Asselberghs, Étienne, Paul, Charles (1889-1959)
Geoloog en stratigraaf, geboren te Antwerpen op 9 februari 1889 en overleden te Rotselaar op 20 juli 1959.
Biografie
Etienne Asselberghs werd geboren te Antwerpen op 9 februari 1889. Hij studeerde geologie aan de UCL. Zijn thesis maakte hij onder leiding van Henry De Dorlodot. Hij won een reisbeurs, waarmee hij naar het Zweedse Lapland trok. In 1911 werd hij gepromoveerd tot doctor in de geologie.
Hij begon in 1913 zijn carrière bij de Belgische Geologische Dienst. In 1914 reisde hij gedurende 9 maanden door Congo. In 1915 meldde hij zich aan als oorlogsvrijwilliger en streed aan het IJzerfront. Hij ontving het Oorlogskruis met palmen en zwaaide af als artillerie-officier. Na de oorlog werkte hij opnieuw voor de Belgische Geologische Dienst.[1] Hij combineerde deze functie met een onderwijsopdracht aan het Institut Agronomique de Gembloux.[2] In 1921 werd hij benoemd tot professor aan het Gentse Institut agronomique de l’Etat. In 1923 werd hij professor algemene en koloniale geologie aan de Katholieke Universiteit van Leuven. Hij doceerde in beide landstalen. Aan deze universiteit leidde hij ook het Geologisch Instituut.
Op 30 april 1924 verliet hij de Belgische Geologische Dienst. In 1937 werd hij door de maatschappij Sominor belast met een inspectie-opdracht van drie maanden in Noordoost-Congo. Hij werd in 1939 belast met een éénjarige studieopdracht in Bolivië voor rekening van het Mijnsyndicaat van dit land. Hij bestudeerde hier de economische rentabiliteit van de oude zilver- en tinmijnen en van de koperertslaag. Dankzij deze reis werd hij benoemd tot geoloog-raadgever en beheerder van de Compagnie Générale des Mines. In 1943 werd hij benoemd tot decaan van zijn faculteit. In 1945 ondernam hij voor de rekening van het Somiba en het CNKi (Comité National du Kivu) een twee maanden durende rondreis door Kivu. In deze periode werd hij benoemd tot geoloog-raadgever van het CNKi. In opdracht van verschillende mijnmaatschappijen bezocht hij in 1947 Uele en Noordoost-Congo. Shaba, Kasai en Uele doorkruiste hij opnieuw in 1949. In 1953 toerde hij gedurende twee maanden rond in Maniema en Uele om er een mogelijke ontginning van de bodemrijkdom te onderzoeken.
Hij werd in 1935 lid van de Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique en voorzitter in 1948. Hij zetelde vanaf 1927 in de Aardkundige Raad. Hij was lid van de geologische commissie van het Ministerie van Koloniën, van het Nationaal Instituut voor Landbouwstudies in Belgisch Congo (1933-1941), van de Koninklijke Academie voor Koloniale Wetenschappen (1954) en van de Société belge de géologie, de paléontologie et d’hydrologie (secretaris: 1931-1936; voorzitter: 1937-1938).[3] Hij organiseerde ook mee het Internationaal Geologisch Congres dat in 1922 te Brussel werd gehouden.
In 1946 won hij de Tienjaarlijkse prijs voor de geologie met een publicatie over het Onder-Devoon.
Hij overleed te Rotselaar op 20 juli 1959.[4]
Werken
Hij was een autoriteit op het gebied van het stratigrafisch onderzoek van het Onder-Devoon.[5] Zijn thesis was de studie van het Onder-Devoon in de as van de syncline van Neufchâteau.[6] Hij determineerde steeds de fossielen zelf. Zo schreef hij een beschrijving van de fauna in de Grauwake van Rouillon (1923) en van de mariene fauna van het Gedinniaan (1930). Hij ontdekte in 1924 de overschuiving van het massief van Giovonne over het bekken van Neufchâteau langs de breuk van Herbeumont. Hij beschreef de verschillende overschuivingsbreuken in de Ardennen. Hij vergat ook het economisch aspect van de geologie niet: hij bestudeerde de porseleinaarde en werkte in de grote leisteengroeven van Zuid-België en het Groothertogdom Luxemburg. In een nota uit 1924 behandelde hij de geologische, historische, geografische en technische aspecten hiervan.
Hij werd in 1938 gevraagd om een geologische kaart van Frankrijk op te stellen. Hij gaf hierin de streek tussen de Franse Ardennen en het Duitse Roergebied weer.[7]
Daarnaast schreef hij over zijn geologische expedities in Congo. Hierin gaf hij zijn observaties weer en rapporteerde hij zijn conclusies.[8]
Raphaël Conil maakte in 1957 zijn doctoraat bij Etienne Asselberghs.
Publicaties
Lijst met publicaties In: Delmer, André & Geukens, Fernand,"Etienne Asselberghs", In: Annuaire ARB,1998, p.7–19.
Bibliografie
- Delmer, André,"Etienne Asselberghs", In: Nouvelle Biographie Nationale, vol. 8,2005, p.14-15.
- Delmer, André & Geukens, Fernand, "Etienne Asselberghs",In: Annuaire ARB,1998, p.l-19.
- Walschot, L. "Asselberghs Etienne", In: Nationaal Biografisch Woordenboek, vol. 9, Brussel, 1981, kol. 23-26.
Nota’s
- ↑ Walschot,L., "Asselberghs Etienne", In: Nationaal Biografisch Woordenboek, vol. 9, Brussel, 1981, kol. 23-26.
- ↑ Groessens, Eric & Groessens-Van Dyck, Marie-Claire,"De aardwetenschappen", In:Robert Halleux, Geert Vanpaemel, Jan Vandersmissen en Andrée Despy-Meyer (red.), Geschiedenis van de wetenschappen in België 1815-2000, Brussel: Dexia, 2001, vol. 2, p.222.
- ↑ Walschot, L., "Asselberghs Etienne", In: Nationaal Biografisch Woordenboek, vol. 9, Brussel, 1981, kol. 23-26.
- ↑ Delmer, André & Geukens, Fernand, "Etienne Asselberghs", In: Annuaire ARB,1998, p.l-19.
- ↑ Walschot, L. "Asselberghs Etienne",In: Nationaal Biografisch Woordenboek, vol. 9, Brussel, 1981, kol. 23-26.
- ↑ Groessens, Eric & Groessens-Van Dyck, Marie-Claire, De aardwetenschappen, In:Robert Halleux, Geert Vanpaemel, Jan Vandersmissen en Andrée Despy-Meyer (red.), Geschiedenis van de wetenschappen in België 1815-2000, Brussel: Dexia, 2001, vol. 2, p.222.
- ↑ Walschot, L., "Asselberghs Etienne", In: Nationaal Biografisch Woordenboek, vol. 9, Brussel, 1981, kol. 23-26.
- ↑ Delmer, André & Geukens, Fernand, "Etienne Asselberghs", In: Annuaire ARB,1998, p.l-19.