Difference between revisions of "De Brouckère, Lucia (1904-1982)"

From Bestor_NL
Jump to: navigation, search
m
m
 
(One intermediate revision by the same user not shown)
Line 8: Line 8:
 
De jonge Lucia groeide op in het gezin van de bekende socialistische politicus Louis de Brouckère, door wiens militante gedachtegoed ze diepgaand beïnvloed zou worden. Bij het losbarsten van de Eerste Wereldoorlog vluchtte het gezin de Brouckère naar Engeland, waar Lucia een groot deel van haar lagere en middelbare schoolparcours aflegde. In de jaren 1920 schreef ze zich in aan de [[Universiteit van Brussel|universiteit van haar geboortestad]]. Ze koos voor chemie. Volgens historica Brigitte Van Tiggelen liet ze zich bij die keuze inspireren door de werkleidster [[Verhoogen (Bogaert), Daisy (1900-1984) |Daisy Verhoogen]], in wie ze een rolmodel herkende. In 1927 behaalde De Brouckère haar doctoraatstitel in de chemische wetenschappen in de wacht. Haar thesis ''L’absorption des électrolytes par les surfaces christallines'' werd door de [[Académie royale des sciences des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique - Koninklijke Vlaamse Academie van België voor wetenschappen en kunsten |Academie royale]] bekroond.  Bij het begin van het volgende academiejaar wierf het universiteitsbestuur haar aan als assistente in het laboratorium van [[Timmermans, Jean Émile Charles (1882-1971)|Jean Timmermans]].  De Brouckère behaalde in 1933 ook haar aggregaatsdiploma hoger onderwijs. Deze titel liet haar niet alleen toe om op universiteitsniveau les te geven, maar opende ook de mogelijkheid voor een promotie tot werkleider. Werkleiders behoorden tot het vaste wetenschappelijke personeel van de universiteit. Zij waren de rechterhand van een hoogleraar, die zij bijstonden in zijn onderzoeks- en onderwijstaken – het begeleiden van practica voor studenten.  
 
De jonge Lucia groeide op in het gezin van de bekende socialistische politicus Louis de Brouckère, door wiens militante gedachtegoed ze diepgaand beïnvloed zou worden. Bij het losbarsten van de Eerste Wereldoorlog vluchtte het gezin de Brouckère naar Engeland, waar Lucia een groot deel van haar lagere en middelbare schoolparcours aflegde. In de jaren 1920 schreef ze zich in aan de [[Universiteit van Brussel|universiteit van haar geboortestad]]. Ze koos voor chemie. Volgens historica Brigitte Van Tiggelen liet ze zich bij die keuze inspireren door de werkleidster [[Verhoogen (Bogaert), Daisy (1900-1984) |Daisy Verhoogen]], in wie ze een rolmodel herkende. In 1927 behaalde De Brouckère haar doctoraatstitel in de chemische wetenschappen in de wacht. Haar thesis ''L’absorption des électrolytes par les surfaces christallines'' werd door de [[Académie royale des sciences des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique - Koninklijke Vlaamse Academie van België voor wetenschappen en kunsten |Academie royale]] bekroond.  Bij het begin van het volgende academiejaar wierf het universiteitsbestuur haar aan als assistente in het laboratorium van [[Timmermans, Jean Émile Charles (1882-1971)|Jean Timmermans]].  De Brouckère behaalde in 1933 ook haar aggregaatsdiploma hoger onderwijs. Deze titel liet haar niet alleen toe om op universiteitsniveau les te geven, maar opende ook de mogelijkheid voor een promotie tot werkleider. Werkleiders behoorden tot het vaste wetenschappelijke personeel van de universiteit. Zij waren de rechterhand van een hoogleraar, die zij bijstonden in zijn onderzoeks- en onderwijstaken – het begeleiden van practica voor studenten.  
  
<br/>Met haar benoeming tot werkleider, die inderdaad enige jaren later volgde,  betrad de Brouckère de hoogste academische functie die op dat moment voor een vrouw mogelijk was, zes jaar nadat haar collega-scheikundige Yvonne Désirant aan de Universiteit van Gent als eerste tot de post doorstootte. Aan de universiteit van Brussel waren rond deze tijd nog een aantal vrouwelijke werkleiders, waaronder [[Verhoogen (Bogaert), Daisy (1900-1984) |Verhoogen]], [[Van Risseghem, Hortense (1889-1974) |Hortense van Risseghem]] (sinds 1937) en [[Mendelejev, Polina (1888-1958)|Polina Mendelejev]] (sinds 1932) werkzaam. Van het werkleiderschap werd gezegd dat het de laatste rechte lijn richting het professoraat was. De Brouckère kreeg nochtans van de rector te horen dat ze daar best niet teveel op rekende.<ref>Aldus historica Brigitte Van Tiggelen.</ref> De rector kreeg ongelijk, want De Brouckère bereikte wat haar vrouwelijke collega’s tevergeefs hadden geambieerd: in 1937 werd ze tot docent bevorderd. Haar promotie betekende een mijlpaal voor België. Nooit eerder had een vrouw aan een wetenschapsfaculteit zo een hoge academische functie bemachtigd.<ref>Irène Van Der Bracht was sinds 1919 vastbenoemd docent lichamelijke opvoeding aan de [[Universiteit van Gent]] en vanaf 1925 gewoon hoogleraar.</ref>  
+
<br/>Met haar benoeming tot werkleider, die inderdaad enige jaren later volgde,  betrad de Brouckère de hoogste academische functie die op dat moment voor een vrouw mogelijk was, zes jaar nadat haar collega-scheikundige Yvonne Désirant aan de Universiteit van Gent als eerste tot de post doorstootte. Aan de universiteit van Brussel waren rond deze tijd nog een aantal vrouwelijke werkleiders, waaronder [[Verhoogen (Bogaert), Daisy (1900-1984) |Verhoogen]], [[Van Risseghem, Hortense (1889-1974) |Hortense van Risseghem]] (sinds 1937) en [[Mendeljev, Polina (1888-1958)|Polina Mendeljev]] (sinds 1932) werkzaam. Van het werkleiderschap werd gezegd dat het de laatste rechte lijn richting het professoraat was. De Brouckère kreeg nochtans van de rector te horen dat ze daar best niet teveel op rekende.<ref>Aldus historica Brigitte Van Tiggelen.</ref> De rector kreeg ongelijk, want De Brouckère bereikte wat haar vrouwelijke collega’s tevergeefs hadden geambieerd: in 1937 werd ze tot docent bevorderd. Haar promotie betekende een mijlpaal voor België. Nooit eerder had een vrouw aan een wetenschapsfaculteit zo een hoge academische functie bemachtigd.<ref>Irène Van Der Bracht was sinds 1919 vastbenoemd docent lichamelijke opvoeding aan de [[Universiteit van Gent]] en vanaf 1925 gewoon hoogleraar.</ref>  
  
 
<br/>Tijdens de Tweede Wereldoorlog vluchtte De Brouckère naar Londen, waar ze deelnam aan het chemisch onderzoek voor oorlogsdoeleinden dat door de regering in ballingschap werd gecoördineerd. Vanaf 1944 leidde ze binnen het ministerie van Economie de sectie van de chemische industrieën. Deze belangrijke functie en haar oorlogsverdiensten indachtig leek verdere promotie na de Wapenstilstand niet onlogisch. In 1945 trad De Brouckère inderdaad toe tot het hoogleraarschap. Ze vestigde hiermee een nieuwe mijlpaal: deze van eerste vrouwelijke gewoon hoogleraar aan een Belgische wetenschapsfaculteit. Eén van De Brouckères voornaamste taken als hoogleraar in de naoorlogse jaren was de heropbouw van de chemische afdeling van de universiteit tot een moderne leer- en onderzoeksomgeving. Ze herorganiseerde hierbij bij het curriculum, waarbij ze het vak algemene chemie compleet herschreef. Ze trok ook buitenlandse gastsprekers aan. Ze werd ook directeur van het algemene chemie laboratorium en in 1951 van het mineralogisch  en analytisch laboratorium.  
 
<br/>Tijdens de Tweede Wereldoorlog vluchtte De Brouckère naar Londen, waar ze deelnam aan het chemisch onderzoek voor oorlogsdoeleinden dat door de regering in ballingschap werd gecoördineerd. Vanaf 1944 leidde ze binnen het ministerie van Economie de sectie van de chemische industrieën. Deze belangrijke functie en haar oorlogsverdiensten indachtig leek verdere promotie na de Wapenstilstand niet onlogisch. In 1945 trad De Brouckère inderdaad toe tot het hoogleraarschap. Ze vestigde hiermee een nieuwe mijlpaal: deze van eerste vrouwelijke gewoon hoogleraar aan een Belgische wetenschapsfaculteit. Eén van De Brouckères voornaamste taken als hoogleraar in de naoorlogse jaren was de heropbouw van de chemische afdeling van de universiteit tot een moderne leer- en onderzoeksomgeving. Ze herorganiseerde hierbij bij het curriculum, waarbij ze het vak algemene chemie compleet herschreef. Ze trok ook buitenlandse gastsprekers aan. Ze werd ook directeur van het algemene chemie laboratorium en in 1951 van het mineralogisch  en analytisch laboratorium.  
Line 14: Line 14:
 
<br/>De Brouckères onderzoeksinteresse in deze jaren situeerde zich in het domein van de colloïden en macromoleculen. Ze werkt een tijdlang nauw samen met [[Prigogine, Ilya (1917-2003) |Ilya Prigogine]] rond thermodynamica in de vloeibare fase. De Brouckères belang als hoogleraar situeerde zich nochtans vooral op het vlak van onderwijs. Doorheen de jaren stond ze als titularis in voor steeds meer van de grote vakken binnen de richting chemie – waaronder algemene chemie, analytische chemie en fysicochemie. Ze gaf ook een aantal handboeken uit en stond in voor de opleiding van scheikundeleraren. Als vicevoorzitter en van 1960 tot 1962 voorzitter van de wetenschapsfaculteit leidde ze de werking van de faculteit in goede banen. In oktober 1974 werd De Brouckère tot het emeritaat toegelaten. Ze was ondertussen al lang niet meer de enige vrouw in het academisch bastion. Bij haar aftreden werd het Fonds Lucia De Brouckère gecreëerd voor het ondersteunen van jonge scheikundige onderzoekers. In 1983, een jaar na haar overlijden, zag  bovendien een Fondation Lucia De Brouckère voor de promotie van de wetenschappen het licht.  
 
<br/>De Brouckères onderzoeksinteresse in deze jaren situeerde zich in het domein van de colloïden en macromoleculen. Ze werkt een tijdlang nauw samen met [[Prigogine, Ilya (1917-2003) |Ilya Prigogine]] rond thermodynamica in de vloeibare fase. De Brouckères belang als hoogleraar situeerde zich nochtans vooral op het vlak van onderwijs. Doorheen de jaren stond ze als titularis in voor steeds meer van de grote vakken binnen de richting chemie – waaronder algemene chemie, analytische chemie en fysicochemie. Ze gaf ook een aantal handboeken uit en stond in voor de opleiding van scheikundeleraren. Als vicevoorzitter en van 1960 tot 1962 voorzitter van de wetenschapsfaculteit leidde ze de werking van de faculteit in goede banen. In oktober 1974 werd De Brouckère tot het emeritaat toegelaten. Ze was ondertussen al lang niet meer de enige vrouw in het academisch bastion. Bij haar aftreden werd het Fonds Lucia De Brouckère gecreëerd voor het ondersteunen van jonge scheikundige onderzoekers. In 1983, een jaar na haar overlijden, zag  bovendien een Fondation Lucia De Brouckère voor de promotie van de wetenschappen het licht.  
  
<br/>Naast haar universitaire loopbaan, was De Brouckère ook actief als voorzitter van de Société belge de Chimie vanaf 1958. Ze zetelde in de administratieve commissies van het [[Institut pour l'encouragement de la Recherche Scientifique dans l'Industrie et l'Agriculture - Instituut tot Aanmoediging van het Wetenschappelijk onderzoek in Nijverheid en Landbouw|IRSIA]] en de Universitaire Stichting. Als medeoprichter en erevoorzitter van Jeunesses scientifiques de Belgique stimuleerde ze de wetenschappelijke verwondering bij jongeren. Haar onderzoek werd meermaals bekroond, ondermeer met de [[Adolphe Wetrems-prijs |Wetremsprijs]] in 1953.  
+
<br/>Naast haar universitaire loopbaan, was De Brouckère ook actief als voorzitter van de Société belge de Chimie vanaf 1958. Ze zetelde in de administratieve commissies van het [[IWONL|IRSIA]] en de [[Universitaire Stichting]]. Als medeoprichter en erevoorzitter van Jeunesses scientifiques de Belgique stimuleerde ze de wetenschappelijke verwondering bij jongeren. Haar onderzoek werd meermaals bekroond, ondermeer met de [[Adolphe Wetrems-prijs |Wetremsprijs]] in 1953.  
  
 
<br/> Als vrijzinnige was De Brouckère haar leven lang een vurig verdediger van democratische waarden. In 1934 was ze bovendien de eerste president van de Comité mondial des femmes contre la guerre et le fascisme. Ze zette zich bijzonder in voor de verdediging van vrij en onafhankelijk onderzoek, zoals dat in de statuten van de [[Universiteit van Brussel]] was opgenomen. Na de studentenopstanden van 1968 werd ze tot voorzitter van de hervormingscommissie van de ULB verkozen Als voorzitter van de Centre d’Action Laïque streed De Brouckère voor de afschaffing van de anti-abortuswet.  
 
<br/> Als vrijzinnige was De Brouckère haar leven lang een vurig verdediger van democratische waarden. In 1934 was ze bovendien de eerste president van de Comité mondial des femmes contre la guerre et le fascisme. Ze zette zich bijzonder in voor de verdediging van vrij en onafhankelijk onderzoek, zoals dat in de statuten van de [[Universiteit van Brussel]] was opgenomen. Na de studentenopstanden van 1968 werd ze tot voorzitter van de hervormingscommissie van de ULB verkozen Als voorzitter van de Centre d’Action Laïque streed De Brouckère voor de afschaffing van de anti-abortuswet.  
Line 33: Line 33:
 
<br/>
 
<br/>
 
===Noten===
 
===Noten===
 +
<references/>

Latest revision as of 10:52, 4 September 2022

Bron:  Tatards via [https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=67632759 Wikimedia Commons

Scheikundige en eerste vrouwelijke hoogleraar aan een Belgische wetenschapsfaculteit (Universiteit van Brussel, 1945). Geboren op 13 juli 1904 in Sint-Gillis (Brussel) en overleden op 3 november 1982 in Elsene (Brussel).


Biografie

De jonge Lucia groeide op in het gezin van de bekende socialistische politicus Louis de Brouckère, door wiens militante gedachtegoed ze diepgaand beïnvloed zou worden. Bij het losbarsten van de Eerste Wereldoorlog vluchtte het gezin de Brouckère naar Engeland, waar Lucia een groot deel van haar lagere en middelbare schoolparcours aflegde. In de jaren 1920 schreef ze zich in aan de universiteit van haar geboortestad. Ze koos voor chemie. Volgens historica Brigitte Van Tiggelen liet ze zich bij die keuze inspireren door de werkleidster Daisy Verhoogen, in wie ze een rolmodel herkende. In 1927 behaalde De Brouckère haar doctoraatstitel in de chemische wetenschappen in de wacht. Haar thesis L’absorption des électrolytes par les surfaces christallines werd door de Academie royale bekroond. Bij het begin van het volgende academiejaar wierf het universiteitsbestuur haar aan als assistente in het laboratorium van Jean Timmermans. De Brouckère behaalde in 1933 ook haar aggregaatsdiploma hoger onderwijs. Deze titel liet haar niet alleen toe om op universiteitsniveau les te geven, maar opende ook de mogelijkheid voor een promotie tot werkleider. Werkleiders behoorden tot het vaste wetenschappelijke personeel van de universiteit. Zij waren de rechterhand van een hoogleraar, die zij bijstonden in zijn onderzoeks- en onderwijstaken – het begeleiden van practica voor studenten.


Met haar benoeming tot werkleider, die inderdaad enige jaren later volgde, betrad de Brouckère de hoogste academische functie die op dat moment voor een vrouw mogelijk was, zes jaar nadat haar collega-scheikundige Yvonne Désirant aan de Universiteit van Gent als eerste tot de post doorstootte. Aan de universiteit van Brussel waren rond deze tijd nog een aantal vrouwelijke werkleiders, waaronder Verhoogen, Hortense van Risseghem (sinds 1937) en Polina Mendeljev (sinds 1932) werkzaam. Van het werkleiderschap werd gezegd dat het de laatste rechte lijn richting het professoraat was. De Brouckère kreeg nochtans van de rector te horen dat ze daar best niet teveel op rekende.[1] De rector kreeg ongelijk, want De Brouckère bereikte wat haar vrouwelijke collega’s tevergeefs hadden geambieerd: in 1937 werd ze tot docent bevorderd. Haar promotie betekende een mijlpaal voor België. Nooit eerder had een vrouw aan een wetenschapsfaculteit zo een hoge academische functie bemachtigd.[2]


Tijdens de Tweede Wereldoorlog vluchtte De Brouckère naar Londen, waar ze deelnam aan het chemisch onderzoek voor oorlogsdoeleinden dat door de regering in ballingschap werd gecoördineerd. Vanaf 1944 leidde ze binnen het ministerie van Economie de sectie van de chemische industrieën. Deze belangrijke functie en haar oorlogsverdiensten indachtig leek verdere promotie na de Wapenstilstand niet onlogisch. In 1945 trad De Brouckère inderdaad toe tot het hoogleraarschap. Ze vestigde hiermee een nieuwe mijlpaal: deze van eerste vrouwelijke gewoon hoogleraar aan een Belgische wetenschapsfaculteit. Eén van De Brouckères voornaamste taken als hoogleraar in de naoorlogse jaren was de heropbouw van de chemische afdeling van de universiteit tot een moderne leer- en onderzoeksomgeving. Ze herorganiseerde hierbij bij het curriculum, waarbij ze het vak algemene chemie compleet herschreef. Ze trok ook buitenlandse gastsprekers aan. Ze werd ook directeur van het algemene chemie laboratorium en in 1951 van het mineralogisch en analytisch laboratorium.


De Brouckères onderzoeksinteresse in deze jaren situeerde zich in het domein van de colloïden en macromoleculen. Ze werkt een tijdlang nauw samen met Ilya Prigogine rond thermodynamica in de vloeibare fase. De Brouckères belang als hoogleraar situeerde zich nochtans vooral op het vlak van onderwijs. Doorheen de jaren stond ze als titularis in voor steeds meer van de grote vakken binnen de richting chemie – waaronder algemene chemie, analytische chemie en fysicochemie. Ze gaf ook een aantal handboeken uit en stond in voor de opleiding van scheikundeleraren. Als vicevoorzitter en van 1960 tot 1962 voorzitter van de wetenschapsfaculteit leidde ze de werking van de faculteit in goede banen. In oktober 1974 werd De Brouckère tot het emeritaat toegelaten. Ze was ondertussen al lang niet meer de enige vrouw in het academisch bastion. Bij haar aftreden werd het Fonds Lucia De Brouckère gecreëerd voor het ondersteunen van jonge scheikundige onderzoekers. In 1983, een jaar na haar overlijden, zag bovendien een Fondation Lucia De Brouckère voor de promotie van de wetenschappen het licht.


Naast haar universitaire loopbaan, was De Brouckère ook actief als voorzitter van de Société belge de Chimie vanaf 1958. Ze zetelde in de administratieve commissies van het IRSIA en de Universitaire Stichting. Als medeoprichter en erevoorzitter van Jeunesses scientifiques de Belgique stimuleerde ze de wetenschappelijke verwondering bij jongeren. Haar onderzoek werd meermaals bekroond, ondermeer met de Wetremsprijs in 1953.


Als vrijzinnige was De Brouckère haar leven lang een vurig verdediger van democratische waarden. In 1934 was ze bovendien de eerste president van de Comité mondial des femmes contre la guerre et le fascisme. Ze zette zich bijzonder in voor de verdediging van vrij en onafhankelijk onderzoek, zoals dat in de statuten van de Universiteit van Brussel was opgenomen. Na de studentenopstanden van 1968 werd ze tot voorzitter van de hervormingscommissie van de ULB verkozen Als voorzitter van de Centre d’Action Laïque streed De Brouckère voor de afschaffing van de anti-abortuswet.


Publicaties

Van De Brouckères hand zijn onder meer:

  • Chimie générale, 1971.


Bibliografie

  • Gubin, Eliane, Jacques, Catherine, Piette, Valérie, en Puissant, Jean, Dictionnaire des femmes belges: XIXe et XXe siècles, Brussel, 2006, 139.
  • Van de Vyver, Gisèle en Lemaire, Jacques (red.),. Science et libre examen, un hommage à Lucia de Brouckère, Brussel, 1993. A 1993 1.620 (Magazijn - Belgische Bibliografie)
  • Van Tiggelen, Brigitte, “Lucia De Brouckère (1904-1982)”, in: Jan Apotheker en Livia Simon Sarka, European Women in Chemistry, Weinheim, 2011.


Noten

  1. Aldus historica Brigitte Van Tiggelen.
  2. Irène Van Der Bracht was sinds 1919 vastbenoemd docent lichamelijke opvoeding aan de Universiteit van Gent en vanaf 1925 gewoon hoogleraar.