Vandebroek, Georges (1908-1977)
Bioloog en embryoloog geboren in Antwerpen en overleden op 3 december 1977.
Biografie
Vandebroek werd geboren op 20 juli 1908 in Antwerpen. In 1927 startte hij aan de ULg met de opleiding zoölogie. In 1932 promoveerde hij tot doctor in de wetenschappen. Tussen 1934 en 1939 was hij assistent aan de leerstoel voor Weefselleer en embryologie aan de Rijksuniversiteit van Gent. Van 1935 tot 1939 was hij geassocieerde van het NFWO. C.R.B fellow was hij van 1938 tot 1939.
Hij startte met doceren in 1939 aan de UCL met de vakken vergelijkende anatomie en vergelijkende embryologie in het nederlands. Vanaf 1943 doceerde hij als gewoon hoogeleraar ook in het frans, zowel aan de Faculteit Geneeskunde als aan de Faculteit Wetenschappen. Bij de splitsing van de Leuvense universiteit besloot hij om zijn hoofdopdracht aan de UCL te behouden en werd buitengewoon hoogleraar aan de KUL.
Hij was in 1967 eveneens visiting professor aan het University College van de Londense universiteit. [1]
In 1975 werd hij toegelaten tot het emeritaat.
In 1954 werd hij corresponderend lid aan de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor wetenschappen en kunsten. In 1965 werd hij werkend lid en in 1962 directeur van de Klasse Wetenschappen. Hij zetelde eveneens in het redactiecomité van de ‘’Archives de Biologie”.
Hij gaf frequent lezingen op binnen- en buitenlandse congressen en was onder meer lid van de International Society for Embryology, de International Society for Cell Biology en de International Primatological Society. Hij was een van de stichters van de International Society for Cell Biology.
Hij overleed aan de gevolgen van een slepende ziekte op 3 december 1977 te Watermaal-Bosvoorde. [2]
Werken
In zijn onderzoek kunnen we eigenlijk drie grote periodes onderscheiden. De eerste periode situeren we tijdens zijn opleiding aan de Ulg. Tijdens zijn opleiding in Luik, werkte hij aan het Van Beneden-Instituut waar hij de organogenese van de nephridiën van de gelede wormen met de gebruikelijke microscopische-morphologische technieken bestudeerde. Hij geeft hier een phylogenetische classificatie van de uitscheidingsorganen weer, bespreekt hun betrekkingen met de coeloomholte, met het spijsverteringsstelsel, ....
De tweede periode start met zijn aankomst aan de Rijksuniversiteit van Gent waar hij zich aangetrokken voelde tot de experimentele embryologie. Hij promoveerde met het werk ‘’Organogénèse du système néphridien chez les Oligochètes et plus spécialement chez Eisenia foetida Sav.’’ Deze publicatie werd bekroond met de eerste prijs in de wedstrijd van de Reisbeurzen tussen 1932 en 1939. Voor dit onderzoek werd hij laureaat ARB in 1932. Voor zijn embryologisch onderzoek vertoefde hij aan talrijke maritieme biologische stations zoals deze van Napels, Roscoff, Millport, ...
Hij wendde ook een nieuwe techniek aan bij zijn embryonaal onderzoek waarbij de evolutie van de kiem kan worden gevolgd door deze te kleurmerken met basiskleurstoffen die niet toxisch zijn. Op deze manier kon hij achterhalen hoe het materiaal in één van de primordiale organen terechtkomt. Deze techniek gebruikte hij onder meer op eieren van de haai Scyllium canicula Cuv. Vandebroek zijn werk over gastrulatie van Ascidiën en Selachiërs is nog steeds terug te vinden in de klassieke leerboeken over embryologie.
In de jaren ’50 veranderde hij echter van studieobject en begon zich te wijden aan de vergelijkende anatomie van zoogdieren. Hij bestudeerde de belangrijke overgang van kruipdier tot zoogdier aan de hand van de vergelijking van tanden en schedel. Deze studie bracht hem tot de anthropoïden en de wording van de mens.
Hij deed evenens onderzoek naar de oorsprong van de mammalia en van de mens in het British Museum, het Museum en Institut de Paléontologie humaine (Parijs) en in het Museum voor Natuurlijke Historie (Leiden).
In 1955 bestudeerde hij het oorspronkelijk materiaal van de Anthropopitecineidae in Zuid-Afrika en de dwerg chimpansee in Kongo. In 1957 deed hij onderzoek naar de hogere anthropoïden in Amerika, in 1962 ging hij naar Australië, Zuid-Afrika en Kenia. In 1965 deed hij onderzoekingen in de musea voor Natuurhistorie in Kopenhagen en Stockholm.
Al zijn onderzoeksresultaten over de evolutie van de lagere en niet gespecialiseerde zoogdieren presenteerde hij tijdens het International Colloqium dat hij mee organiseerde en dat doorging onder de auspiciën van de Academie.
[3]
Publicaties
- Voor een lijst met publicaties zie J., Fautrez, "In Memoriam Georges Vandebroek", In: Jaarboek 1978, Brussel: KVAB, p. 367-368.
Bibliografie
- J., Fautrez, "In Memoriam Georges Vandebroek", In:Jaarboek 1978, Brussel: KVAB, p.362-366