Difference between revisions of "Biourge, Philibert (1864-1942)"

From Bestor_NL
Jump to: navigation, search
(Biografie)
(Biografie)
Line 8: Line 8:
 
<br/>
 
<br/>
  
In 1894 wordt hij aangesteld als docent aan de Katholieke Universiteit van Leuven. In 1900 wordt hij gewoon hoogleraar. Hij geeft onderwijs over microbiologie, phytopathologie, hygiëne, landbouwscheikunde en voedingsanalyse aan de faculteit wetenschappen, aan het Landbouwinstituut en aan de Brouwerijschool. Aan het Carnoy Instituut leidt hij het laboratorium voor microbiologie. Zijn onderzoek handelt over schimmels en gisten, in het bijzonder over de schimmelsoort ''Pennicillium'' Link. Biourge legt een grote collectie schimmels aan, de basis van de huidige [https://www.uclouvain.be/393421.html ''Mycothèque de l'Université Catholique de Louvain (MUCL)''].
+
In 1894 wordt hij aangesteld als docent aan de Katholieke Universiteit van Leuven. In 1900 wordt hij gewoon hoogleraar. Hij geeft onderwijs over microbiologie, fytopathologie, hygiëne, landbouwscheikunde en voedingsanalyse aan de faculteit wetenschappen, aan het Landbouwinstituut en aan de Brouwerijschool. Aan het Carnoy Instituut leidt hij het laboratorium voor microbiologie. Zijn onderzoek handelt over schimmels en gisten, in het bijzonder over de schimmelsoort ''Pennicillium'' Link. Biourge legt een grote collectie schimmels aan, de basis van de huidige [https://www.uclouvain.be/393421.html ''Mycothèque de l'Université Catholique de Louvain (MUCL)''].
 
<br/>
 
<br/>
  

Revision as of 00:22, 5 December 2016

Plantkundige en microbioloog, geboren te Bousval op 8 april 1864, en overleden te Feluy op 19 april 1942.
Philibert Biourge (1864-1942)


Biografie

Na zijn studies aan het Seminarie van Doornik, wordt Biourge in 1887 tot priester gewijd. Hij studeert daarna aan de faculteit wetenschappen van de Katholieke Universiteit te Leuven, waar hij in 1891 promoveert bij Jean-Bapiste Carnoy tot doctor in de natuurwetenschappen met een proefschrift over Recherches morphologiques et chimiques sur les grains de pollen. Als laureaat van de reisbeurzenwedstrijd brengt hij het volgende jaar door aan het Institut Pasteur in Parijs, waar hij Pasteur zelf ontmoet, maar vooral samenwerkt met de microbioloog Auguste Fernbach. Hij verblijft ook bij de Duitse fysioloog Felix Hoppe-Seyler in Straatsburg en bij Emil Hansen in Kopenhagen.

In 1894 wordt hij aangesteld als docent aan de Katholieke Universiteit van Leuven. In 1900 wordt hij gewoon hoogleraar. Hij geeft onderwijs over microbiologie, fytopathologie, hygiëne, landbouwscheikunde en voedingsanalyse aan de faculteit wetenschappen, aan het Landbouwinstituut en aan de Brouwerijschool. Aan het Carnoy Instituut leidt hij het laboratorium voor microbiologie. Zijn onderzoek handelt over schimmels en gisten, in het bijzonder over de schimmelsoort Pennicillium Link. Biourge legt een grote collectie schimmels aan, de basis van de huidige Mycothèque de l'Université Catholique de Louvain (MUCL).

Biourge is ook betrokken bij het onderzoek naar het gistingsproces van suiker. Eén van zijn studenten, Alphonse Cappuyns, richt in 1919 een eerste citroenzuurfabriek op in Tienen, die echter ophoudt te bestaan in 1925. Een tweede start in 1929 als La Citrique Belge is wel succesvol.

Na zijn emeritaat in 1938, verhuist Biourge naar Feluy, waar hij een privé laboratorium laat oprichten om zijn werk te kunnen verderzetten. Toenemende blindheid maakt werken echter onmogelijk. Biourge overlijdt op 19 april 1942.

Werken

Biourge publiceert 78 wetenschappelijke artikelen. Tijdens de eerste wereldoorlog, wanneer de universiteit gesloten is, werkt Biourge aan zijn hoofdwerk dat in 1923 verschijnt:

  • "Les moisissures du Penicillium Link," La Cellule (1923)


Bibliografie

  • Victor Estienne, "Biourge (Philibert)," Biographie Nationale 30 (1958) col. 168-171.
  • G.L. Hennebert, "Philibert Biourge, microbiologiste et mycologue, 1864-1942," Les Sciences Exactes et Naturelles à l'Université de Louvain de 1835 à 1940. IIIe Colloque d'Histoire des Sciences, Louvain-la-Neuve, 17 Mars 1977. Recueil de Travaux d'Histoire et de Philologie, 6e Série, 15 (1979) 61-98.


Noten