Boulvin, Jules (1855-1920)
Ingenieur, geboren te Roux op 29 april 1855 en overleden te Gent op 20 januari 1920.
Biografie
Jules Boulvin werd geboren te Roux op 29 april 1855. Hij volgde middelbaar onderwijs aan het Staatscollege te Charleroi. Hij studeerde af in 1871. Nadien studeerde hij aan de School voor Burgerlijke Bouwkunde te Gent, meer bepaald aan de afdeling Bruggen en Wegen. In 1876 na het afstuderen, werd hij ere-ingenieur.
Op 28 oktober 1876 werd hij via een Koninklijk Besluit benoemd tot leerling-ingenieur van de zeevaart. Daarnaast werd hij door het Ministerie van Openbare Werken naar de Toepassingschool voor Maritieme bouwwerken in Cherbourg gestuurd om er van 1876 tot 1877 en van 1877 tot 1878 cursussen te volgen. Hij doceerde in deze periode ook aan de Forges et Chantiers de la Méditerranée en bij de Société Cockerill te Seraing.[1] Op 31 oktober 1878 werd hij per KB aangesteld als onderingenieur van de Zeevaart. Op 8 november 1878 werd hij aangesteld als docent aan de Bijzondere Scholen voor Burgerlijke Bouwkunde en voor Kunsten en Fabriekswezen aan de Universiteit van Gent. Hij doceerde de cursussen machines, stoommachines en de berekening van het effect van machines.[2]
In 1880 promoveerde hij tot ingenieur 2de klasse van de zeevaart. In 1881 werd hij door de Minister van Openbare Werken belast met een zending naar de USA, teneinde verslag uit te brengen over de werking van de scheepspostlijnen gesubsidieerd door de Belgische regering, alsmede over de toegangsvoorwaarden van de havens van New York en Philadelphia en over de installaties voor goederenbehandeling van deze havens.[3] De reorganisatie van de Mijnschool gaf hem de gelegenheid om de richting kunst en manufacturen aan te passen aan de noden van de industrie. In het KB van 1 december 1891 werden er drie diploma's erkend deze van scheikundig ingenieur, industrieel ingenieur en mechanisch ingenieur.[4]
In 1900 richtte Boulvin een laboratorium op voor toegepaste mechanica dat ter beschikking werd gesteld van de studenten.[5]
Hij werd op 1 januari 1903 benoemd tot lid van de raad van vervolmaking van het hoger onderwijs voor de driejaarlijkse periode 1903-1906.[6] In 1905 bij de oprichting van de sectie zeevaart werd hij aan de Bijzondere School voor Burgerlijke Bouwkunde belast met de cursus over stoomketels, scheepsstoommachines en hulpwerktuigen.[7]
Hij werd op 10 november 1911 benoemd tot directeur van het bestuur van de sectie zeevaart.[8]
In 1913 werd hij benoemd tot corresponderend lid van de sectie mechanica aan de Académie des Sciences de Paris. In 1918 werd hij benoemd tot studie-inspecteur van de bijzondere scholen.[9]
Hij werd in 1919 corresponderend lid van de Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique .[10]
Hij won ook verschillende prijzen: in 1901 ontving hij van de Académie des Sciences de Paris de Plumeyprijs en de Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique bekroonde hem in 1912 met de Auguste Sacré-prijs.[11]
Hij was eerst Ridder (1894) en vervolgens Officier in de Leopoldsorde (1905). Daarnaast was hij drager van de burgerlijke medaille eerste klasse (1903) en van het burgerlijk kruis eerste klasse (1912). Hij was daarnaast Ridder 1ste klasse in de Orde van Frans-Jozef van Oostenrijk (1886).
Hij overleed te Gent op 20 januari 1920.
Werken
Het hoofdwerk van Boulvin was de studie van de stoommachine op het gebied van de verliezen, die ontstaan in de cilinder en die hoofdzakelijk te wijten zijn aan de invloed van de metallieke cilinderwand. Om deze verliezen te verminderen kunnen verschillende middelen aangewend worden, welke Boulvin aan een grondige studie onderworpen heeft.[12]
In 1901 schreef hij L'étude des machines à vapeur par le diagramme entropique.[13]
Zijn belangrijkste werk was echter Traité de Mécanique appliquée aux machines, dat bestond uit 8 delen.[14]
Daarnaast schreef hij ook het boek Calcul des organes des machines.[15]
Publicatie van zijn cursussen
Hij publiceerde de cursussen Calcul des organes de Machines en Machines et Chaudières marines.[16]
Hij schreef de studie getiteld: Considérations sur l'enseignement de la mécanique.[17]
Publicaties
- Lijst met publicaties in: Van Engelen, G., "Jules Boulvin", In: Liber Memorialis ULg, jaargang 1960, p. 308-309.
- Lijst met publicaties in: Van Engelen, G. & Magnel, G., "Jules Boulvin", In: Annuaire ARB, jaargang 1949, p. 123-129.
Bibliografie
- Van Engelen, G., "Jules Boulvin", In: Liber Memorialis ULg, jaargang 1960, p. 305-307.
- Campus, R. "Jules Boulvin", In: Biographie Nationale, vol. 26, kol. 353-357.
- Van Engelen, G. & Magnel, G., "Jules Boulvin", In: Annuaire ARB, jaargang 1949, p. 103-122.
Nota’s
- ↑ Van Engelen, G., "Jules Boulvin", In: Liber Memorialis ULg, jaargang 1960, p. 305.
- ↑ Campus, R. "Jules Boulvin", In: Biographie Nationale, vol. 26, kol. 353.
- ↑ Van Engelen, G., "Jules Boulvin", In: Liber Memorialis ULg, jaargang 1960, p. 305.
- ↑ Campus, R. "Jules Boulvin", In: Biographie Nationale, vol. 26, kol. 354.
- ↑ Campus, R. "Jules Boulvin", In: Biographie Nationale, vol. 26, kol. 355.
- ↑ Van Engelen, G., "Jules Boulvin", In: Liber Memorialis ULg, jaargang 1960, p. 306.
- ↑ Campus, R. "Jules Boulvin", In: Biographie Nationale, vol. 26, kol. 354.
- ↑ Van Engelen, G., "Jules Boulvin", In: Liber Memorialis ULg, jaargang 1960, p. 306.
- ↑ Van Engelen, G., "Jules Boulvin", In: Liber Memorialis ULg, jaargang 1960, p. 307.
- ↑ Van Engelen, G. & Magnel, G., "Jules Boulvin", In: Annuaire ARB, jaargang 1949, p. 122.
- ↑ Van Engelen, G. & Magnel, G., "Jules Boulvin", In: Annuaire ARB, jaargang 1949, p. 121.
- ↑ Van Engelen, G., "Jules Boulvin", In: Liber Memorialis ULg, jaargang 1960, p. 307.
- ↑ Van Engelen, G. & Magnel, G., "Jules Boulvin", In: Annuaire ARB, jaargang 1949, p. 111.
- ↑ Van Engelen, G. & Magnel, G., "Jules Boulvin", In: Annuaire ARB, jaargang 1949, p. 113.
- ↑ Van Engelen, G. & Magnel, G., "Jules Boulvin", In: Annuaire ARB, jaargang 1949, p. 118.
- ↑ Van Engelen, G. & Magnel, G., "Jules Boulvin", In: Annuaire ARB, jaargang 1949, p. 115.
- ↑ Van Engelen, G. & Magnel, G., "Jules Boulvin", In: Annuaire ARB, jaargang 1949, p. 120.