Jan, Gillis, "Van Oye Paul", In:Nationaal Biografisch Woordenboek, vol 5,Brussel: Paleis der Academiën, 1972, kol. 668-672.
- J.J., Symoens, De plantkunde en de dierkunde, In: Robert Halleux, Geert Vanpaemel, Jan Vandersmissen en Andrée Despy-Meyer (red.), Geschiedenis van de wetenschappen in België 1815-2000, Brussel: Dexia, 2001, vol. 2, p.263.
Nota’s
- ↑ Jan, Gillis,"Van Oye Paul", In:Jaarboek 1969, Brussel: KVAB, p.365-371.
- ↑ J.J., Symoens, De plantkunde en de dierkunde,In: Robert Halleux, Geert Vanpaemel, Jan Vandersmissen en Andrée Despy-Meyer (red.), Geschiedenis van de wetenschappen in België 1815-2000, Brussel: Dexia, 2001, vol. 2, p.263.
- ↑ Jan, Gillis,"Van Oye Paul", In: Jaarboek 1969, Brussel: KVAB, p.365-371.
- ↑ Jan, Gillis,"Van Oye Paul", In:Nationaal Biografisch Woordenboek, vol 5, Brussel: Paleis der Academiën, 1972, kol. 668-672.
- ↑ Viering 100 jaar Lucien De Coninck Toespraak prof. Herman Balthazar geconsulteerd op 001/09/2010 om 11u.
- ↑ Jan, Gillis,"Van Oye Paul", In:Nationaal Biografisch Woordenboek, vol 5, Brussel: Paleis der Academiën, 1972, kol. 668-672.
- ↑ J.J., Symoens, De plantkunde en de dierkunde In: Robert Halleux, Geert Vanpaemel, Jan Vandersmissen en Andrée Despy-Meyer (red.), Geschiedenis van de wetenschappen in België 1815-2000, Brussel: Dexia, 2001, vol. 2, p.263.
- ↑ Jan, Gillis,"Van Oye Paul", In:Nationaal Biografisch Woordenboek, vol 5,Brussel: Paleis der Academiën, 1972, kol. 668-672.