Simons, Pierre (1797-1843)

From Bestor_NL
Jump to: navigation, search

Ingenieur, geboren te Brussel op 20 januari 1797 en overleden op zee op 14 mei 1843.


Biografie

Pierre Simons werd op 20 januari 1797 geboren als zoon van Pierre Simons (1767-1847), een gerenommeerd carrossier uit Brussel. Al sinds zijn kindertijd ondergedompeld in de mechanische studie en constructie, ontmoette hij in 1811 Gaspard Monge (1746-1818), tijdens één van diens reizen naar Brussel. [1]
Op 1 oktober 1815 bij de oprichting van Verenigd Koninkrijk der Nederlanden trad Pierre Simons in dienst van de Staat als assistent aan de dienst openbare werken. Hij was een groot deel van zijn leven actief in de administratie.
Hij werd de adjunct van Jean-Baptiste Vifquain of Vifquin (1789-1854), hoofdingenieur van de civiele gebouwen in de kieskring Brussel. Simons participeerde onder diens leiding aan de bouw van een burgergevangenis en aan het portiek van het Brussels Justitiepaleis. In 1820 zijn beiden in dienst van de algemene dienst voor de projecten voor een nieuwe communicatielijn over water van Bergen naar de Schelde en naar de Dender en voor de constructie van het Kanaal Brussel-Charleroi in 1822.
Vifquain en Simons reisden naar Engeland om de grote openbare werken aan de communicatielijnen te bestuderen.[2]
De leiding van de werken aan het Kanaal Bergen-Schelde van 1824 tot 1826 leverde Simons in 1826 de graad van gewoon ingenieur eerste klasse op.
Hij werd vervolgens belast met de observatie van een deel van de werken voor het kanaal Chareloi en met het ontwikkelen van projecten voor de bruggen over de Lek en de Maas.
In 1828 maakte de regering van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden plannen voor de bouw van een kanaal tussen de Stille en de Atlantische Oceaan. Simons was betrokken bij deze missie maar de onafhankelijkheid van België riep een halt toe aan het project.
Op 19 oktober 1830 werd Simons door de inspecteur-generaal van bruggen en wegen belast met de dienst van de Provincie Henegouwen.
Op 24 augustus 1831 stelde hij zich ter beschikking van de inspecteur-generaal voor de aanleg van de spoorweg Antwerpen-Keulen, met het oog op het vervangen van de wegen door communicatielijnen via het spoor. Op 27 oktober 1831 werd het project aan hem toevertrouwd. Voordien was hij samen met zijn schoonbroer Gustave-Nicolas-Joseph de Ridder (1795-1862) naar Engeland getrokken om daar de vooruitgang in het spoorwegverkeer te bestuderen. Op 31 juli 1834 waren beiden verantwoordelijk voor de oprichting van de spoorlijnen in België. [3] Het success van deze onderneming leverden de twee ingenieurs professionele eerbetuigingen op, zo werden ze bij inauguratie van het stuk tussen Brussel en Mechelen gepromoveerd tot hoofdingenieur 2de klasse en het jaar daarop werden ze opgenomen in de Leopoldsorde. Simons werd vervolgens Ridder in dezelfde orde en ontving de ster van het Erelegioen van de Franse overheid.

Titels verkregen door Pierre Simons
Datum Titel
1 oktober 1815 Tijdelijk assistant aan de Waterstaat van Den Haag, attaché aan het Brussels Bureau
5 december 1816 Aspirant van het korps van de Waterstaat van Den Haag, attaché aan het Brussels Bureau
5 augustus 1817 Adjunct van de hoofdingenieur van burgergebouwen
30 september 1823 Gewoon ingenieur 2de klasse
1 september 1826 Gewoon ingenieur 1ste klasse
6 mei 1835 hoofdingenieur 2de klasse
1 september 1838 hoofdingenieur 1ste klasse
30 april 1843 Inspecteur van bruggen en wegen.


Hij werd op 8 mei 1833 corresponderend lid van de Académie royale des Sciences et Belles-Lettres de Bruxelles.
Vanaf juli 1838 coördineerden Simons en de Ridder samen verschillende projecten. Simons vestigde zich in Luik om de werken aan de spoorwegen in de regio van de Vesder te observeren. In 1840 werd hij door de Minister van Openbare Werken, Charles Rogier, aangesteld als directeur van de dienst spoorwegen in constructie.
Simon moest omgaan met verschillende hindernissen om de lijn verder te laten lopen richting Pruisische grens. Het werk werd echter vertraagd en werd duurder omwille van het reliëf van de regio. Simons werd verplicht om naar Luik terug te keren, maar door zijn weigering, werd hij op 25 juli 1841 op non-actief gezet.[4]
Op 11 oktober 1842 werd hij aangewezen om zich in speciale dienst bezig te houden met de projecten en de constructiewerken van de nieuwe wegen in de Provincie Luxemburg. Hij weigerde dit aanbod.
De Compagnie Belge pour la colonisation benoemde hem tot directeur van de Communauté de l’Union dans les États du Guatemala.
Hij scheepte ziek in op de Belgische schoener, de Louise-Marie, deze vaarde naar Latijns-Amerika. Hij overleed aan boord op 14 mei 1843. [5]
In 1860 plaatste de overheid een marmeren buste van Simons in de wachtzaal van het station Brussel-Noord.

Werken

Naast de rapporten opgesteld in het kader van de ontwikkeling van het Belgische spoorwegennetwerk, was Simons ook geïnteresseerd in de meteorologie en de astronomie met het oog op het ontdekken van relevante elementen en om het klimaat van Guatemala te bestuderen. [6]

Publicaties

  • Met DE RIDDER, "Devis estimatif des défenses d'établissement et d'entretien du chemin de fer d'Anvers à Liège, formant la première section de la route en fer d'Anvers à Cologne", in Sans titre. Brussel, 1832.
  • Met DE RIDDER, Mémoire à l'appui du projet d'un chemin à ornières de fer à établir entre Anvers, Bruxelles, Liège et Verviers, destiné à former la première section de la nouvelle route d'Anvers à Cologne, rédigé en exécution des ordres de M. le ministre de l'intérieur, Brussel: impr. de Vroom, 1833.
  • Route en fer projetée d'Anvers à la Meuse et vers le Rhin, Brussel: Van Vroom, frères, 1833.
  • Met DE RIDDER, Description d'une route en fer à établir d'Anvers à Cologne en traversant Duffel, Malines, Louvain, Tirlemont, Waremme, Liège, Verviers, Eupen, Aix-la-Chapelle, Düren et Cologne, avec embranchement d'Anvers à Lierre, de Malines à Bruxelles, à Tirlemont et à Gand, de Tirlemont à Namur, etc. Mémoire à l'appui du projet d'un chemin à ornières de fer à établir entre Anvers, Bruxelles, Liège et Verviers, destiné à former la première section de la nouvelle route d'Anvers à Cologne, rédigé d'après les ordres du ministre de l'intérieur (Rogier) , Seconde édition. Brussel : Th. Lejeune, 1833.
  • Met DE RIDDER, Mémoire de M. l'inspecteur Vifquin; Réplique des ingénieurs Simons et De Ridder, 1ste september 1833.
  • Met DE RIDDER, Mémoire sur l'établissement d'un chemin de fer de Malines à Ostende comme embranchement de la grande route commerciale d'Anvers et de Bruxelles au Rhin, rédigé en exécution des ordres de M. le ministre de l'intérieur, Brussel : impr. Van Damme frères, 1833.
  • Met DE RIDDER, Le chemin de fer belge, ou recueil des mémoires et devis pour l'établissement du chemin de fer d'Anvers et Ostende à Cologne, avec embranchement de Bruxelles, de Gand aux frontières de France, Brussel : Lacarpe, 1839.
  • Met DE RIDDER, Des voitures à vapeur destinées aux transports sur les rouies ordinaires, Brussel : impr. P.-M. De Vroom, 1834 ;
  • Met DE RIDDER, Rapport des ingénieurs-directeurs Simons et De Ridder sur la situation des travaux du chemin de fer à la date du 1er janvier 1835. Brussel, De Vroom; 1835.


Bibliografie


Noten

  1. MARCHAL, Edmond, "Simons (Pierre)", in Biographie Nationale, vol. 22, Brussel : Établissements Émile Bruylant, 1914-1920, kol. 620.
  2. QUETELET, Adolphe, "Notice sur Pierre Simons, membre de l’Académie", in Annuaire de l’Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique,1844, p. 177.
  3. MARCHAL, Edmond, "Simons (Pierre)", in Biographie Nationale, vol. 22, Brussel : Établissements Émile Bruylant, 1914-1920, kol. 622.
  4. QUETELET, Adolphe, "Notice sur Pierre Simons, membre de l’Académie", in Annuaire de l’Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique,1844, p. 184.
  5. MARCHAL, Edmond, "Simons (Pierre)", in Biographie Nationale, vol. 22, Brussel : Établissements Émile Bruylant, 1914-1920, kol. 624.
  6. QUETELET, Adolphe, "Notice sur Pierre Simons, membre de l’Académie", in Annuaire de l’Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique,1844, p. 186.