Difference between revisions of "Lemaire, Jean François (1797-1852)"

From Bestor_NL
Jump to: navigation, search
m
m
Line 1: Line 1:
 +
<div style="text-align:right;">[FR]</div>
 
Alternatieve schrijfwijze: '''Le Maire''' <br/>
 
Alternatieve schrijfwijze: '''Le Maire''' <br/>
Wiskundige, geboren te Gent op 7 augustus 1797, overleden te Geraardsbergen op 31 oktober 1852.
+
Wiskundige en hoogleraar aan de Rijksuniversiteiten van [[Universiteit Van Gent|Gent]] en [[Universiteit van Luik|Luik]]. Geboren te Gent op 7 augustus 1797, overleden te Geraardsbergen op 31 oktober 1852.
 
[[category:Wetenschappers]][[category:Wiskundigen]][[category:Professoren]][[category: Geboorte 1776-1800]][[category: Rector ULg]][[category: Hoogleraar Rijksuniversiteiten 1817-1830]]
 
[[category:Wetenschappers]][[category:Wiskundigen]][[category:Professoren]][[category: Geboorte 1776-1800]][[category: Rector ULg]][[category: Hoogleraar Rijksuniversiteiten 1817-1830]]
 +
 
<br/>
 
<br/>
 
===Biografie===
 
===Biografie===
 +
Jean-Francois Lemaire was de zoon van J. Lemaire, deurwaarder bij de burgerlijke rechtbank te Gent, en M.F. Bassée. Zijn middelbare studies voltooide Lemaire aan het college van zijn geboortestad Gent. Ondanks zijn talent voor de letterkunde legde hij zich toe op de wiskunde. Hij schreef zich in aan de [[Universiteit van Gent|Gentse Rijksuniversiteit]], waar hij de colleges volgde van [[Garnier, Jean-Guillaume (1766-1840)|Garnier]], [[Hauff, Johan Karl Friedrich (1766-1846)|Charles Hauff]] en [[Cassel, Franz-Peter (1784-1821)|Franz Cassel]]. In op het einde van het academiejaar 1817-1818 behaalde hij de ereprijs voor zijn antwoord op een botanische vraag, uitgeschreven door de faculteit Wis- en Natuurkunde. Zijn antwoord werd gepubliceerd. In hetzelfde jaar werd hij kandidaat in de wis- en natuurkunde (op 4 april) met een thesis over het oplossen van differentiaalvergelijkingen.
 +
 +
<br/>Wegens het overlijden van zijn vader in 1817 zag hij zich als oudste zoon genoodzaakt om naast zijn studies overdag les te geven om in het levensonderhoud van zijn moeder en veel jongere broer te voorzien. Op 3 december 1818 werd Lemaire bij ministerieel besluit benoemd tot leraar in de elementaire wiskunde aan het Koninklijk College te Gent, waar [[Quetelet, Lambert-Adolphe-Jacques (1796-1874)|Adolphe Quetelet]] de hogere wiskunde onderwees. Toen deze laatste benoemd werd aan het [[Atheneum van Brussel]], werd Lemaire gevraagd hem te vervangen. Op 7 augustus werd Lemaire benoemd als leraar wiskunde aan het Athenaeum te Doornik. Hij introduceert er met succes de studie van de stereografische projecties. Tijdens deze periode werkte hij ook samen met Quetelet aan wie hij het statistisch materiaal leverde met betrekking op de demografische evolutie te Doornik.
 +
 +
<br/>Op 1 mei 1826 bood het bestuur van de Verenigd Koninkrijk der Nederlanden Lemaire een positie als buitengewoon hoogleraar aan de wetenschapsfaculteit van de [[Universiteit van Gent|Rijksuniversiteit te Gent]] aan. Hij was er een van de weinige niet-buitenlanders - een Gentenaar bovendien. De universiteiten van de Zuidelijke Nederlanden kampten immers met een gebrek aan geschikte kandidaat-hoogleraren in de eigen streek, waar de overheid veelal over de regionale grenzen heen naar talent op zoek moest. Toen bij de Belgische onafhankelijkheid de Gentse faculteit werd afgeschaft, werd Lemaire, in tegenstelling tot heel van zijn niet-Belgische collega's, door de voorlopige regering aangezocht om als buitengewoon hoogleraar aan te blijven. Hij stemde toe en werd verplaatst naar de [[Universiteit van Luik|Rijksuniversiteit van Luik]] om er wiskunde te doceren. Bij koninklijk besluit van 6 december 1835 werd hij er als gewoon hoogleraar benoemd voor de hogere analyse, de analytische mechanica en de waarschijnlijkheidsleer.
 +
 +
<br/>Op 3 september 1838 werd Jean François Lemaire voor het academiejaar 1838-39 benoemd tot rector van de Luikse universiteit en bij de oprichting van de [[Speciale Scholen]] voor de vorming van mijningenieurs werd hij belast met de functie van studie-inspecteur van de voorbereidende scholen. Naast deze functie was hij nog lid van de raad van beheer van de normaalschool en lid van verschillende commissies. Hij werd zodanig in beslag genomen door zijn didactische en administratieve opdrachten, dat hij op zuiver wetenschappelijk gebied niets meer presteerde.
 +
 +
<br/>In 1846 besloot hij, zowel om gezondheidsredenen (hij was namelijk bijzonder zwaarlijvig geworden) als om zijn grote voorliefde voor en kennis van de Italiaanse literatuur, om Itallië te bezoeken. Deze reis bleek echter zwaar en volledig uitgeput keerde hij terug. In 1847 werd hij tot het emeritaat toegelaten. Hij overleed op 31 oktober 1852 te Geraardsbergen, waar hij naar toe was gegaan om er hydrotherapie te volgen.
  
Jean-Francois Lemaire werd op 7 augustus 1797 geboren te Gent als zoon van J. Lemaire, deurwaarder bij de burgerlijke rechtbank te Gent, en M.F. Bassée. Zijn middelbare studies voltooide Lemaire aan het college van zijn geboortestad. Wegens het overlijden van zijn vader in 1817 zag hij zich als oudste zoon genoodzaakt overdag les te geven om in het levensonderhoud van zijn moeder en veel jongere broer te voorzien. Ondanks zijn aanleg voor de letterkunde legde hij zich toe op de wiskunde. Hij schreef zich in aan de [[Universiteit van Gent]], waar hij de colleges volgde van [[Garnier, Jean-Guillaume (1766-1840)|Garnier]], [[Hauff C.F. (-)|C.F. Hauff]] en [[Cassel, Franz-Peter (1784-1821)|F.P. Cassel]]. In 1818 behaalde hij de ereprijs voor zijn antwoord op een botanische vraag. In hetzelfde jaar werd hij kandidaat in de wis- en natuurkunde.<br/>
 
Op 3 december 1818 werd Jean François Lemaire bij ministerieel besluit benoemd tot leraar in de elementaire wiskunde aan het Koninklijk College te Gent, waar [[Quetelet, Lambert-Adolphe-Jacques (1796-1874)|Adolphe Quetelet]] de hogere wiskunde onderwees. Toen deze laatste benoemd werd aan het [[Atheneum van Brussel]], werd hij te Gent vervangen door Jean François Lemaire .<br/>
 
Tijdens zijn studie aan de Gentse universiteit behaalde Lemaire op 4 oktober 1819 de gouden eremedaille voor zijn antwoord op een botanische vraag, uitgeschreven door de faculteit Wis- en Natuurkunde. Zijn doctoraat in de wis- en natuurkunde behaalde hij op 14 april met een thesis over het oplossen van differentiaalvergelijkingen.<br/>
 
Op 7 augustus werd hij benoemd als leraar wiskunde aan het Athenaeum te Doornik. Hij introduceert er met succes de studie van de stereografische projecties. Tijdens deze periode werkte hij ook samen met Quetelet aan wie hij het statistisch materiaal leverde met betrekking op de demografische evolutie te Doornik.<br/>
 
Op 1 mei 1826 werd Jean François Lemaire benoemd tot buitengewoon hoogleraar aan de faculteit der wis- en natuurkunde te Gent. Toen bij de Belgische onafhankelijkheid de Gentse faculteit werd afgeschaft, werd hij door de voorlopige regering aangezocht om als buitengewoon hoogleraar het wiskunde-onderwijs aan de [[Universiteit van Luik]] te verzorgen. Bij koninklijk besluit van 6 december 1835 werd hij er als gewoon hoogleraar benoemd voor de hogere analyse, de analytische mechanica en de waarschijnlijkheidsleer.<br/>
 
Op 3 september 1838 werd Jean François Lemaire voor het academiejaar 1838-39 benoemd tot rector van de Luikse universiteit en bij de oprichting van de [[Speciale Scholen]] voor de vorming van mijningenieurs werd hij belast met de functie van studie-inspecteur van de voorbereidende scholen. Naast deze functie was hij nog lid van de raad van beheer van de normaalschool en lid van verschillende commissies. Hij werd zodanig in beslag genomen door zijn didactische en administratieve opdrachten, dat hij op zuiver wetenschappelijk gebied niets meer presteerde.<br/>
 
In 1846 besloot hij, zowel om gezondheidsredenen (hij was namelijk bijzonder zwaarlijvig geworden) als om zijn grote voorliefde voor en kennis van de Italiaanse literatuur, om Itallië te bezoeken. Deze reis bleek echter zwaar en volledig uitgeput keerde hij terug.<br/>
 
In 1847 werd hij tot het emeritaat toegelaten. <br/>
 
Hij overleed op 31 oktober 1852 te Geraardsbergen, waar hij naar toe was gegaan om er hydrotherapie te volgen.<br/>
 
 
<br/>
 
<br/>
 
 
===Bibliografie===
 
===Bibliografie===
 
*Hendrik Deelstra, ''De School van Kunsten en Ambachten (1826-1835) aan de Gentse Universiteit'', in: Uit het verleden van de R.U.G., nr. 5, Gent: Archief R.U.G., 1977, 67 blz.
 
*Hendrik Deelstra, ''De School van Kunsten en Ambachten (1826-1835) aan de Gentse Universiteit'', in: Uit het verleden van de R.U.G., nr. 5, Gent: Archief R.U.G., 1977, 67 blz.

Revision as of 11:17, 8 December 2016

[FR]

Alternatieve schrijfwijze: Le Maire
Wiskundige en hoogleraar aan de Rijksuniversiteiten van Gent en Luik. Geboren te Gent op 7 augustus 1797, overleden te Geraardsbergen op 31 oktober 1852.


Biografie

Jean-Francois Lemaire was de zoon van J. Lemaire, deurwaarder bij de burgerlijke rechtbank te Gent, en M.F. Bassée. Zijn middelbare studies voltooide Lemaire aan het college van zijn geboortestad Gent. Ondanks zijn talent voor de letterkunde legde hij zich toe op de wiskunde. Hij schreef zich in aan de Gentse Rijksuniversiteit, waar hij de colleges volgde van Garnier, Charles Hauff en Franz Cassel. In op het einde van het academiejaar 1817-1818 behaalde hij de ereprijs voor zijn antwoord op een botanische vraag, uitgeschreven door de faculteit Wis- en Natuurkunde. Zijn antwoord werd gepubliceerd. In hetzelfde jaar werd hij kandidaat in de wis- en natuurkunde (op 4 april) met een thesis over het oplossen van differentiaalvergelijkingen.


Wegens het overlijden van zijn vader in 1817 zag hij zich als oudste zoon genoodzaakt om naast zijn studies overdag les te geven om in het levensonderhoud van zijn moeder en veel jongere broer te voorzien. Op 3 december 1818 werd Lemaire bij ministerieel besluit benoemd tot leraar in de elementaire wiskunde aan het Koninklijk College te Gent, waar Adolphe Quetelet de hogere wiskunde onderwees. Toen deze laatste benoemd werd aan het Atheneum van Brussel, werd Lemaire gevraagd hem te vervangen. Op 7 augustus werd Lemaire benoemd als leraar wiskunde aan het Athenaeum te Doornik. Hij introduceert er met succes de studie van de stereografische projecties. Tijdens deze periode werkte hij ook samen met Quetelet aan wie hij het statistisch materiaal leverde met betrekking op de demografische evolutie te Doornik.


Op 1 mei 1826 bood het bestuur van de Verenigd Koninkrijk der Nederlanden Lemaire een positie als buitengewoon hoogleraar aan de wetenschapsfaculteit van de Rijksuniversiteit te Gent aan. Hij was er een van de weinige niet-buitenlanders - een Gentenaar bovendien. De universiteiten van de Zuidelijke Nederlanden kampten immers met een gebrek aan geschikte kandidaat-hoogleraren in de eigen streek, waar de overheid veelal over de regionale grenzen heen naar talent op zoek moest. Toen bij de Belgische onafhankelijkheid de Gentse faculteit werd afgeschaft, werd Lemaire, in tegenstelling tot heel van zijn niet-Belgische collega's, door de voorlopige regering aangezocht om als buitengewoon hoogleraar aan te blijven. Hij stemde toe en werd verplaatst naar de Rijksuniversiteit van Luik om er wiskunde te doceren. Bij koninklijk besluit van 6 december 1835 werd hij er als gewoon hoogleraar benoemd voor de hogere analyse, de analytische mechanica en de waarschijnlijkheidsleer.


Op 3 september 1838 werd Jean François Lemaire voor het academiejaar 1838-39 benoemd tot rector van de Luikse universiteit en bij de oprichting van de Speciale Scholen voor de vorming van mijningenieurs werd hij belast met de functie van studie-inspecteur van de voorbereidende scholen. Naast deze functie was hij nog lid van de raad van beheer van de normaalschool en lid van verschillende commissies. Hij werd zodanig in beslag genomen door zijn didactische en administratieve opdrachten, dat hij op zuiver wetenschappelijk gebied niets meer presteerde.


In 1846 besloot hij, zowel om gezondheidsredenen (hij was namelijk bijzonder zwaarlijvig geworden) als om zijn grote voorliefde voor en kennis van de Italiaanse literatuur, om Itallië te bezoeken. Deze reis bleek echter zwaar en volledig uitgeput keerde hij terug. In 1847 werd hij tot het emeritaat toegelaten. Hij overleed op 31 oktober 1852 te Geraardsbergen, waar hij naar toe was gegaan om er hydrotherapie te volgen.


Bibliografie

  • Hendrik Deelstra, De School van Kunsten en Ambachten (1826-1835) aan de Gentse Universiteit, in: Uit het verleden van de R.U.G., nr. 5, Gent: Archief R.U.G., 1977, 67 blz.
  • Ferdinand Loise, Lemaire (Jean-François)" in Biographie Nationale, vol. 11, Brussel, 1890-91, kol. 771-782.
  • "Lemaire (Jean-François)", in: Alphonse Le Roy, L'Université de Liège depuis sa fondation, Luik, J.-G. Carmanne, 1869, kol. 391-397.
  • A.C. De Cuyper, Notice sur Jean François Lemaire, Luik: J. Desoer, 1853, 16p.