Bouillenne, Raymond Léon Eugène (1897-1972)

From Bestor_NL
Jump to: navigation, search

Plantkundige en fysioloog, geboren te Luik op 28 februari 1897 en overleden te Dolembreux-Sprimont op 19 maart 1972.


Biografie

Raymond Bouillenne volgde lager onderwijs in de gemeenteschool te Luik. Nadien volgde hij Grieks-Latijn aan het Koninklijk Atheneum van Luik. In 1915 had hij zijn humaniora voltooid. Om ondanks de bezetting zijn opleiding toch af te werken, besliste hij om als vrije student les te volgen aan het Atheneum. Deze periode werd verschillende malen onderbroken door een reeks mislukte pogingen om de Nederlands-Belgische grens over te steken om zich bij de vechtende troepen aan de IJzer aan te sluiten. In 1919 startte hij aan de Universiteit van Luik met de opleiding natuurwetenschappen. In deze periode werd hij ook benoemd tot preparator aan het Botanisch Instituut van de Universiteit van Luik. Hij was in deze periode ook voorzitter van de Cercle des étudiants en sciences naturelles. Hij reorganiseerde dit genootschap op een corporatieve en wetenschappelijke basis. Van 1922 tot 1923 maakte hij deel uit van een Belgische missie naar Brazilië, meer bepaald naar het Amazone regenwoud. Deze missie stond onder leiding van Jean Massart.


In 1924 promoveerde hij tot doctor in de natuurwetenschappen, afdeling botanica, met het proefschrift Un voyage botanique dans le Bas Amazone. In hetzelfde jaar werd hij de assistent van Jean Joseph Auguste Gravis. Het jaar daarop behaalde hij zijn certificaat geologische wetenschappen. In 1924 ondersteunde hij de acties van Léon Frédéricq voor de oprichting van het eerste wetenschappelijke station in de Hoge Venen in Mont-Rigi. Dit station werd vernield tijdens de Tweede Wereldoorlog, maar werd nadien heropgebouwd.


In 1926 bestudeerde hij in verschillende laboratoria van het Collège de France het watergehalte van het weefsel bij ademhaling (planten). Aan de Universiteit van Pennsylvania deed hij in 1927 onderzoek over osmose. In 1927 werd hij benoemd tot docent aan de Universiteit van Luik. In 1932 werd hij buitengewoon hoogleraar en in 1935 gewoon hoogleraar. Hij doceerde de algemene botanica, de geografische botanica en de plantenfysiologie. Hij was van 1927 tot 1967 hoofd van het Botanisch Instituut en van de Botanische tuin aan de Universiteit van Luik.


Bouillenne was al vroeg bezig met de problemen rond de vernietiging van het natuurlijke evenwicht in de verschillende werelddelen. In 1929 was hij betrokken bij de oprichting van het Nationaal Albert Park te Kivu. Hij maakte 17 jaar lang deel uit van het directiecomité van het Instituut van de Belgische Nationale Parken in Belgisch-Congo. Hij engageerde zich voor het natuurbehoud en interesseerde zich in de ecologie. Bouillenne was stichtend lid van het Instituut voor Wetenschappelijk Onderzoek in Centraal Afrika. Hij richtte ook een centrum voor fauna op te Mabali (Congo). Daarnaast participeerde hij aan de oprichting van de Stichting voor het onderzoek van Centraal-Afrika aan de Universiteit van Luik. Deze stichting was verantwoordelijk voor de organisatie van interdisciplinaire missies naar Katanga, waar verschillende onderzoekers, onder hen leerlingen van Bouillenne, onderzoek deden in het domein van de geobotanie.


In 1937 stichtte hij in Tienen een laboratorium voor de studie van de fotosynthese van suikerbieten. Hij slaagde erin om voor de eerste maal in een geconditioneerd milieu onder kunstlicht suikerbieten te telen.


In 1949 richtte hij samen met een Luiks industrieel het Museum en de vzw Léon Frédéricq op. In 1950 stichtte hij te Luik met de hulp van het Institut pour l’encouragement de la Recherche scientifque dans l’Industrie et l’Agriculture de eerste fytotron van Europa. Zo werd er onder meer onderzoek gedaan naar de invloed van de duurtijd van de nachten en de dagen op de bloei van verschillende soorten planten. Daarnaast was hij nauw betrokken bij de oprichting van het natuurreservaat de Hoge Venen in 1957.


Bouillenne werd in 1948 corresponderend lid van de Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique en effectief lid in 1952. Hij was directeur van de Academie in 1958. Hij was vanaf 1946 lid van de Koninklijke Academie voor Overzeese Wetenschappen. Hij ontving ere-doctoraten van de Universiteiten van Bordeaux (1962), Parijs (1964) en Lubumbashi (1968).[1]

Werken

De eerste onderzoeken van Bouillenne behandelden de morfologie van planten: de wortels van de Pandanus en van de Iriartea. Als assistent van Jean Joseph Auguste Gravis, werkte hij voornamelijk over de anatomie van planten.
Vanaf 1930 hield hij zich bezig met het onderzoek naar de plantenhormonen. Zijn naam blijft dan ook steeds verbonden met het concept rhizocaline. Dit hormoon is verantwoordelijk voor de vertakking bij bomen en planten.
In dezelfde periode bestudeerde hij ook de nieuwvorming van knoppen van de bladeren van de begonia en deed hij onderzoek naar het bepalen van het geslacht van tweehuizige planten.
In 1937 publiceerde hij Le futur Parc National des Hautes-Fagnes. In 1947 volgde het pamflet Ne compromettons pas les équilibres naturels.
In 1938 hij stelde voor de Grande Encyclopédie de la Belgique et du Congo een hoofdstuk op over de geografische botanica van België.
In samenwerking met het Conseil National de Géographie, waarvan hij lid was, stelde hij twee geobotanische kaarten op voor de Atlas nationale de Belgique.
Aan het station op Mont-Rigi deed hij onderzoek naar de vegetatie in veen en naar de oorsprong van vijvers op een plateau. Deze laatste probeerde hij te dateren aan de hand van een pollenanalyse. Vervolgens interesseerde hij zich in de fenomenen van accumulatie en verdamping van water in venen en verdedigde hij de hypothese van de veenspons als tijdelijke waterreservoirs, die het water leveren voor de rivieren in de regio.
Hij interesseerde zich ook in de verdediging van de venen tegen de drainage van de bodem en tegen de aangeplante pinales.
Na de Tweede Wereldoorlog begon hij met de systematische inventarisering van de flora, de fauna, de geografische verspreiding van de vegetatie,... In dit kader bestudeerde hij de dynamiek van plantengroepen in moerassen, de fysisch-chemische samenstelling van veen en de datering van veen.

Cursussen
Hij stelde tussen 1934 en 1935 de cursus Eléments de Botanique (5 vols.) samen. In 1946 publiceerde hij een nieuwe editie Phytobiologie.[2]

Publicaties

  • Lijst met publicaties: Gaspar, Thomas & Streel, Maurice & Bernier, Georges & Sironval, Cyrille, "Raymond Bouillenne", Annuaire ARB, jaargang 2005, Brussel: ARB, p. 12-23.


Bibliografie

  • Gaspar, Thomas & Streel, Maurice & Bernier, Georges & Sironval, Cyrille, "Raymond Bouillenne", Annuaire ARB, jaargang 2005, Brussel: ARB, p. 3-12.


Nota’s

  1. Gaspar, Thomas & Streel, Maurice & Bernier, Georges & Sironval, Cyrille, "Raymond Bouillenne", Annuaire ARB, jaargang 2005, Brussel: ARB, p. 3-12.
  2. Gaspar, Thomas & Streel, Maurice & Bernier, Georges & Sironval, Cyrille, "Raymond Bouillenne", Annuaire ARB, jaargang 2005, Brussel: ARB, p. 3-12.