Mourlon, Michel Félix (1845-1915)
Geoloog en paleontoloog, geboren te Sint-Jans-Molenbeek op 11 mei 1845 en overleden te Bosvoorde op 25 december 1915.
Biografie
Michel-Felix Mourlon werd geboren te Sint-Jans-Molenbeek op 11 mei als zoon van Charles Mourlon en Sophie Gendebien en als kleindochter van advocaat Alexandre Gendebien, lid van de voorlopige regering.
In 1863 studeerde hij één jaar aan de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte aan de Universiteit van Brussel alvorens hij aanving met een cursus aan de Faculteit Wetenschappen. Hij promoveerde in 1867 tot doctor in de natuurwetenschappen. Vervolgens behaalde hij zijn aggregaat met de thesis Recherches sur l'origine des phénomènes volcaniques et des tremblements de terre, accompagnées de la théorie des cratères de soulèvement et de quelques observations sur les volcans du centre de la France.[1]
In 1869 startte hij als assistent naturalist aan het Koninklijk Natuurhistorisch Museum en in maart 1872 werd hij er aangesteld als conservator. Hij werkte aan de afdelingen mineralogie, deze van conchologie en meer specifiek aan de paleontologie. Hij was de adjunct van Henry Nyst, vervolgens chef van de sectie conchologie en uiteindelijk hoofd van de sectie geologie.
In 1878 werd hij door Dupont belast met de studie van de Devoonlagen met het oog op het opstellen van een geologische kaart op de schaal van 1/20.000ste.
Mourlon werkte actief mee aan het project en tekende mee aan verschillende kaarten.
Aan de Belgische Geologische Dienst verbonden aan de Mijnadministratie werd een geologische kaart op een schaal van 1/40.000 opgesteld. Mourlon onderbrak zijn samenwerking met Dupont en hij werd in 1897 directeur van de Belgische Geologische Dienst.
Hij ging in 1912 op pensioen met de rang van mijninspecteur.
Hij werd op 15 december 1876 benoemd tot corresponderend lid van Académie royale des Sciences et Belles-Lettres de Bruxelles, effectief lid op 15 december 1886 en in 1894 tot directeur van de Klasse Wetenschappen.
Hij werd ofwel benoemd tot voorzitter of erelid of corresponderend of effectief lid van verschillende binnenlandse en buitenlandse genootschappen onder meer van de Société géologique de Londres, de Société géologique de France, de Société géologique du Nord, de Société géologique de Belgique, de Société belge de Géologie, de Société royale malacologique de Belgique, de Société géologique du Luxembourg, de Société royale belge de Géographie en de Société belge des ingénieurs et des industriels. Hij was eveneens voorzitter of lid van verschillende administratieve commissies meer bepaald van de Internationaal Bibliografisch Bureau en van de Nationale Bibliotheek.[2]
Mourlon ontving verschillende onderscheidingen zowel in België als in het buitenland. Hij werd op 18 april 1910 Commandeur in de Leopoldsorde en op 22 februari 1912 Grootofficier in de Orde van Leopold II. Hij was Ridder in het Erelegioen, Commandeur in de Portugese Orde van Christus, Commandeur in de Ordre van Franz-Joseph van Oostenrijk en ontving ook verschillende burgerlijke of herdenkingsmedailles.
Hij overleed op 26 december 1915.
Werken
Buiten zijn publicaties en bijdragen geschreven tijdens het maken van geologische kaarten, stichtte hij aan de Belgische Geologische Dienst een belangrijk wetenschappelijk documentatiecentrum. Hij legde de basis voor een universeel repertorium voor de geologische wetenschap in de publicatie Bibliographia geologica, dat bestond uit 16 delen. Hij publiceerde nog een hele reeks van bibliografiën en werken over klassering: in 1894 Sur la création d'un bureau international de bibliographie en in 1898 Liste des périodiques compulsés pour l'élaboration de la Bibliographia geologica dressée d'après la Classification décimale par le Service géologique de Belgique.[3]
Hij specialiseerde zich eveneens in de studie van het Hoger-Devoon en in dit domein was één van zijn belangrijkste publicatie: Considérations sur les relations stratigraphiques des psammites du Condroz et des schistes de la Famenne proprement dits, ainsi que sur le classement de ces dépôts dévoniens.
Tussen 1878 en 1882, classeerde en publiceerde Mourlon onder de titel Mémoires sur les terrains crétacés et tertiaires, in vier delen de reisnotities van André Dumont. Hij bestudeerde eveneens de tertiaire sporen in de regio Antwerpen en de kwartaire. Buiten de onderzoeksdomeinen stratigrafie en fossielen, publiceerde Mourlon ook synthesewerken : in 1873 Belgique physique : Géologie dans Patria belgica en in 1881 Géologie de la Belgique in twee volumes.
Hij ontwikkelde meer dan 260 kaarten.[4]
Publicaties
- Een complete lijst van publicaties van Michel Mourlon beschikbaar in RUTOT, Aimé "Notice sur Michel-Félix Mourlon, membre de l’Académie", in Annuaire de l’Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique, 1934, p. 218-258.
Bibliografie
- GROESSENS Éric, GROESSENS-VAN DYCK Marie-Claire, "De geologie", in Robert Halleux, Geert Vanpaemel, Jan Vandersmissen en Andrée Despy-Meyer (red.), Geschiedenis van de wetenschappen in België 1815-2000, Brussel: Dexia/La Renaissance du livre, 2001, vol. 1, p. 283-284.
- RUTOT, Aimé "Notice sur Michel-Félix Mourlon, membre de l’Académie", in Annuaire de l’Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique, 1934, p. 209-258.
- STOCKMANS, François, "Mourlon, (Michel-Félix)", in Biographie Nationale, vol. 33, Brussel : Établissements Émile Bruylant, 1965, kol. 513-516.
Noten
- ↑ RUTOT, Aimé "Notice sur Michel-Félix Mourlon, membre de l’Académie", in Annuaire de l’Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique, 1934, p. 209.
- ↑ RUTOT, Aimé "Notice sur Michel-Félix Mourlon, membre de l’Académie", in Annuaire de l’Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique, 1934, p. 212.
- ↑ GROESSENS Éric, GROESSENS-VAN DYCK Marie-Claire, "De geologie", in Robert Halleux, Geert Vanpaemel, Jan Vandersmissen en Andrée Despy-Meyer (red.), Geschiedenis van de wetenschappen in België 1815-2000, Brussel: Dexia/La Renaissance du livre, 2001, vol. 1 p. 284.
- ↑ STOCKMANS, François, "Mourlon, (Michel-Félix)", in Biographie Nationale, vol. 33, Brussel : Établissements Émile Bruylant, 1965, kol. 514-516.