Dalcq, Albert Maurice Antoine (1893-1973)
Arts en embryoloog, geboren te Dampremy op 7 juli 1893 en overleden te Brussel op 29 oktober 1973.
Biografie
Albert Dalcq volgde middelbaar onderwijs aan het Koninklijk Atheneum van Chimay. In 1911 startte hij een opleiding in de geneeskunde aan de ULB. In 1913 startte hij als leerling-onderzoeker aan het laboratorium van Albert Brachet.[1] Net als bij de andere studenten van die tijd onderbrak de chaos van de Eerste Wereldoorlog zijn opleiding. Dalcq diende eerst aan het IJzerfront, nadien werkte hij in Afrika in een veldhospitaal. Na de wapenstilstand, in 1919 behaalde hij zijn diploma in de Geneeskunde. Hij werd aan de ULB benoemd tot assistent van Albert Brachet.[2]
In 1923 werd Dalcq tot werkleider benoemd en in 1924 promoveerde hij tot docent aan de ULB. In 1927 kreeg hij de vakken beschrijvende anatomie en topografische anatomie erbij. In 1929 werd hij benoemd tot buitengewoon hoogleraar.
Bij het overlijden van Albert Brachet in 1930 nam Albert Dalcq de leerstoel van de menselijke anatomie en embryologie over. Hij werd ook directeur van het laboratorium embryologie en menselijke anatomie aan de ULB. In 1940 nam hij vrijwillig dienst en was hoofd van het militaire ziekenhuis van de 41ste reserve. Hij werd op 2 juni 1940 krijgsgevangenen genomen, maar acht dagen later weer vrijgelaten.[3] Tijdens de oorlog werden er clandestien lessen gegeven en aan onderzoek gedaan. De oorlog vormde een vertraging voor het onderzoekswerk van Albert Dalcq, maar na de bevrijding informeerde hij zich internationaal naar de nieuwste technieken en ontwikkelingen in zijn vakgebied.[4]
In 1963 werd hij toegelaten tot het emeritaat.
Dalcq werd in 1953 corresponderend lid van de Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique , lid in 1959 en bestuurder in 1964. Hij werd in 1933 corresponderend lid van de Académie royale de médecine de Belgique, effectief lid in 1945 en in 1957 eeuwig secretaris. Hij was in 1948 één van de stichters van de Universitas Belgica. Hij was eerst secretaris, maar werd in 1958 tot voorzitter benoemd. Hij was corresponderend lid van de Académie des Sciences de Paris, lid van de Académie nationale de Médécine de Paris en van de Koninklijke Nederlandse Academie voor Wetenschappen.
Hij was ook een belangrijk spreker op verschillende internationale en nationale congressen over embryologie.[5]
Werken
In de loop van de jaren '20 had Dalq vooral aandacht voor de cytologische analyse van de spermatogenese, evenals voor de analyse van de parthenogenese en de mitose. In de jaren '30 legde hij zich toe op de studie van de eerste stappen van de embryo-ontwikkeling (van de bevruchting tot de gastrulatie). Dit onderzoek werd gebundeld in twee boeken: Form and Causality in Early Development (1938) en L’oeuf dynamisme et son organisateur (1941). In deze werken kwam hij tot een algemene theorie over de vroege embryo-ontwikkeling en werden opgesteld in samenwerking met Jean Jules Pasteels.[6]Vanaf 1947 hield Dalq zich bezig met het onderzoek naar de ontwikkeling van de zoogdieren. Hij onderzocht met behulp van cytochemische en cyto-enzymologische methoden, de vroege stadia van de zoogdierontwikkeling: het ontstaan van polariteit en symmetrie, de vorming van de blastocyst en de embryonaalknop. Ook de organogenese op latere stadia werd met deze methodes bestudeerd. Grote aandacht werd ook besteed aan de perfectionering van de technieken om zoogdier-embryonen in vitro te kweken.
In 1963 werd Dalq toegelaten tot het emeritaat. Ook hierna bleef hij verder onderzoek doen, in de daartoe door de universiteit ter beschikking gestelde ruimtes. Hij onderzocht de spermatogenese van de zoogdieren met behulp van de histo-enzymologische methoden.[7]
Leerlingen van hem waren Jean Brachet en Jean Jules Pasteels.
Met zijn onderzoek won Dalcq verschillende prijzen: de Van Benedenprijs, de Léo Errera prijs en de Albert Brachet prijs. Hij won de vijfjaarlijkse prijs voor de medische wetenschappen voor de periode 1941-1945. Hij ontving in 1960 de De Leeuw-Damry-Bourlartprijs. Hij ontving van het Collège de France de prijs Singer-Polinac. Hij ontving eredoctoraten van de universiteiten van Nancy, Bordeaux en Rennes.[8]
Naast zijn wetenschappelijk onderzoek genoten Dalcqs wetenschapshistorische en wetenschapsfilosofische werken ook enige bekendheid.
Publicaties
- Lijst met publicaties catalogus KBR geconsulteerd op 19/10/2010 om 14u.
- Lijst met publicaties in: Pasteels, J., "Albert Dalcq", In: Annuaire de l’Académie royale de Belgique, jaargang 1975, p. 35-69.
Bibliografie
- Raven, Chr. P., "Levensbericht Albert Dalcq", In: Nederlands Biografische portaal.
- Thieffry, Denis, "De fundamentele biologie: van het organisme tot de cel, van de molecule tot het ecosysteem", In: Robert Halleux, Geert Vanpaemel, Jan Vandersmissen en Andrée Despy-Meyer (red.), Geschiedenis van de wetenschappen in België 1815-2000, Brussel: Dexia, 2001, vol. 2, p.201-218.
- Pasteels, J., "Albert Dalcq", In: Annuaire de l’Académie royale de Belgique, jaargang 1975, p.1-69.
Nota’s
- ↑ Pasteels, Jean J., "Dalcq Albert", In: Biographie nationale, volume 44, kol. 351-359.
- ↑ Raven, Chr. P., "Levensbericht Albert Dalcq", In: Nederlands Biografische portaal.
- ↑ Pasteels, Jean J.,"Dalcq Albert", In: Biographie nationale, volume 44, kol. 351-359.
- ↑ Raven, Chr. P., "Levensbericht Albert Dalcq", In: Nederlands Biografische portaal.
- ↑ Pasteels, J., "Albert Dalcq", In: Annuaire de l’Académie royale de Belgique, jaargang 1975, p.1-34.
- ↑ Thieffry, Denis, "De fundamentele biologie: van het organisme tot de cel, van de molecule tot het ecosysteem", In: Robert Halleux, Geert Vanpaemel, Jan Vandersmissen en Andrée Despy-Meyer (red.), Geschiedenis van de wetenschappen in België 1815-2000, Brussel: Dexia, 2001, vol. 2, p. 204-205.
- ↑ Raven, Chr. P., "Levensbericht Albert Dalcq", In: Nederlands Biografische portaal.
- ↑ Pasteels, J.,"Albert Dalcq", In: Annuaire de l’Académie royale de Belgique, jaargang 1975, p.1-34.