Difference between revisions of "Vanderlinden, Henri Louis (1892-1983)"
Line 1: | Line 1: | ||
− | [[category:Wetenschappers]][[category:Geboorte | + | [[category:Wetenschappers]][[category:Geboorte 1876-1900]][[category:Wiskundigen]][[category:Natuurkundigen]][[category:Astronomen]] [[category:Professoren]][[category:Professor aan de RUG]] |
Sterrenkundige geboren in Watermaal-Bosvoorde en daar overleden in 1983. | Sterrenkundige geboren in Watermaal-Bosvoorde en daar overleden in 1983. |
Revision as of 21:48, 4 June 2010
Sterrenkundige geboren in Watermaal-Bosvoorde en daar overleden in 1983.
Biografie
Vanderlinden werd op 3 januari 1892 geboren in Watermaal-Bosvoorde als zoon van Catherine Ceuleneer en Amand Charles, een marmerbewerker. Hij deed zijn middelbare studies aan het Koninklijk Atheneum in Elsene. Op 8 juli 1914 promoveerde hij tot doctor in de wis- en natuurkunde aan de ULB. Tijdens zijn universitaire studies raakte hij geïntereseerd in de sterrenkunde.
In september 1913 werd hij vrijwillig assistent aan de Koninklijke Sterrenwacht te Ukkel. Na het afronden van zijn universitaire opleiding werd hij benoemd tot stagiair-assistent, enkele maanden later was hij assistent en in 1927 adjunct-sterrenkundige. Deze laatste functie bekleedde hij tot in 1936.
In 1923 werd hij voor enkele maanden naar de Sterrenwacht in Leiden gestuurd om er te werken onder de Deen Ejnar Hertzsprung. Hier kon hij zich bekwamen in het toepassen van de door Ejnar Hertzsprung ontwikkelde methode der effectieve golflengten ter bepaling van kleurequivalenten van sterren en nevels. [1] Dankzij een beurs van de C.R.B werkte hij in het academiejaar 1923-1924 als Research Assistent aan het Mount Wilson Observatory (Pasadena, Californië) en in het academiejaar 1924-1925 aan het Yerkes Observatory van de University of Chicago.
In oktober 1925 werd hij benoemd tot docent aan de Rijksuniversiteit Gent, waar hij wiskundige sterrenkunde, geodesie, analytische mechanica en mechanica der hemellichamen doceerde. Zijn leeropdracht werd later uitgebreid met de cursussen wiskundige aardrijkskunde, spectroscopie en astrofysica, fysica van de aardbol en de meteorologie.[2] Op 1 januari 1934 werd hij benoemd tot buitengewoon hoogleraar. Nadat hij in 1936 zijn functie bij de Sterrenwacht neerlegde, werd hij benoemd tot gewoon hoogleraar aan de RUG.
Hij bleef echter nauw betrokken bij de Koninklijke Sterrenwacht, hij werd aangesteld als corresponderend astronoom. Later werd hij achtereenvolgens lid, ondervoorzitter en voorzitter van de Wetenschappelijke Raad van de Sterrenwacht. In de jaren ’60 maakte hij deel uit van de Gemeenschappelijke Raad der wetenschappelijke inrichtingen behorend tot het Bestuur van het Wetenschappelijk Onderzoek (Sterrenkundig Observatorium, Meteorologisch Instituut en Instituut voor Ruimte-Aëronomie). [3]
Naast zijn academische functies, had hij aan de RUG ook bestuurlijke functies, namelijk secretaris van de Faculteit Wetenschappen (1941-1942) en van 1942 tot 1943 decaan van de Faculteit.
Hij werd toegelaten tot het emeritaat in 1962.
Vanderlinden werd in 1938 door de koning bij de oprichting van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor wetenschappen en kunsten benoemd tot lid. Hij werd in 1944 bestuurder van de Klasse der Wetenschappen en voorzitter van de Academie. Hij was lid van de Commissie der publicaties en van de Commissie der kandidaturen voor de Klasse der Wetenschappen.[4]
Daarnaast was hij lid (later erelid), secretaris, ondervoorzitter en voorzitter van het Nationaal Comité voor Sterrenkunde. Ook was hij lid en later erelid van de Nationale Comités voor theoretische en toegepaste mechanica, wiskunde en ruimteonderzoek.
Ook was hij lid van het Nationaal Comité voor Antarctica. [5]
Op 28 oktober 1983 werd het Vanderlindenfonds opgericht. Dit fonds was ontstaan door een schenking van Vanderlinden aan de Academie. Aan dit fonds is een prijs verbonden, deze wordt om de twee jaar uitgereikt aan een baanbrekende studie over sterrenkunde.[6]
Hij was daarnaast ook lid van een hele reeks andere wetenschappelijke instellingen, genootschappen en commissies.
Aan het NFWO was hij lid van de eerste commissie wiskunde en sterrenkunde en nam hij frequent deel aan de vergaderingen van de Contactgroep Sterrenkunde en Astrofysica.
Hij zat in de Raad van Beheer van het Instituut voor Wetenschappelijk Onderzoek in Centraal Afrika. Ook was hij lid van de Bestendige Commissie voor Sterrenkunde in Centraal Afrika en van het Speciaal Belgisch Comité voor Wetenschappelijk Onderzoek in het Zuidpoolgebied. In 1944 werd hij corresponderend lid van de Société royale des Sciences de Liège.
Daarnaast was hij van 1946 tot 1982 derde voorzitter van het Natuur- en Geneeskundig Genootschap, de uitgever van het Natuurwetenschappelijk tijdschrift Simon Stevin.
Doordat hij frequent in aanraking kwam met de verwerking van gegevens en met numeriek rekenen, was hij sterk geïnteresseerd in het gebruik en ontwikkeling van rekenmachines. Dit verklaart dan ook zijn aanwezigheid in de Raad voor Advies bij het Nationaal Centrum voor Mechanische Berekeningen, zijn lidmaatschap van de Raad voor Studie en van de Bouw van Elektronische Rekenmachines van het IWONL (Instituut tot Aanmoediging van het Wetenschappelijk onderzoek in Nijverheid en Landbouw).[7]
Ook in het buitenland was hij actief in wetenschappelijke genootschappen, zo werd hij in 1925 lid van de International Astronomical Union. Hierin maakte hij deel uit van drie commissies: stellaire fotometrie, sterrenhopen en nevels en stellaire statistiek. Daarnaast was hij vanaf 1930 lid van het Nederlands Archief van Tijdmeetkunde.
Naast het zuivere wetenschappelijke, interesseerde hij zich ook voor de popularisering van de wetenschappen. Zo was hij in 1944 medestichter en van 1945 tot 1952 voorzitter van de Vereniging voor Sterrenkunde, Meteorologie, Geofysica en aanverwante wetenschappen. Deze vereniging groepeerde voornamelijk amateur-astronomen en andere belangstellenden.
Hij was houder van het ereteken van Grootofficier in de Leopoldsorde. [8]
Werken
Aan de Koninklijke Sterrenwacht deed hij vooral onderzoek naar de plaats-en baanbepalingen van planeten en kometen en naar de fotometrie.
Zijn publicatie Onderzoekingen betreffende de verandering der absorptie van de fotografische stralen met de hoogte der sterren, werd jarenlang gebruikt als referentie aan de Koninklijke Sterrenwacht bij de reductie van fotometrische waarnemingsgegevens.
Vanderlinden publiceerde bovendien in 1920 verschillende originele bijdragen over de relativiteitstheorie geformuleerd door Einstein. Sommige van deze publicaties werden door zijn oud-professor Théophile De Donder voorzien van een wiskundige basis.
Dankzij deze publicatie ontving hij een uitnodiging om deel te nemen aan de besprekingen over de algemene relativiteitstheorie aan het Collège de France in 1922.
Samen met De Donder bestudeerde hij oplossingen van de Einstein-vergelijking die overeenstemden met een bolsymmetrische (maar niet noodzakelijk homogene ruimte) en de vergelijkingen van het zwaarteveld in aanwezigheid van een bron van elektromagnetisch veld.[9]
Tijdens zijn verblijven aan de Amerikaanse sterrenwachten verzamelde hij omvangrijk fotografisch materiaal dat bij zijn terugkomst in België zou resulteren in publicaties over het kleuren van sterren in de open sterrenhopen Preaesepe en Mesier 67. Hiertoe diende hij de fotografische magnitude en de effectieve golflengten van een zeer groot aantal sterren te bepalen.
Tijdens zijn verblijf in Californië kreeg hij de gelegenheid om deel te nemen aan de Mount Wilson expeditie voor de waarneming van de totale zonsverduistering van 10/09/1923 op Point Loma. Het doel hiervan was om de buiging van het licht van een ster, veroorzaakt door het zwaarteveld van de zon, te meten. Experimenten van deze aard aan de hand van de algemene relativiteitstheorie waren bedoeld om een bevestiging te geven aan de voorspellingen van Einstein. Tot in 1929 zou Vanderlinden dan ook artikels over de gravitatietheorie van Einstein publiceren. [10] Onder impuls van Vanderlinden werd aan de RUG de verdeling van de donkere materie in meerdere gebieden van de melkwegschijf bestudeerd. Daarnaast was hij net als Albert Velghe geïnteresseerd in stellaire statistiek.[11]
Publicaties
- "Observations de cometes faites a l'equatorial de 38 centimetres d' ouverture de 1915 a 1918", In: Annales de l'Observatoire royal de Belgique. Annales astronomiques ; nouv. ser., vol. 14, Brussel : M. Hayez, 1920., p. [277]-296.
- Etude de l'amas de Praesepe basee sur les magnitudes photographiques et les longueurs d'onde effectives de 1821 etoiles., Gembloux, Imprimerie J. Duculot, 1933
- The gravitational field of an electrical sphere with a variable density of matter
- "Relativity: A Systematic Treatment of Einstein's Theory", In: Astrophysical Journal, vol. 60, p.264
- (met P. Stroobant, J. Delvosal,E. Delporte,F. Moreau), Les observatoires astronomiques et les astronomes. Ouvrage publié sous les auspices de l'Union Astronomique Internationale, Tournai-Paris, Etablissements Casterman, 1931. 315 p.
- Website Google books geconsulteerd op 21/05/2010 om 11u.30
- Website bibliotheek Universiteit Gent geconsulteerd op 25/05/2010 om 15u.15.
Bibliografie
- A.G.Velghe,"In Memoriam Henri Louis Vanderlinden", In: Jaarboek 1983, Brussel: KVAB, p. 220-222
- R.A. Mertens, , "Vanderlinden Henri Louis", In: Nationaal Biografisch Woordenboek, vol. 16, Brussel : Paleis der Academiën, 2002, kol. 776-782.
- Jaarboek 1983, Brussel: KVAB.
- L.,Houziaux, De sterrenkunde., In: Geschiedenis van de wetenschappen in België, 1815-2000 onder leiding van Robert Halleux, vol 2, Brussel, Dexia/La Renaissance du Livre, 2001.
- T., Luykx, "H.L. Vanderlinden, In: Liber Memorialis RUG, Fac. Wetenschappen, Fac. Toegepaste Wetenschappen, Gent, 1960, p. 145-149.
- R., Mertens, "In memoriam Prof. Dr. Em. H.L. Vanderlinden", In: Simon Stevin, 27 (3), 1983, p. 161-162.
- L., Walscholt,"In memoriam Prof. Dr. Em. H.L. Vanderlinden", In: Natuurwetenschappelijk Tijdschrift, 64 (5), 1983, p. 126-128.
Nota’s
- ↑ Mertens, R.A., “Vanderlinden Henri Louis”, In: Nationaal Biografisch Woordenboek, vol. 16, Brussel : Paleis der Academiën, 2002, kol. 777.
- ↑ Velghe, A.G.,"In Memoriam Henri Louis Vanderlinden", In: Jaarboek 1983, Brussel: KVAB, p. 220-222.
- ↑ Mertens, R.A., “Vanderlinden Henri Louis”, In: Nationaal Biografisch Woordenboek, vol. 16, Brussel : Paleis der Academiën, 2002, kol. 780.
- ↑ Velghe, A.G.,“In Memoriam Henri Louis Vanderlinden”, In: Jaarboek 1983, Brussel: KVAB, p. 220-222.
- ↑ Mertens, R.A., “Vanderlinden Henri Louis”., In: Nationaal Biografisch Woordenboek, vol. 16, Brussel : Paleis der Academiën, 2002, kol. 782.
- ↑ Jaarboek 1983, Brussel: KVAB, p. 174.
- ↑ Mertens, R.A., “Vanderlinden Henri Louis”., In: Nationaal Biografisch Woordenboek, vol. 16, Brussel : Paleis der Academiën, 2002, kol. 781.
- ↑ Velghe, A.G.,"In Memoriam Henri Louis Vanderlinden", In: Jaarboek 1983, Brussel: KVAB, p. 220-222.
- ↑ Lambert, D., De algemene relativititeit en de kosmologie, In: Geschiedenis van de wetenschappen in België, 1815-2000 onder leiding van Robert Halleux, vol 2, Brussel, Dexia/La Renaissance du Livre, 2001, p.131.
- ↑ Mertens, R.A., "Vanderlinden Henri Louis", In: Nationaal Biografisch Woordenboek, vol. 16, Brussel : Paleis der Academiën, 2002, kol. 778.
- ↑ Houziaux, L., De sterrenkunde., In: Geschiedenis van de wetenschappen in België, 1815-2000 onder leiding van Robert Halleux, vol 2, Brussel, Dexia/La Renaissance du Livre, 2001, p. 146.