Difference between revisions of "Lejeune, Phocas (1823-1881)"
m |
m |
||
Line 25: | Line 25: | ||
<references/> | <references/> | ||
− | [[category: Wetenschappers]][[category: Professoren]][[category: Land- en | + | [[category: Wetenschappers]][[category: Professoren]][[category: Land- en Tuinbouw]] |
Revision as of 14:30, 26 November 2012
Agronoom en eerste directeur van het Rijkslandbouwinstituut van Gembloux
Contents
Biografie
Lejeune studeerde af als agronoom aan de Rijksveeartsenijschool van Kuregem, waar tussen 1836 en 1848 een specialisatie in de landbouwkunde werd aangeboden. Omdat deze opleiding het niveau van landbouwkundige opleidingen in het buitenland niet haalde, bood de overheid ook actief studiebeurzen aan. Lejeune maakte, net als zijn medestudent Guillaume Fouquet, van een dergelijke beurs gebruik om aan de prestigieuze Franse landbouwschool van Grignon zijn opleiding te vervolledigen. In totaal legden slechts drie Belgische studenten dit opleidingstraject af: Lejeune en Fouquet waren er twee van.[1] Lejeune werd hierna leraar aan de zopas opgerichte gemeentelijke landbouwschool van Verviers, waar hij onder andere het vak landbouweconomie verzorgde. Later werd hij directeur van de beroepslandbouwschool van Torhout. Het succes van deze middelbare landbouwscholen bleef echter uit: door een gebrek aan leerlingen werden de meeste ervan al korte tijd na hun oprichting (1849-1850) gedwongen om de deuren te sluiten. In de hervorming van het rijkslandbouwonderwijs die zich in de late jaren 1850 dan ook opdrong, lag de oprichting van een hogere onderwijsinstelling voor landbouwkunde op tafel. Lejeune was een van de voornaamste promotoren van dit project. Hij werd ten slotte tot directeur van het nieuwe Institut Agronomique de Gembloux benoemd. Hij bleef tot 1881 op de directeursstoel en werd toen opgevolgd door Guillaume Fouquet.
Naast zijn leraar- en directeurschap in verschillende rijksinstellingen, stelde Lejeune ook op andere manieren zijn expertise als gediplomeerd agronoom ter beschikking van het ministerie van Binnenlandse Zaken van de liberale Charles Rogier. Zo maakte hij in 1851 een rapport over het gebruik van de meststof beenderkool, een afvalproduct uit de suikerindustrie, in de ontginning van het Belgische heidegebied.[2] Een aantal jaar later schreef hij een landbouwwetenschappelijk werk met botanische encyclopedische inslag over Belgische weidegronden.[3] Lejeune werkte ook mee aan de Landbouwbibliotheek-Bibliothèque Rurale, een wetenschapsvulgariserend opvoedkundig project van het ministerie van Binnenlandse Zaken.
Publicaties
- Exposé de l’enseignement et de l’organisation de l’Institut agricole de l’Etat. Rapport adressé à monsieur le Ministre de l’Intérieur pour la période 1861-1867, Brussel, 1868.
- Prairies et herbages en Belgique, Brussel, 1859.
- Emploi du noir animal pour le défrichement des landes et des bruyères, Brussel, 1851.
- Du défrichement des bruyères et particulièrement des landes sablonneuses de la Campine, précédé d'un examen général et comparatif des conditions culturales de la Flandre et de la Campine, Brussel, 1860.
- Zie voor een volledig overzicht de publicatielijst...
Bibliografie
- Segers, Yves en Hermans, Roeland, ‘Between ideology and science: higher agricultural education in Belgium and the development of a Catholic agricultural network, 1850-1914’, in: Agricultural History Review, 2 (2009), 6-7.
- Mammerickx, M., ‘Les origines de l’enseignement agronomique supérieur en Belgique’, in: Annales de Gembloux (1964), 67-68.
- Woestenborghs, Bert, Hermans, Roeland en Segers, Yves, In het spoor van Demeter. Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen K.U.Leuven, 1878-2003, Leuven, 2005, 20-21.
- Institut agricole de l’Etat à Gembloux. Historique, organisation, enseignement, annexes, Brussel, 1901.
Noten
- ↑ De naam van de derde student blijft onbekend.
- ↑ Lejeune, Ph., Emploi du noir animal pour le défrichement des landes et des bruyères, Brussel, 1851.
- ↑ Lejeune, Ph., Prairies et herbages en Belgique, Brussel, 1859.