Centrale scholen – Ecoles centrales

From Bestor_NL
Jump to: navigation, search

Historiek


De Centrale Scholen werden in de loop van het Franse bewind in onze streken opgericht. Hun doel was om op nationaal niveau seculier staatsonderwijs op wetenschappelijke basis aan te bieden ter vervanging van de middelbare scholen die al sinds de twaalfde eeuw bestonden. De onderwezen vakken stemden overeen met de filosofische en pedagogische theorieën van die tijd.[1]

De oprichting van de scholen volgde na een groot aantal mislukte pogingen tot onderwijshervorming sinds de jaren 1860[2], onder andere door de Franse filosoof en wiskudige Nicolas de Condorcet (1743-1794) en de politicus en hoogleraar filosofie Joseph Lakanal (1762-1745). Met de oprichting van nationaal onderwijs wensten de Franse autoriteiten de bevolking tot maatschappelijk bewuste en politiek mondige burgers om te vormen. Het onderwijs moest zich daarom in het bijzonder op wiskunde en fysica richtten, en ook kennis van aardrijkskunde, geschiedenis en moraal werden als onontbeerlijk beschouwd. Of de Centrale scholen niet ook de studie van het Latijn moesten aanbieden, vormde het onderwerp van een heftige discussie. Het taalvak zou zich ten slotte drastische ingeperkt zien.

Met de wet Danou van 3 brumaire, an IV (25 oktober 1795) waren de Centrale scholen een feit. De wet recupereerde uit vorige hervormingen het idee van een experimentele pedagogie gebaseerd op het onderricht van de wetenschappen. De wet was van kracht over het hele Franse grondgebied en voorzag één school in elk departement. In onze contreien kwamen er bijgevolg negen scholen. Elke instelling werd van een bibliotheek, een botanische tuin, een natuurkundig kabinet, een fysicakabinet en een laboratorium voor experimentele chemie voorzien. De Centrale school van het Dijledepartement, de Centrale School van het Departement van Samber en Maas en de Centrale school van het Scheldedepartement waren bekende scholen.

Het onderwijsprogramma werd volgens de wet Danou in drie secties ingedeeld. In de eerste sectie, die toegankelijk was voor leerlingen vanaf twaalf jaar, bestond het studiepakket uit lessen tekenen, natuurkunde, oude talen en levende talen (dit laatste facultatief). Vanaf veertien jaar kregen leerlingen tot de tweede fase toegang. Deze bevatte de cursussen wiskunde, fysica en experimentele scheikunde. In de derde sectie ten slotte leverden de leerlingen – plus-zestienjarigen – zich over aan de studie van meer taalgerelateerde vakken, zoals algemene grammatica, schone letteren, geschiedenis en recht. De secties vormden geen vaste studiejaren, leerlingen hadden de keuze om meerdere of slechts één vak te volgen.

De negen scholen op Belgisch territorium werden met de wet van 1 germinal, an XII (22 maart 1802) afgeschaft en vervangen door lycea of middelbare scholen.

Bibliographie

Notes


  1. FASBENDER Henri, L’enseignement à l’Ecole centrale du Département de la Dyle, in Cahiers bruxellois, t. 14, 1969,p..179-272, p.181.
  2. ISAAC, M.-T., SORGELOOS, Claude, L'École centrale du département de Jemappes, Mons, 1989, p.28-31 et 81-82.