Difference between revisions of "Leclercq, Emma (1851-1933)"
m |
m |
||
Line 1: | Line 1: | ||
− | <div style="text-align:right;">[ | + | <div style="text-align:right;">[https://www.bestor.be/wiki/index.php/Leclercq,_Emma_(1851-1933) FR]</div> |
[[Category: Wetenschappers]] [[category:Vrouwelijke wetenschappers]][[category:Geboorte 1851-1875]] [[Category:Celbiologen]] [[Category:Histologen]] [[Category:Dierkundigen]] | [[Category: Wetenschappers]] [[category:Vrouwelijke wetenschappers]][[category:Geboorte 1851-1875]] [[Category:Celbiologen]] [[Category:Histologen]] [[Category:Dierkundigen]] | ||
Revision as of 12:05, 8 February 2017
Natuurwetenschapper. Eerste vrouwelijke student aan de Universiteit van Brussel en eerste afgestudeerde van de Universiteit van Gent. Geboren op 15 augustus 1851 in Sint-Joost-ten-Node, Brussel, en gestorven op 24 april 1933 in Geel.
Biografie
Over Leclercqs jonge jaren is weinig bekend. Er kan worden aangenomen dat ze opgroeide in haar geboortestad Brussel. Haar vader, Jules Leclercq was beeldhouwer en graveur, haar moeder was huisvrouw. Wellicht behoorde het gezin tot de gegoede midden- of hogere klasse (van overwegend liberale strekking) die haar dochters naar de lagere en middelbare school stuurde.[1] Brussel bood in de jaren 1860 al een relatief groot aantal scholen voor meisjes aan. De stedelijke Cours d’ Education pour Jeunes Filles – Institution communale, opgericht door Isabelle Gatti de Gamond, voorzag middelbaar onderwijs, maar er bestonden ook een heel aantal religieuze en private pensionaten en scholen van de loge. De private Ecole primaire supérieure pous desmoiselles voorzag in leraressenopleidingen. Tot in 1864 was dit de hoogste graad die een vrouw kon behalen.
Leclercq was een tijdlang onderwijzeres aan de section normal van Gatti's middelbare meisjesschool. In het academiejaar 1878-1879 schreef ze zich in aan de faculteit Wetenschappen van de Universiteit van Brussel. Voor het Brussels universiteitsbestuur was dit de eerste maal dat het met een inschrijvingsaanvraag van een vrouw werd geconfronteerd. Er waren op het moment van Leclercqs kandidatuur geen vrouwelijke studenten aan Belgische universitaire faculteiten, en geen vrouwen met academische graden. Al eerder, in 1873, had Isala Van Diest aan de geneeskundefaculteit van de Universiteit van Leuven een gelijkaardige poging ondernomen. Onsuccesvol, en nadien waren geen nieuwe initiatieven meer gevolgd. Dit was niet erg verwonderlijk, want het was vrouwen toch niet toegestaan om beroepen verbonden aan een universitaire graad uit te oefenen. In 1875 was naar aanleiding van een nieuwe wet voor het hoger onderwijs een parlementaire discussie losgebroken rond de vraag of vrouwen al dan niet de toegang tot de aula’s verleend moest worden.[2] Een rondvraag van de parlementairen bij de Belgische universiteiten had weinig aan duidelijkheid overgelaten: enkel de Universiteit van Luik had zich ten gunste van vrouwelijke aanwezigheid in de auditoria uitgesproken. De wet die er uiteindelijk in 1876 kwam nam geen expliciet vrouwenverbod op, maar stelde dat de overheid de voorwaarden zou bepalen waaronder vrouwen tot de universiteitsbanken zouden worden toegelaten.[3]
Een vage wet, met veel ruimte voor interpretatie. Het Brussels universiteitsbestuur zat dan ook verveeld met het verzoek van de jonge onderwijzeres. Haar inschrijvingsaanvraag werd daarom het voorwerp van een rondvraag bij de verschillende faculteiten. Deze van rechten en van filosofie en letteren reageerden afwijzend. De faculteiten van wetenschappen en geneeskunde waren voorzichtig voorstanders – op voorwaarde dat de dames een certificaat van humaniora konden voorleggen - evenals de polytechnische school.[4] Het duurde tot 24 juni 1879 – het academiejaar was daarmee bijna afgelopen - voor de administratieve raad van de universiteit zich over het geval Leclercq uitsprak. Haar antwoord was negatief.
In het daaropvolgende jaar presenteerde Leclercq zich voor de Centrale Examencommissie, die rechtstreeks van het ministerie van openbaar onderwijs afhing. De bekrachtigingscommissie van dit orgaan kwam tot de conclusie dat in het licht van de wet van 1876 personen niet omwille van geslacht konden worden uitgesloten van het recht om een diploma te behalen. Het was ditmaal een heldere stellingname. Toen Leclercq , met haar diploma van de centrale examencommissie op zak, in het academiejaar 1880-1881 een nieuwe poging tot inschrijving waagde, ontzegde de wetenschapsfaculteit haar de toegang niet meer. Leclercq was ondertussen 29 jaar. Hiermee was het ijs gebroken: samen met Leclercq schreven zich in het academiejaar 1880-1881 nog twee jonge vrouwen aan de Brusselse wetenschapsfaculteit in: Marie Destrée en Louise Popelin.
Leclercq behaalde in 1883 haar kandidatuursdiploma in Brussel en trok daarna naar de Universiteit van Gent, waar ze in 1885 promoveerde tot doctor in de natuurwetenschappen. Ze was de eerste afgestudeerde vrouw van de Universiteit Gent en na Van Diest één van de eerste twee gediplomeerde vrouwen van België.[5]
Werken
Over Leclercqs latere carrière is weinig bekend. Na haar studies ging ze aan de slag aan het Collège de France in Parijs waar ze in het Laboratorium voor vergelijkende embryogenie aan de zijde van de gerenommeerde Edouard-Gérard Balbiani de spermatogenese onderzocht, met een focus op de rol van de Nebenkern bij de mitose. Van groot belang bij dit onderzoek was het maken van een goed en gedetailleerd preparaat. Hiervoor voerde ze experimenten met verschillende kleuringen uit. Ze zette dit onderzoek in 1890 verder aan het Laboratorium voor Histologie van Charles van Bambeke aan de Gentse universiteit. Leclercq ging ook in Gent wonen. De resultaten van dit onderzoek verschenen in 1890 in het bulletin van de Académie royale des sciences. Haar onderzoek rond micro-organismen verscheen in datzelfde jaar. Leclercq was ook een tijdlang werkzaam aan de Universiteit van Brussel.
Leclercq was vanaf 30 november 1885 actief lid van de Société belge de microscopie - op voorspraak van François Crépin en Elie Marchal - waarvan ook haar leermeesters Balbiani (erelid) en Van Beneden deel van uitmaakten. Ze was er de enige vrouw.
Leclercqs uiteindelijke carrière nam een andere wending: ze ging aan de slag als inspectrice van de huishoudscholen. Toch bleef ze actief binnen het Brussel academisch milieu. Zo gaf ze vanaf 1893 lezingen voor de Oeuvre des Conférences Féministes, georganiseerd door de Ligue du droit des Femmes. Deze lezingen handelden over huishoudkunde en aanverwante thema's. Het was rond deze tijd dat ze ook haar lidmaatschap bij de Société belge de microscopie opzegde.
Leclercq bleef haar leven lang ongehuwd.
Publicaties
Het is niet bekend hoeveel publicaties van Leclercqs hand verschenen.
- "Contributions à l'étude du Nebenkern ou corpuscule accessoire dans les cellules (communication préliminaire)" , in: Bulletin de l'Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique, 20 (1890), serie 3, 137-148.
In deze publicatie presenteerde Leclercq onderzoeksresultaten en hypotheses in verband met de celdeling en de rol van de Nebenkern, gebaseerd op de studie van preparaten van de vroedmeesterpad en de krakbeenvis (wellicht de zee-engel en de haai). Ze constateerde als eerste de aanwezigheid van Nebenkernen bij de vroedmeesterpad.
- Zie ook het commentaarstuk van Edouard van Beneden "Contributions à l'étude du Nebenkern ou corpuscule accessoire dans les cellules (communication préliminaire). Rapport de E. Van Beneden" , in: Bulletin de l'Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique, 20 (1890), serie 3, 10-13.
- "Les micro-organismes intermediaires aux deux règnes", in: Bulletin de la Société belge de microscopie, 16 (1890), 70-131.
- Neerslag van een conferentie gegeven op 31 mei 1890 tijdens een vergadering van de Société belge de microscopie.
- "Notes de laboratoire", in: Bulletin de la Société belge de microscopie, 16 (1890), 61-65.
- Over het gebruik van boorzure carmijn volgens Arcangeli bij het prepareren van bacteriologische preparaten volgens de methoden van Bizzozero en Gram.
Bibliografie
- Simon-Van der Meersch, A.M., De eerste generaties meisjesstudenten aan de rug (1882-1930), Gent, 1982.
- Vandenbilcke, Annick, Meisjesstudenten aan de Rijksuniversiteit Gent, (1930/31-1945/46), Gent, 1987, 33.
- Andre Despy-Meyer, "Les étudiantes dans les universités belges de 1880 à 1941" in : Perspectives universitaires, III, 1-2, 20.
- Creese, Mary en Creese Thomas, Ladies in the Laboratory II: West European Women in Science, 1800-1900: A Survey of Their Contributions to Research, Maryland, 2004, 105.
- Gubin, Eliane en Piette, Valérie, Emma, Louise, Marie… L’Université Libre de Bruxelles et l’émancipation des femmes (1834-2000), Brussel, 2004.
- Gubin, Eliane, Jacques, Catherine e.a., Dictionnaire des femmes belges : XIXe et XXe siècles, Brussel, 2006, 359.
Noten
<references>- ↑ Aangezien Leclercq als onderwijzeres aan de slag ging is het aannemelijk dat ze een onderwijsopleiding heeft genoten.
- ↑ Parlementaire Handelingen, Kamer, 19 februari 1875.
- ↑ De wet van 20 mei 1876 bepaalde onder meer dat iedereen onafhankelijk van diploma tot het hoger onderwijs moest worden toegelaten. Daarmee zette de wet dus schijnbaar de deur op een kier voor vrouwelijke aanwezigheid in de auditoria. Maar het artikel 43 maakte van de overheid de deurwachter, door te stellen dat deze de voorwaarden voor toelating van vrouwen zou bepalen.
- ↑ Avis des facultés sur l’admission des femmes aux cours universitaires, Archieven ULB. De reactie van de faculteit geneeskunde was verbazend, want deze had in 1875 nog een vernietigd advies geuit op de rondvraag van het ministerie van openbaar onderwijs.
- ↑ De andere is Jeanne Rademaeckers, die aan de Universiteit van Luik het diploma apothekerstudies behaalde.