Difference between revisions of "Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis"
(Created page with '<div style="text-align:right;">[xxxxx]</div> category:Wetenschappelijke instellingencategory:Archeologiecategory:Creatie 1801-1825 {| style="width:100%; border:0px s…') |
m (→Musée royal d'Artillerie, d'Armures et d'Antiquités) |
||
Line 23: | Line 23: | ||
<br/>Geconfronteerd met de exponentiële toename van aanwinsten begonnen de zalen van het Palais de l'Industrie oververzadigd te raken. In 1842 werd de Hallepoort, een gebouw uit de veertiende eeuw, dat aanvankelijk op de lijst van afbraak had gestaan, door de staat aangekocht en gerenoveerd. In de loop van de jaren 1847-1848 werden de collecties naar hier verplaatst. Het koninklijk besluit van 25 maart 1847 herdoopte het museum tot Musée royal d'Artillerie, d'Armures et d'Antiquités et d'Ethnologie. [[Beauffort, Louis Léopold Marie Amédée Comte de (1806-1858) |Graaf Amédée de Beauffort]] werd opnieuw tot directeur benoemd en majoor Donny kwam aan het hoofd van het Musée de l'Artillerie (waarvan de collecties werden geannexeerd vanaf 1837) te staan.<ref> SCHOTSMANS, Janine, "Historique des musées. 1835-1885", in ''Liber memorialis 1835-1985'', Brussel, 1985, p. 19.</ref> Als conservator werd [[Schayes, Antoine-Guillaume-Bernard (1808-1859)|Antoine-Guillaume-Bernard Schayes]] aangesteld. Schayes zou deze functie bekleden tot aan zijn dood in 1859. In 1854 gaf de conservator de eerste catalogus van deze musea uit onder de titel Catalogue et description du Musée royal d'Armures, d'Antiquités et d'Ethnologie. Het bevatte zo’n drieduizend items. | <br/>Geconfronteerd met de exponentiële toename van aanwinsten begonnen de zalen van het Palais de l'Industrie oververzadigd te raken. In 1842 werd de Hallepoort, een gebouw uit de veertiende eeuw, dat aanvankelijk op de lijst van afbraak had gestaan, door de staat aangekocht en gerenoveerd. In de loop van de jaren 1847-1848 werden de collecties naar hier verplaatst. Het koninklijk besluit van 25 maart 1847 herdoopte het museum tot Musée royal d'Artillerie, d'Armures et d'Antiquités et d'Ethnologie. [[Beauffort, Louis Léopold Marie Amédée Comte de (1806-1858) |Graaf Amédée de Beauffort]] werd opnieuw tot directeur benoemd en majoor Donny kwam aan het hoofd van het Musée de l'Artillerie (waarvan de collecties werden geannexeerd vanaf 1837) te staan.<ref> SCHOTSMANS, Janine, "Historique des musées. 1835-1885", in ''Liber memorialis 1835-1985'', Brussel, 1985, p. 19.</ref> Als conservator werd [[Schayes, Antoine-Guillaume-Bernard (1808-1859)|Antoine-Guillaume-Bernard Schayes]] aangesteld. Schayes zou deze functie bekleden tot aan zijn dood in 1859. In 1854 gaf de conservator de eerste catalogus van deze musea uit onder de titel Catalogue et description du Musée royal d'Armures, d'Antiquités et d'Ethnologie. Het bevatte zo’n drieduizend items. | ||
− | + | <br/>[[Schayes, Antoine-Guillaume-Bernard (1808-1859)|Antoine-Guillaume-Bernard Schayes]] werd als conservator opgevolgd door [[Juste, Théodore (1818-1888)|Théodore Juste]] die daarna directeur-conservator werd en deze functie bekleedde tot aan zijn dood in 1888. Hij gaf een nieuwe catalogus uit in 1864, le "Catalogue des collections composant le Musée royal d'Antiquités, d'Armures et d'Artillerie". Het aantal weergegeven objecten in zijn catalogus was gevoelig gestegen in vergelijking met die van zijn voorganger. Théodore Juste vermeldde inderdaad dat het museum sedert de uitgave van de vorige catalogus van Schayes in 1954, meer dan 2650 nieuwe stukken verwierf. Deze stukken waren grotendeels afkomstig van de aankoop van de collectie van Gustave Hagemans (1830-1908)<ref> WARMENBOL, “Eugène, Gustave Hagemans (1830-1908) et son cabinet d’amateur”, in TSINGARIDA, Athéna en VERBANCK-PIERARD (éd), ''L’Antiquité au service de la Modernité ? La réception de l’Antiquité classique en Belgique au XIXe siècle'', p. 230</ref> en de collectie van de Markies de Campana.<ref> SARTI, Susanna, ''The Campana collection at the Royal Museum of Art and History'', Brussel, 2012.</ref> De nationale archeologie was eveneens een bron vanwaar veel nieuwe stukken het museum binnenkwamen. | |
<br/>In 1861 werd een krediet van 250.000 frank toegewezen teneinde ingrijpende veranderingen aan het Hallepoortgebouw aan te brengen. Dit project werd evenwel door de Commission des Monuments verworpen. Toch werden in 1871 de verbouwingen van de Hallepoortkapel voltooid. De lessen archeologie werden van dan af in dit gebouw gegeven. Geconfronteerd met de massale aanvoer van archeologische objecten vanover het ganse Belgische grondgebied werd geoordeeld dat het goed zou zijn ook een galerij op te richten om deze “nationale vondsten” in onder te brengen. | <br/>In 1861 werd een krediet van 250.000 frank toegewezen teneinde ingrijpende veranderingen aan het Hallepoortgebouw aan te brengen. Dit project werd evenwel door de Commission des Monuments verworpen. Toch werden in 1871 de verbouwingen van de Hallepoortkapel voltooid. De lessen archeologie werden van dan af in dit gebouw gegeven. Geconfronteerd met de massale aanvoer van archeologische objecten vanover het ganse Belgische grondgebied werd geoordeeld dat het goed zou zijn ook een galerij op te richten om deze “nationale vondsten” in onder te brengen. | ||
Line 30: | Line 30: | ||
<br/> | <br/> | ||
+ | |||
===Musées royaux des Arts décoratifs et industriels=== | ===Musées royaux des Arts décoratifs et industriels=== | ||
In 1889, één jaar na de dood van [[Juste, Théodore (1818-1888)|Théodore Juste]], werd onder leiding van Baron Prosper de Haulleville beslist, om de collecties van het Hallepoortmuseum te verplaatsen naar het Palais du Cinquantenaire. Dit gebouw maakte integraal deel uit van de oude hallen die gebouwd waren voor de tentoonstelling rond het vijftig jarig bestaan van België. Erond lag een moerassig gebied dat bestond uit vijvers en poelen. Het museum droeg op dat moment nog de naam van Musées Royaux des Arts décoratifs et industriels<ref> DELTOUR-LEVIE, Claudine, "Historique des musées". 1889-1946, in ''Liber memorialis. 1835-1985'', Brussel, 1985, p. 31.</ref>. De oudheidkundige collecties werden eerst verplaatst en in 1906 volgden de etnografische collecties. Ondertussen werden de tijdelijke gebouwen, die opgesteld werden in het kader van de expositie, vervangen door meer duurzame. Voor de Grand Concours international des Sciences et de l’Industrie werd een zuil gebouwd als bindstuk tussen de twee grote hallen van de tentoonstelling van 1880. Eén van die hallen bevatte de collecties van de Hallepoort. Het verbindingspunt tussen die twee gebouwen had als sierstuk een monumentale triomfboog, naar de wensen van Leopold II. <ref>RANIERI, Liane, ''Léopold II urbaniste'', Brussel, p. 123-140</ref>. De collecties kregen vanaf dat moment de noordelijke vleugel toegewezen. Het mecenaat, aangemoedigd door de politiek van Eugène van Overloop, opvolger van Baron de Haulleville zorgde in 1898 voor een spectaculaire toename van collectiestukken. <ref>DELTOUR-LEVIE, Claudine, "Historique des musées. 1889-1946", in ''Liber memorialis. 1835-1985'', Brussel, 1985, p. 31.</ref> | In 1889, één jaar na de dood van [[Juste, Théodore (1818-1888)|Théodore Juste]], werd onder leiding van Baron Prosper de Haulleville beslist, om de collecties van het Hallepoortmuseum te verplaatsen naar het Palais du Cinquantenaire. Dit gebouw maakte integraal deel uit van de oude hallen die gebouwd waren voor de tentoonstelling rond het vijftig jarig bestaan van België. Erond lag een moerassig gebied dat bestond uit vijvers en poelen. Het museum droeg op dat moment nog de naam van Musées Royaux des Arts décoratifs et industriels<ref> DELTOUR-LEVIE, Claudine, "Historique des musées". 1889-1946, in ''Liber memorialis. 1835-1985'', Brussel, 1985, p. 31.</ref>. De oudheidkundige collecties werden eerst verplaatst en in 1906 volgden de etnografische collecties. Ondertussen werden de tijdelijke gebouwen, die opgesteld werden in het kader van de expositie, vervangen door meer duurzame. Voor de Grand Concours international des Sciences et de l’Industrie werd een zuil gebouwd als bindstuk tussen de twee grote hallen van de tentoonstelling van 1880. Eén van die hallen bevatte de collecties van de Hallepoort. Het verbindingspunt tussen die twee gebouwen had als sierstuk een monumentale triomfboog, naar de wensen van Leopold II. <ref>RANIERI, Liane, ''Léopold II urbaniste'', Brussel, p. 123-140</ref>. De collecties kregen vanaf dat moment de noordelijke vleugel toegewezen. Het mecenaat, aangemoedigd door de politiek van Eugène van Overloop, opvolger van Baron de Haulleville zorgde in 1898 voor een spectaculaire toename van collectiestukken. <ref>DELTOUR-LEVIE, Claudine, "Historique des musées. 1889-1946", in ''Liber memorialis. 1835-1985'', Brussel, 1985, p. 31.</ref> |
Revision as of 13:55, 1 September 2014
|