Difference between revisions of "Jardin botanique d'Eala"
m (→Publicaties) |
m (→Historiek) |
||
Line 6: | Line 6: | ||
<br/> | <br/> | ||
===Historiek=== | ===Historiek=== | ||
− | De botanische tuin van Eala werd opgericht | + | De botanische tuin van Eala werd opgericht via koninklijk besluit van 3 februari 1900 (Leopold II) in de regio van toenmalig Coquilhatstad, Evenaarsprovincie, aan de oever van de Rukirivier. Initiatiefnemer was de hoogleraar van de [[Rijkslandbouwhogeschool]] en raadgever van het landbouwprogramma van Congo-Vrijstaat [[Laurent, Émile Ghislain (1861-1904)| Emile Laurent]]. Op Laurents advies werd in 1897 de jonge tuinbouwagronoom [[Gentil, Louis (1894-1958)|Louis Gentil]] in de functie van ''chef de culture'' naar Evenaarsprovincie gestuurd, om er prospectie voor een geschikte locatie voor een proeftuin te doen. Gentil achtte een beboste vlakte aan de oever van de Rukirivier geschikt. Tijdens een tweede expeditie - hij was ondertussen tot bosbouwkundig inspecteur gepromoveerd - maakte Gentil een verzameltocht langs botanische instellingen op de westkust van Afrika. Met een cargo van duizend driehonderd planten en honderd pakjes zaad bereikte hij ten slotte de gekozen locatie, waar hij de collectie van de nieuwe proeftuin opstartte. Hij doopte de tuin ''Jardin botanique de Eala'', naar een oude soldaat die daar gestationeerd was. Met de steun van de [[Jardin Botanique de Kisantu |Plantentuin van Kisantu]], opgericht in dezelfde periode door de jezuïetenbroeder [[Gillet, Justin (1866-1943)|Justin Gillet]] en van de koloniale serres van Laken, vormde de proeftuin van Eala een netwerk voor de introductie en acclimatisatie van rendementsgewassen, zoals koffie en rubberhoudende lianen. Het wetenschappelijk onderzoek dat in de tuin werd bedreven, had met andere woorden een duidelijk nutsoogmerk - voedselwinning en economische export - overigens net zoals de meeste wetenschapsinitiatieven in de kolonie. Botanische tuinen zoals deze van Eala, maar ook deze van Gillet in Kisantu waren daarom belangrijke spelers in het kolonisatieproces. Ze maakten deel uit van een kennis- en ruilnetwerk met andere proeftuinen en botanische tuinen, zoals deze van Buitenzorg (Java), en met tuinbouwfirma’s. Vanuit Gentils tuin vertrokken bovendien regelmatig plantenstalen en herbaria naar het moederland België, waar ze werden geïnventariseerd en op hun wetesnschappelijk en economische waarde onderzocht, onder meer in de [[Koninklijke plantentuin van Laken]], het [[Koninklijk Museum voor Midden-Afrika-Musée royal de l'Afrique centrale|Congomuseum]] (in het [[Instituut voor Scheikundig Onderzoek|museumlaboratorium]]) en in [[Nationale plantentuin van België – Jardin botanique national de Belgique|Rijksplantentuin]]. Deze laatste instelling kon genieten van een bijzondere band met de Tuin van Eala, gezien zij ondertussen Gentil vanop afstand tot medewerker van de Rijksplantentuin in Brussel had benoemd. |
+ | |||
+ | <br/>Na de overname van Congo-Vrijstaat door de Belgische regering, werd het bestuur van de proeftuin over naar de koloniale landbouwadministratie van het ministerie van Koloniën. In 1911 werd een fytopathologisch laboratorium aan de proeftuin toegevoegd. Onderzoek naar parasieten en plantenziekten stond er centraal. | ||
+ | |||
+ | Le premier directeur de ce jardin fut Mr. L. Pynaert, suivi de M. Laurent et de F. Seret. Le Jardin colonial de Laeken devait fonctionner comme relais dans l'introduction de nouvelles espèces. Un petit jardin d'introduction avait déjà fonctionné à Boma. En 1913 un célèbre botaniste, C. Vermoesen, prit la direction pour quelques années. Un herbier fut constitué et un laboratoire de chimie installé. Vers les années 1920 V. Goossens en fut également le directeur. | ||
+ | |||
+ | A partir de 1928 le jardin fut administré par la Régie des Plantations de la Colonie qui devint en 1933 l'Institut National pour l'Etude Agronomique du Congo belge (INEAC). Les grandes cultures prirent alors la route pour Yangambi, qui devint le siège principal du nouvel institut. Là des collections botaniques vivantes furent faites en fonction de la rédaction de la Flore du Congo. Un grand herbier fut organisé. Des spécimens d'herbier furent envoyés au Jardin botanique national de Belgique pour l'étude et des doubles furent gardés sur place. La Division de Botanique s'occupait de la Réserve floristique et du Jardin de l'Isalowe. Ainsi Eala fonctionnait plutôt comme un conservatoire des plantes introduites, tandis qu à Yangambi de nombreux botanistes s'intéressaient à la flore d'Afrique centrale. | ||
+ | |||
+ | Vers 1933 Corbisier-Balland prit la direction d'Eala pendant quelques années. En suite il y eu Leemans (1936) et Coûteaux (1936-38). Après la guerre, en 1945, Mr. Jean Léonard devint le directeur f.f. pendant un an. | ||
+ | |||
+ | Citons parmi les directeurs congolais de Eala: Nsimundele, suivi de Kibungu Kembelo (1972-82). Actuellement le directeur est M. Ntono Kanga. | ||
+ | |||
<br/> | <br/> | ||
+ | |||
===Publicaties=== | ===Publicaties=== | ||
*''Liste générale des végétaux cultivés'', 1907. | *''Liste générale des végétaux cultivés'', 1907. |
Revision as of 10:24, 16 January 2014
Botanische tuin in toenmalig Coquilhatstad, hedentendage Mbandaka, opgericht in 1900.
Historiek
De botanische tuin van Eala werd opgericht via koninklijk besluit van 3 februari 1900 (Leopold II) in de regio van toenmalig Coquilhatstad, Evenaarsprovincie, aan de oever van de Rukirivier. Initiatiefnemer was de hoogleraar van de Rijkslandbouwhogeschool en raadgever van het landbouwprogramma van Congo-Vrijstaat Emile Laurent. Op Laurents advies werd in 1897 de jonge tuinbouwagronoom Louis Gentil in de functie van chef de culture naar Evenaarsprovincie gestuurd, om er prospectie voor een geschikte locatie voor een proeftuin te doen. Gentil achtte een beboste vlakte aan de oever van de Rukirivier geschikt. Tijdens een tweede expeditie - hij was ondertussen tot bosbouwkundig inspecteur gepromoveerd - maakte Gentil een verzameltocht langs botanische instellingen op de westkust van Afrika. Met een cargo van duizend driehonderd planten en honderd pakjes zaad bereikte hij ten slotte de gekozen locatie, waar hij de collectie van de nieuwe proeftuin opstartte. Hij doopte de tuin Jardin botanique de Eala, naar een oude soldaat die daar gestationeerd was. Met de steun van de Plantentuin van Kisantu, opgericht in dezelfde periode door de jezuïetenbroeder Justin Gillet en van de koloniale serres van Laken, vormde de proeftuin van Eala een netwerk voor de introductie en acclimatisatie van rendementsgewassen, zoals koffie en rubberhoudende lianen. Het wetenschappelijk onderzoek dat in de tuin werd bedreven, had met andere woorden een duidelijk nutsoogmerk - voedselwinning en economische export - overigens net zoals de meeste wetenschapsinitiatieven in de kolonie. Botanische tuinen zoals deze van Eala, maar ook deze van Gillet in Kisantu waren daarom belangrijke spelers in het kolonisatieproces. Ze maakten deel uit van een kennis- en ruilnetwerk met andere proeftuinen en botanische tuinen, zoals deze van Buitenzorg (Java), en met tuinbouwfirma’s. Vanuit Gentils tuin vertrokken bovendien regelmatig plantenstalen en herbaria naar het moederland België, waar ze werden geïnventariseerd en op hun wetesnschappelijk en economische waarde onderzocht, onder meer in de Koninklijke plantentuin van Laken, het Congomuseum (in het museumlaboratorium) en in Rijksplantentuin. Deze laatste instelling kon genieten van een bijzondere band met de Tuin van Eala, gezien zij ondertussen Gentil vanop afstand tot medewerker van de Rijksplantentuin in Brussel had benoemd.
Na de overname van Congo-Vrijstaat door de Belgische regering, werd het bestuur van de proeftuin over naar de koloniale landbouwadministratie van het ministerie van Koloniën. In 1911 werd een fytopathologisch laboratorium aan de proeftuin toegevoegd. Onderzoek naar parasieten en plantenziekten stond er centraal.
Le premier directeur de ce jardin fut Mr. L. Pynaert, suivi de M. Laurent et de F. Seret. Le Jardin colonial de Laeken devait fonctionner comme relais dans l'introduction de nouvelles espèces. Un petit jardin d'introduction avait déjà fonctionné à Boma. En 1913 un célèbre botaniste, C. Vermoesen, prit la direction pour quelques années. Un herbier fut constitué et un laboratoire de chimie installé. Vers les années 1920 V. Goossens en fut également le directeur.
A partir de 1928 le jardin fut administré par la Régie des Plantations de la Colonie qui devint en 1933 l'Institut National pour l'Etude Agronomique du Congo belge (INEAC). Les grandes cultures prirent alors la route pour Yangambi, qui devint le siège principal du nouvel institut. Là des collections botaniques vivantes furent faites en fonction de la rédaction de la Flore du Congo. Un grand herbier fut organisé. Des spécimens d'herbier furent envoyés au Jardin botanique national de Belgique pour l'étude et des doubles furent gardés sur place. La Division de Botanique s'occupait de la Réserve floristique et du Jardin de l'Isalowe. Ainsi Eala fonctionnait plutôt comme un conservatoire des plantes introduites, tandis qu à Yangambi de nombreux botanistes s'intéressaient à la flore d'Afrique centrale.
Vers 1933 Corbisier-Balland prit la direction d'Eala pendant quelques années. En suite il y eu Leemans (1936) et Coûteaux (1936-38). Après la guerre, en 1945, Mr. Jean Léonard devint le directeur f.f. pendant un an.
Citons parmi les directeurs congolais de Eala: Nsimundele, suivi de Kibungu Kembelo (1972-82). Actuellement le directeur est M. Ntono Kanga.
Publicaties
- Liste générale des végétaux cultivés, 1907.
- Jardin botanique d’Eala, district de l’équateur, Congo belge : liste générale des végétaux cultivés, 1911.
- Leplae, Edmond, Un voyage agricole au Congo Belge. 1 : Plantations et élevages expérimentaux de l’état, jardin botanique d’Eala, domestication de l’éléphant d’Afrique, plantations de rapport, plantations et élevages des sociétés et des missions, Londen, 1918.
- Catalogue des plantes utiles du Jardin botanique d'Eala et du Jardin d'essais, 1921.
- Goossens, V., Catalogue des plantes du jardin botanique d’Eala (Congo belge), 1924.
- Pynaert, Léon, Les stations expérimentales le Jardin botanique d'Eala: esquisse historique, resultats acquis, 1930. avenir
- Essences à bois cultivées au jardin botanique d’Eala, 1931.
- Staner, Pierre, Les aspects botaniques des environs du Jardin d’Eala, 1933.
Bibliografie
- Robyns, W., « Théodore-Auguste-Louis-François Gentil, in: Biographie Belge d’Outre-Mer, Académie Royale des Sciences d’Outre-Mer, 7 (1973), 247-250.
- Diagre, Denis, Le Jardin botanique de Bruxelles. 1826-1912. Reflet de la Belgique, enfant de l'Afrique, Brussel: Académie royale de Belgique. Editions, 2012, 195.