Difference between revisions of "Rome, Adolphe (1889 -1971)"
m |
m (→Biografie) |
||
Line 9: | Line 9: | ||
Rome volgde de opleiding tot priester aan het grootseminarie van Mechelen. Op 14 april 1912 ontving hij zijn wijding en werd hierop door de seminarie-overheid naar de [[Universiteit van Leuven]] gestuurd om zijn opleiding te vervolmaken. Hoewel Rome een persoonlijk voorliefde voor wiskunde koesterde, schreef men hem in voor de cursussen klassieke filologie. Rome wist uiteindelijk zijn beide interessegebieden te combineren: in 1919 verdedigde hij met een thesis die antieke wiskunde tot onderwerp had (''Les fonctions trigonométriques dans Héron d’Alexandrie''). Hij ontving toen het diploma van doctor in de wijsbegeerte en klassieke filologie. Hierna ging hij als leraar aan de slag, eerst een jaarlang in het Institut Sainte Marie in Schaarbeek en daarna in het Sint-Gertrudiscollege van Nijvel. Met een reisbeurs van de staat trok hij in 1922 naar het Institut Historique Belge in Rome, waar hij zijn historiografische opzoekingen verderzette. In 1927 keerde hij naar België terug om er de vrijgekomen leerstoel in Griekse literatuur in te nemen. Een van zijn studenten was [[Mogenet, Joseph (1913-1980)|Joseph Mogenet]]. In 1935 werd Rome erekanunnik. Hij werd ten slotte in 1959 tot het emeritaat toegelaten. Hij bracht zijn laatste jaren als residerend priester in Leuven en later in het rusthuis Emmaüs in Korbeek-Lo door. Hij was toen bijna helemaal verlamd en blind aan één oog. | Rome volgde de opleiding tot priester aan het grootseminarie van Mechelen. Op 14 april 1912 ontving hij zijn wijding en werd hierop door de seminarie-overheid naar de [[Universiteit van Leuven]] gestuurd om zijn opleiding te vervolmaken. Hoewel Rome een persoonlijk voorliefde voor wiskunde koesterde, schreef men hem in voor de cursussen klassieke filologie. Rome wist uiteindelijk zijn beide interessegebieden te combineren: in 1919 verdedigde hij met een thesis die antieke wiskunde tot onderwerp had (''Les fonctions trigonométriques dans Héron d’Alexandrie''). Hij ontving toen het diploma van doctor in de wijsbegeerte en klassieke filologie. Hierna ging hij als leraar aan de slag, eerst een jaarlang in het Institut Sainte Marie in Schaarbeek en daarna in het Sint-Gertrudiscollege van Nijvel. Met een reisbeurs van de staat trok hij in 1922 naar het Institut Historique Belge in Rome, waar hij zijn historiografische opzoekingen verderzette. In 1927 keerde hij naar België terug om er de vrijgekomen leerstoel in Griekse literatuur in te nemen. Een van zijn studenten was [[Mogenet, Joseph (1913-1980)|Joseph Mogenet]]. In 1935 werd Rome erekanunnik. Hij werd ten slotte in 1959 tot het emeritaat toegelaten. Hij bracht zijn laatste jaren als residerend priester in Leuven en later in het rusthuis Emmaüs in Korbeek-Lo door. Hij was toen bijna helemaal verlamd en blind aan één oog. | ||
− | <br/> Antieke wetenschapsgeschiedenis, in het bijzonder de geschiedenis van de wiskunde en van de Griekse astronomie, was kanunnik Romes levenslange passie. Hij bestudeerde onder meer de werken van Archimedes, Hero en vooral Pappus van Alexandrië. Tot zijn meer bekende geschriften behoorde ''Commentaires de Pappus et de Théon d’Alexandrie sur l’Almageste, texte établi et annoté par A. Rome'', (1931-1934). In 1932 was Rome, samen met onder andere [[Cumont, Franz]] en [[Bidez, Joseph (1867-1945)| Joseph Bidez]] één van de oprichters van het tijdschrift ''L’Antiquité Classique''. Na de Tweede wereldoorlog nam Rome bovendien, samen met [[Mogenet, Joseph (1913-1980)|Joseph Mogenet]], de redactie van wetenschapstijdschrift ''[[Osiris]]'' uit handen van Sarton over. De twee werden bijgestaan door hun collega’s Albert Lejeune, [[Lemaître, Georges Henri Joseph Édouard (1894-1966) |Georges Lemaître]], Armand Louis, [[Manneback, Charles Lambert Marie Joseph (1894-1975) |Charles Manneback]], Maurice Michaux, [[Polspoel, Lambert Gaston (1898-1981) |Gaston Polspoel]] en Franz Sondervorst. Hij was ook de eerste voorzitter van het [[Belgisch Komitee voor de Geschiedenis der Wetenschappen]] en lid van de Comié international d’histoire des sciences. Rome was verder nog lid van de [[Société scientifique de Bruxelles]] en de [[Société Belge d’Astronomie]]. Vanaf 1948 was hij corresponderend lid en vanaf 1950 lid van de [[Académie royale des sciences des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique - Koninklijke Vlaamse Academie van België voor wetenschappen en kunsten| Académie royale des sciences]]. Hij was grootofficier in de [[Kroonorde]] en Officier in de [[Leopoldsorde]]. | + | <br/> Antieke wetenschapsgeschiedenis, in het bijzonder de geschiedenis van de wiskunde en van de Griekse astronomie, was kanunnik Romes levenslange passie. Hij bestudeerde onder meer de werken van Archimedes, Hero en vooral Pappus van Alexandrië. Tot zijn meer bekende geschriften behoorde ''Commentaires de Pappus et de Théon d’Alexandrie sur l’Almageste, texte établi et annoté par A. Rome'', (1931-1934). In 1932 was Rome, samen met onder andere [[Cumont, Franz Valérie Marie (1868-1947)|Franz Cumont]] en [[Bidez, Joseph (1867-1945)| Joseph Bidez]] één van de oprichters van het tijdschrift ''L’Antiquité Classique''. Na de Tweede wereldoorlog nam Rome bovendien, samen met [[Mogenet, Joseph (1913-1980)|Joseph Mogenet]], de redactie van wetenschapstijdschrift ''[[Osiris]]'' uit handen van Sarton over. De twee werden bijgestaan door hun collega’s Albert Lejeune, [[Lemaître, Georges Henri Joseph Édouard (1894-1966) |Georges Lemaître]], Armand Louis, [[Manneback, Charles Lambert Marie Joseph (1894-1975) |Charles Manneback]], Maurice Michaux, [[Polspoel, Lambert Gaston (1898-1981) |Gaston Polspoel]] en Franz Sondervorst. Hij was ook de eerste voorzitter van het [[Belgisch Komitee voor de Geschiedenis der Wetenschappen]] en lid van de Comié international d’histoire des sciences. Rome was verder nog lid van de [[Société scientifique de Bruxelles]] en de [[Société Belge d’Astronomie]]. Vanaf 1948 was hij corresponderend lid en vanaf 1950 lid van de [[Académie royale des sciences des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique - Koninklijke Vlaamse Academie van België voor wetenschappen en kunsten| Académie royale des sciences]]. Hij was grootofficier in de [[Kroonorde]] en Officier in de [[Leopoldsorde]]. |
<br/> | <br/> | ||
+ | |||
===Publicaties=== | ===Publicaties=== | ||
Een complete lijst van publicatie van Adolphe Rome vindt men in ''Bibliographie Académique'', 6 (1914-1934), 132-134; 7 (1934-1954), 233-234; 8 (1954-1955), 99 en 10 (1957-1963), 369-370. | Een complete lijst van publicatie van Adolphe Rome vindt men in ''Bibliographie Académique'', 6 (1914-1934), 132-134; 7 (1934-1954), 233-234; 8 (1954-1955), 99 en 10 (1957-1963), 369-370. |
Revision as of 09:27, 19 September 2013
Voluit: Adolphe Frans Maria Jozef Rome.
Kannunik, hoogleraar en wetenschapshistoricus. Geboren op 12 juli 1889 in Stavelot en gestorven op 9 april 1971 in Korbeek-Lo.
Biografie
Rome volgde de opleiding tot priester aan het grootseminarie van Mechelen. Op 14 april 1912 ontving hij zijn wijding en werd hierop door de seminarie-overheid naar de Universiteit van Leuven gestuurd om zijn opleiding te vervolmaken. Hoewel Rome een persoonlijk voorliefde voor wiskunde koesterde, schreef men hem in voor de cursussen klassieke filologie. Rome wist uiteindelijk zijn beide interessegebieden te combineren: in 1919 verdedigde hij met een thesis die antieke wiskunde tot onderwerp had (Les fonctions trigonométriques dans Héron d’Alexandrie). Hij ontving toen het diploma van doctor in de wijsbegeerte en klassieke filologie. Hierna ging hij als leraar aan de slag, eerst een jaarlang in het Institut Sainte Marie in Schaarbeek en daarna in het Sint-Gertrudiscollege van Nijvel. Met een reisbeurs van de staat trok hij in 1922 naar het Institut Historique Belge in Rome, waar hij zijn historiografische opzoekingen verderzette. In 1927 keerde hij naar België terug om er de vrijgekomen leerstoel in Griekse literatuur in te nemen. Een van zijn studenten was Joseph Mogenet. In 1935 werd Rome erekanunnik. Hij werd ten slotte in 1959 tot het emeritaat toegelaten. Hij bracht zijn laatste jaren als residerend priester in Leuven en later in het rusthuis Emmaüs in Korbeek-Lo door. Hij was toen bijna helemaal verlamd en blind aan één oog.
Antieke wetenschapsgeschiedenis, in het bijzonder de geschiedenis van de wiskunde en van de Griekse astronomie, was kanunnik Romes levenslange passie. Hij bestudeerde onder meer de werken van Archimedes, Hero en vooral Pappus van Alexandrië. Tot zijn meer bekende geschriften behoorde Commentaires de Pappus et de Théon d’Alexandrie sur l’Almageste, texte établi et annoté par A. Rome, (1931-1934). In 1932 was Rome, samen met onder andere Franz Cumont en Joseph Bidez één van de oprichters van het tijdschrift L’Antiquité Classique. Na de Tweede wereldoorlog nam Rome bovendien, samen met Joseph Mogenet, de redactie van wetenschapstijdschrift Osiris uit handen van Sarton over. De twee werden bijgestaan door hun collega’s Albert Lejeune, Georges Lemaître, Armand Louis, Charles Manneback, Maurice Michaux, Gaston Polspoel en Franz Sondervorst. Hij was ook de eerste voorzitter van het Belgisch Komitee voor de Geschiedenis der Wetenschappen en lid van de Comié international d’histoire des sciences. Rome was verder nog lid van de Société scientifique de Bruxelles en de Société Belge d’Astronomie. Vanaf 1948 was hij corresponderend lid en vanaf 1950 lid van de Académie royale des sciences. Hij was grootofficier in de Kroonorde en Officier in de Leopoldsorde.
Publicaties
Een complete lijst van publicatie van Adolphe Rome vindt men in Bibliographie Académique, 6 (1914-1934), 132-134; 7 (1934-1954), 233-234; 8 (1954-1955), 99 en 10 (1957-1963), 369-370.
Bibliografie
- Vanpaemel, Geert,"Bijlage Wetenschapsgeschiedenis in België", in: Robert Halleux, Carmélia Opsomer en Jan Vandersmissen, Geschiedenis van de wetenschappen in België van de Oudheid tot 1815, Brussel 1998, 428.
- De Ruyt, Franz, "In memoriam Adolphe Rome (1889-1971)", in: L'Antiquité Classique, 40, 1971, l-4.
- De Ruyt, Franz, "Notice sur le chanoine Adolphe Rome, membre de l´Academie", in: Annuaire de l´Académie royale de Belgique, 138 (1972), 87-99.