Technische Scholen
In 1835 ontstond in de schoot van de Gentse Faculteit Wetenschappen de “Ecole du Génie Civil” die bestond uit drie afdelingen: “Pont et Chaussées”, “Architecture Civile” en “Arts et Manufactures”. In 1838 smolten de eerste twee samen tot een “Ecole du Génie Civil” en de laatste werd een “Ecole des Arts et Manufactures” (Organiek reglement van 18 oktober 1838). Elk van deze scholen hield een afdeling “Voorbereidende School” met een verplicht toelatingsexamen (Ecole Préparatoire) en een afdeling “Speciale School” of “bijzondere school” (Ecole Spéciale) in stand. Het bestuur bestond uit één directeur of bestuurder en twee studie-inspecteurs (één voor de Voorbereidende Scholen en één voor de Bijzondere Scholen). Bij de oprichting van de “Raad der Scholen” kregen de professoren inspraak via de drie afgevaardigden van de Voorbereidende Scholen en dito aantal afgevaardigden van de Bijzondere Scholen. Vanaf 1923 zorgde de vernederlandsing voor een mijnbouwafdeling. Deze periode werd ook gekenmerkt door de gedeeltelijke vernederlandsing van de Speciale Scholen. Vanaf 1930, zelfs vroeger, kwam de Nederlandse benaming ‘Technische Scholen’ in zwang.
Bij KB van 11 februari 1957 werden de scholen definitief omgevormd tot de vijfde faculteit van de Rijksuniversiteit van Gent. De sectie toegepaste wetenschappen van de faculteit Wetenschappen was na meer dan honderd jaar een zelfstandige faculteit.[1]
Nota’s
- ↑ Website geschiedenis Faculteit Ingenieurswetenschappen Universiteit Gent geconsulteerd op 25/06/2010 om 14u.