Dehalu, Marcel Jacques Joseph (1873-1960)
Astronoom, topograaf en geofysicus, geboren te Montegnée op 1 september 1873 en overleden te Luik op 15 juni 1960.
Biografie
Marcel Dehalu werd geboren te Montegnée (Luik) op 1 september 1873. In juli 1897 promoveerde hij aan de Universiteit van Luik tot doctor in de wiskunde en de natuurkunde met de publicatie Les differents systèmes de réduction des étoiles aux lieux apparants. Zijn promotor was Constantin Le Paige.[1]
Tijdens zijn opleiding kreeg hij les van de toenmalige directeur van het Koninklijke Sterrenwacht François Folie.
Na het succesvol afronden van zijn doctoraat werd Marcel Dehalu benoemd tot assistent van Constantin Le Paige aan het observatorium van Cointe. Op 23 oktober 1901 werd hij benoemd tot volwaardig astronoom aan deze instelling. Onder invloed van Marcel Dehalu en Pol Swings richtte dit observatorium zich op de spectroscopie.
In 1905 nam hij deel aan een expeditie naar Tunesië om de zonsverduistering van 30 augustus te gaan observeren. De belangrijkste taak van Dehalu hier was de oprichting van een station voor de registratie van magnetisme.
In 1907 deed hij op vraag van de Belgische regering mee aan een expeditie voor de verdeling van de grens tussen Oeganda en Congo. In 1908 en 1909 werd hij ook gevraagd om in samenwerking met Britse afgevaardigden in Afrika een equatoriale boogmeridiaan van 30° af te meten. Hij was belast met het maken van astronomische observaties en hij legde de lengtegraad vast via triangulatie. Hij bouwde ook observatiestations op verschillende hoogtes. Dehalu bepaalde telkens het astronomische punt. Ook deed hij magnetische observaties op elk belangrijk geodesisch punt.
Bij zijn terugkeer uit Congo werd hij belast met het maken van een algemene kaart van de mijnconsessies van het bekken van de Kempen met daarop aan de hand van een systeem van assen, de belangrijke waterputten of meer in het algemeen de meest interessante punten voor toekomstige exploitatie. Hij werkte hier met triangulatie. Deze opdracht vervulde hij van 1909 tot en met 1914.
In 1928 slaagde Marcel Dehalu erin om de nodige fondsen te verwerven voor de oprichting van het magnetische meetstation van Manhay door de Universiteit van Luik. Dit station werd vernield tijdens het Ardennenoffensief. Marcel Dehalu zorgde voor de noodzakelijke fondsen voor de heropbouw. Ook de instrumenten in het meetstation werden voortdurend verder ontwikkeld. Het station werd gevestigd op een plaats ver verwijderd van elke vorm van storing.[2]
Hij bouwde ook een academische carrière uit. In 1909 werd hij als docent belast met de cursussen topografie aan de Faculteit Toegepaste Wetenschappen aan de Universiteit van Luik. Op 30 april 1919 werd hij gepromoveerd tot gewoon hoogleraar. Hij nam in 1922 de rest van het lessenpakket over Le Paige, die toegelaten was tot het emeritaat. In hetzelfde jaar werd hij in navolging van Le Paige, administrateur-inspecteur van de Ulg.
Hij was medeverantwoordelijk voor de heropbouw van de Ulg na de Eerste Wereldoorlog. Zo liet hij nieuwe gebouwen optrekken voor de Faculteit Toegepaste Wetenschappen. Daarnaast beschermde en bewaarde hij de bibliotheek en de collecties van de universiteit. Hij ijverde ook voor het goed uitrusten van de verschillende laboratoria. Hij zette zich ook in voor het rekruteren van beloftevolle onderzoekers. In dezelfde functie deed hij ook inspecties naar de kwaliteit van het onderwijs aan de Ulg.
Hij bleef deze functie uitoefenen tot in 1943.[3]
In 1923 nam hij de leerstoel astronomie en geodesie over van Le Paige. Hij richtte verschillende nieuwe cursussen in: elementen van het aardmagnetisme, de voorspelling van de getijden en de luchtfotogrammetrie. Hij introduceerde ook aan de Ulg de methodes van de wiskundige statistiek.[4]
In 1923 jaar volgde hij Le Paige op als directeur van het Observatorium van Cointe.[5] Marcel Dehalu bouwde dit onderzoekscentrum verder uit. Zo werden er nieuwe gebouwen opgericht, nieuw materiaal aangekocht en het personeelsbestand uitgebreid. Hij richtte ook een sectie astrofysica op, deze sectie werd verder uitgebouwd door Swings, Polidore (1906-1983) Polidor Swings.[6] In 1930 werd hij benoemd tot hoogleraar. Polidor Swings maakte zijn doctoraat bij Marcel Dehalu.
In 1945 werd Dehalu toegelaten tot het emeritaat.
In 1921 werd hij corresponderend lid van de Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique , lid in 1933 en voorzitter van de Academie in 1941.
Hij werd in 1902 lid van de Société royale des Sciences de Liège. Hij was voorzitter van dit genootschap in 1907, 1924, 1925, 1930 en in 1931. In 1932 werd hij verkozen tot secretaris-generaal van dit genootschap. Hij vervulde deze functie 28 jaar lang.
Hij was lid van de Sectie technische wetenschappen aan de Koninklijke Academie voor Overzeese Wetenschappen. Hij was ook van 1931 tot 1932 voorzitter van het Koninklijk Belgisch Koloniaal Instituut. Hij was nauw betrokken bij de vereniging van afgestudeerde ingenieurs aan de Ulg. In 1948 werd hij erelid van dit genootschap.[7]
In 1936 werd hij lid van het Comité international des Poids et Mesures. Hij was secretaris van dit Comité van 1946 tot 1952.
In 1951 werd hij corresponderend lid van de Academie des Sciences van het Institut de France.[8]
In 1956 werd er een prijs opgericht die zijn naam draagt. Deze prijs bekroond een publicatie in de astronomie en wordt om de drie jaar uitgereikt en is bedoeld om de studie naar de sterrenkunde verder te ontwikkelen. De prijs wordt toegekend aan een student of een onderzoeker. De leeftijdgrens voor deze prijs werd vastgelegd op 30 jaar. Marcel Dehalu zelf reikte deze prijs uit in 1956 en in 1959.[9]
Hij was Grootofficier in de Leopoldsorde en in de Kroonorde. Hij was Commandeur in het Erelegioen en Officier in de Orde van de Leeuw.
Hij overleed te Luik op 15 juni 1960.
Werken
Als assistent van Le Paige deed hij observaties met behulp van een meridiaankijker met een lensopening van 18 cm. Hij ontdekte een fout bij de graden van de verticale cirkel. Bovendien stelde hij vast dat de waterpas die gebruikt werd voor het aanpassen van de horizontale as van de kijker enkele graden was vervormd. Het geld om dit aanpassen ontbrak echter. Om de horizontaliteit van deze rotatie-as toch te bewaren, werkte Dehalu samen met Le Paige aan de ontwikkeling van een simpele gebruikstechniek. Deze nieuwe techniek werd door zowel nationale als internationale astronomen toegejuicht.[10]
Hij schreef in deze periode ook verschillende bijdragen over de astronomie. Zo publiceerde hij over meteoroïden en over de schijnbare zonneweg of ecliptica (1903). Daarnaast schreef hij een nota Les manifestations de l’Univers invisible (1904) en deed hij onderzoek naar nieuwe sterren (1905). Een aantal van deze bijdragen verschenen in de Bulletin de la Société belge d’Astronomie.[11]
Vanaf 1902 hield hij zich ook bezig met vraagstukken uit de geodesie en de topografie. Hij bestudeerde het mijnkompas, er waren immers heel wat problemen bij het gebruik van dit toestel. Het instrument speelde een belangrijke rol bij de oriëntatie tijdens ondergrondse werken. Dehalu ontwikkelde een geometrische theorie voor dit compas. Hij toonde de verschillende oorzaken aan van de problemen bij het gebruik van dit toestel.[12]
In dezelfde periode hield hij zich bezig met de fotogrammetrie. Hij maakte kaarten uit luchtfoto's die met speciale meetcamera's werden gemaakt. Hij gebruikte deze techniek voor het oplossen van delicate problemen in verband met de topografie.
De observaties die hij in Tunesië deed, werden beschreven in de Annales du Bureau des Longitudes. Ook de foto’s die hij maakte van de corona verscheen in dit tijdschrift. De foto werd gemaakt door Dehalu’s assistent, maar het scherp stellen van de horizontale telescoop deed Dehalu zelf.[13]
Hij was daarnaast ook geïnteresseerd in de algemene relativiteit en zijn toepassingen in de astronomie. Voor enkele publicaties hierover werkte hij samen met Polidor Swings.[14]
Hij deed onderzoek naar vraagstukken in de gravimetrie. Hij bestudeerde de anomalieeën in de zwaartekracht in Oost-Afrika. In 1943 schreef hij een gids over hoe men onderzoek moet doen naar de gravimetrie in Centraal-Afrika.[15]
Publicaties
- Lijst met publicaties in Marcel, Migeotte, Dehalu Marcel,In:"Annuaire ARB", jaargang 1991, Brussel: ARB, p. 33-41.
Bibliografie
- Marcel, Migeotte, Dehalu Marcel, In: "Annuaire ARB", jaargang 1991, Brussel: ARB, p. 3-33.
- Marcel, Migeotte,Marcel Dehalu, In:"Florilège des Sciences en Belgique", vol. 2, Brussel, 1980, ARB, p. 319-336.
- Leo, Houziaux, Marcel Dehalu, In: "Nouvelle Biographie Nationale",vol 7., 2003, p. 97-99.
Nota’s
- ↑ Leo, Houziaux, Marcel Dehalu, In: "Nouvelle Biographie Nationale", vol 7., 2003, p. 97-99.
- ↑ Marcel, Migeotte, Dehalu Marcel,In:"Annuaire ARB", jaargang 1991, Brussel: ARB, p. 3-33.
- ↑ Marcel, Migeotte,Marcel Dehalu,In:"Florilège des Sciences en Belgique",vol. 2, Brussel, 1980, ARB, p.329-330.
- ↑ Marcel, Migeotte,Marcel Dehalu,In:"Florilège des Sciences en Belgique",vol. 2, Brussel, 1980, ARB, p. 328.
- ↑ Leo, Houziaux, Marcel Dehalu, In:"Nouvelle Biographie Nationale", vol 7., 2003, p. 97-99.
- ↑ Marcel, Migeotte,Marcel Dehalu,In:"Florilège des Sciences en Belgique", vol. 2, Brussel, 1980, ARB, p. 329.
- ↑ Marcel, Migeotte, Dehalu Marcel, In:"Annuaire ARB", jaargang 1991, Brussel: ARB, p. 3-33.
- ↑ Marcel, Migeotte,Marcel Dehalu,In:"Florilège des Sciences en Belgique", vol. 2, Brussel, 1980, ARB, p. 333.
- ↑ Marcel, Migeotte,Marcel Dehalu,In:"Florilège des Sciences en Belgique", vol. 2, Brussel, 1980, ARB, p. 335.
- ↑ Marcel, Migeotte, Dehalu Marcel,In:"Annuaire ARB", jaargang 1991, Brussel: ARB, p. 3-33.
- ↑ Marcel, Migeotte,Marcel Dehalu,In:"Florilège des Sciences en Belgique", vol. 2, Brussel, 1980, ARB, p. 322.
- ↑ Marcel, Migeotte, Dehalu Marcel,In:"Annuaire ARB", jaargang 1991, Brussel: ARB, p. 3-33.
- ↑ Marcel, Migeotte, Marcel Dehalu, In:"Florilège des Sciences en Belgique", vol. 2, Brussel, 1980, ARB, p. 324.
- ↑ Marcel, Migeotte, Marcel Dehalu, In:"Florilège des Sciences en Belgique", vol. 2, Brussel, 1980, ARB, p.329.
- ↑ Marcel, Migeotte, Marcel Dehalu, In:"Florilège des Sciences en Belgique", vol. 2, Brussel, 1980, ARB, p. 324.