Difference between revisions of "Brugmans, Sebald-Justinus (1763-1819)"

From Bestor_NL
Jump to: navigation, search
Line 1: Line 1:
 
Brugmans, Sebald-Justinus (1763-1819)
 
Brugmans, Sebald-Justinus (1763-1819)
  
[[category:Geneeskunde]][[category:Apothekers]][[category:Scheikundige]][[category: Geboorte 1751-1775]][[category:Wetenschappers]][[category:Professor]]
+
[[category:Geneeskunde]][[category:Apothekers]][[category:Scheikundigen]][[category: Geboorte 1751-1775]][[category:Wetenschappers]][[category:Professoren]]
 
Arts, chemicus en apotheker geboren in Franeker op 24 maart 1763 en gestorven te Leiden op 22 juli 1819.
 
Arts, chemicus en apotheker geboren in Franeker op 24 maart 1763 en gestorven te Leiden op 22 juli 1819.
  

Revision as of 21:32, 4 June 2010

Brugmans, Sebald-Justinus (1763-1819) Arts, chemicus en apotheker geboren in Franeker op 24 maart 1763 en gestorven te Leiden op 22 juli 1819.


Biografie

Sebald Justinus Brugmans werd geboren in Franeker in Friesland op 24 maart 1763. Hij was de zoon van Johanna Frederika Manger en Antonius Brugmans, professor filosofie, wiskunde en fysica, eerst in Franeker en nadien in Groningen. Sebald-Justinus leerde klassieke talen in het Gymnasium. Zijn vader onderwees hem wiskunde en fysica bij te brengen.[1]
Op 15-jarige leeftijd schreef hij zich in aan de Universiteit van Groningen. Door zijn ouders voorbestemd om verder te gaan in de civiele techniek, studeerde hij exacte wetenschappen. Hij had echter meer affiniteit met de natuurwetenschappen en hij legde zich dan ook toe op de botanica, de geneeskunde en op de studie van de fossielen. Op 3 juli 1781 presenteerde hij een thesis in de filosofie en promoveerde hiermee tot doctor.
In 1783 werd hij kandidaat in de geneeskunde in Groningen en vervolgde zijn studies te Leiden. Op 15 juni 1785 presenteerde hij een thesis over de vorming van pus[2] en promoveerde hiermee tot doctor. [3].
Op 1 november van datzelfde jaar verving hij Jan Hendrik van Swinden (1746-1823) in Franeker waar hij professor werd in de fysica, astronomie, logica en metafysica. Vervolgens gaf hij deze functie op voor de leerstoel Botanica te Leiden. In zijn inauguratierede sprak hij over de noodzaak om te beschikken over meer exacte kennis van inheemse planten[4]. Hij werd benoemd tot directeur van de botanische tuin van de universiteit en bekleedde hij de leerstoel natuurlijke historie. Daarnaast legde hij een anatomisch kabinet aan om zijn lessen te illustreren.
In 1791 werd hij lid van de faculteit geneeskunde en in 1795 gaf hij er les chemie. In de loop van 1794 werd hij door de Staten van Holland opgeroepen om ziekenhuizen op te richten bedoeld om de gewonden en de zieken van de geallieerde legers te behandelen. Na de Bataafse Revolutie in de winter van 1795 stelde hij in samenwerking met het Franse leger een plan op voor de organisatie van een gezondheidsdienst voor het Nederlandse leger. Hij richtte in Den Haag een centrale apotheek en een chemisch laboratorium op die het mogelijk maakten om op een kostenbesparende manier geneesmiddelen te maken die de overheid nodig had voor haar troepen.
Wanneer Louis Napoleon in 1806 de troon besteeg, werd Brugmans benoemd tot medisch adviseur van de koning, directeur-generaal van de gezondheidsdienst en raadsheer.
In 1810 bij de annexatie van Nederland door Frankrijk werd hij benoemd tot inspecteur van het leger en tot rector van de Academie ter bevordering van teken-, schilder-, beeldhouw- en graveerkunst te Leiden waarvan het devies luidde Ars aemula naturae. Hij verdedigde de belangen van de Academie bij de keizer. Brugmans hield zich bezig met de organisatie van de gezondheidsdiensten voor de opeenvolgende besturen in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Ook bij de onafhankelijkheid in 1813, werd Brugmans benoemd tot het hoofd van de militaire gezondheidsdienst van de marine en de kolonies. In 1815 na de slag bij Waterloo richtte Brugmans de gezondheidsdienst zo in dat zowel militairen als gevangenen behandeld werden. Voor zijn activiteiten werd hij gedecoreerd door de Russische tsaar tot ridder van de Orde van de Heilige Anna. De koning van Pruisen onderscheidde hem in de Orde van de Rode Adelaar en de Franse koning verleende hem de nationale orde van het Erelegioen.

Willem I benoemde hem tot generaal-majoor en ridder van de Orde van de Nederlandse Leeuw. Hij kreeg ook de taak om de voorwerpen die naar Frankrijk waren overgebracht te recupereren om hiermee zijn anatomisch kabinet in Den Haag herop te bouwen.

Vanaf 1788 was hij lid van de Koninklijke Maatschappij der Wetenschappen en op 4 mei 1808 van de eerste klasse van het Koninklijk Instituut. Hij werd lid van Académie royale des Sciences et Belles-Lettres de Bruxelles, op 3 juli 1816. Hij overleed aan de gevolgen van een ziekte op 22 juli 1819.


Werken

Als student presenteerde Brugmans verschillende werken. In 1781 publiceerde hij Lithologia Groningana[5], een studie over het gesteente gevonden in de buurt van de stad Groningen. In hetzelfde jaar won hij een prijs van de Koninklijke Academie van Dijon met zijn antwoord op de vraag” Quelles sont les plantes inutiles et vénéneuses qui infectent souvent les prairies et diminuent leur fertilité et les moyens les plus avantageux d’y substituer de salubres et d’utiles, de manière que le bétail y trouve une nourriture saine et abondante ? [6] In 1782 won hij de gouden medaille van de Academie van Bourdeaux voor een verhandeling “sur les indices auxquels on peut reconnaître le temps où les arbres surtout les chênes commencent à dépérir”. Deze verhandeling is niet gepubliceerd. Een jaar later publiceerde hij een dissertatie over een “météore sulfureux qui avait été observé à Groningen, et qui avait exercé de l’influence sur la végétation”.
In 1785 ontving hij een gouden medaille van de Academie van Berlijn voor een publicatie over raaigras.[7].
Op 18 juni 1787 gaf Brugmans een uiteenzetting over de fysionomie van het dierenrijk. [8]. Hij toonde eveneens interesse in chemie en gaf een herdenkingswerk uit over de verwezenlijkingen van Boerhaave in dit vakgebied. [9].
Op het gebied van de geneeskunde ontving Brugmans in 1814 een prijs voor een publicatie gepresenteerd in de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen te Haarlem over de aard van de ziekteverwekker waartegen hij de ziekenhuizen onder zijn hoede heeft kunnen beschermen.
Hij was ook redactielid van de Pharmacopoea Batava.

Publicaties


Bibliografie

Illustraties

Hodges, Charles Howard Sebald Justinus Brugmans (1763-1819)


Nota’s

  1. BLOK P.J. en MOLHUYSEN P.C., Brugmans, Sebald Justinus, in Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek, vol. 1, 1911, p. 487.
  2. BRUGMANS, Sebald-Justinus, De Puogenia, sive mediis, quibus natura utitur in creando pure, Groningen, 1785.
  3. VAN DER AA, A.J., Sebald Justinus Brugmans, in Biographisch woordenboek der Nederlanden. vol. 2, Haarlem: J.J. Van Brederode, 1855, p. 1466-1467
  4. De accuratiore plantarum indigenarum notia maxime commendanda” uitgegeven onder de titel: “Orationes duae de accutiori plantarum etc., Leiden, 1787.
  5. BRUGMANS, Sebald-Justinus, Lithologia Groningana, Groningen, P. Doekema & R. Muller, 1781.
  6. BRUGMANS, Sebald-Justinus, Quaenam sunt plantae inutiles et venenatae […, Groningen, P. Doekema, 1783.
  7. BRUGMANS, Sebald-Justinus, de Lolio ejusdemque varia specie, noxa et usu, onuitgegeven
  8. BRUGMANS, Sebald-Justinus, de natura, justam inter animalia proportionem conservante, niet uitgegeven
  9. BRUGMANS, Sebald-Justinus, De H. Boerhavii meritis in Chemiam, niet uitgegeven