Meridiaanlijn van Quetelet in Leuven
Meridiaanlijn, vervaardigd door Adolphe Quetelet in 1839, in Leuven.
Zie ook:
Contents
Voorstelling
Van de meridiaanlijn in de Leuvense sint-Michielskerk is niets overgebleven. Het oculus, een ronde, met metaal afgeboorde opening, waardoor een lichtvlek de kerk kon binnenschijnen, is in de bombardementen van de Tweede Wereldoorlog vernietigd, samen met de glasramen waarin het gevat was. Van de lijn zelf, die verticaal op een zuil was aangebracht – als deze ooit effectief is aangelegd – is niets meer te bespeuren.
Historiek
De astronoom Adolphe Quetelet vervaardigde deze meridiaanlijn op vraag van de overheid (koninklijk besluit van februari 1836). De aanleg ervan maakte deel uit van een grootschalig inrichtingsproject van maar liefst 41 geplande meridiaanlijnen op verschillende plaatsen in het land – waarvan Quetelet er uiteindelijk tien aanlegde. De overheid wilde met dit project de variaties in de tijdsopgave op verschillende plekken in het land harmoniseren. Steden en dorpen hanteerden op dit moment namelijk allemaal een eigen tijdsbepaling. Dat maakte dat het uur tussen verschillende plekken in België tot soms wel tot 25 minuten uiteenliep. De meridiaanlijnen van Quetelet maakten het heel gemakkelijk om het moment van de zonnemiddag voor die plek af te lezen. Via berekening of vergelijking in concordantietabellen kon men zo het middelbare uur op deze plek en in andere steden precies te weten komen.
Het was de uitbouw van het Belgische spoornetwerk (vanaf 1835) die de harmonisering plots urgent maakte. Ongelijke tijden maakten het namelijk onmogelijk om de treinen “op tijd” te laten rijden. Dat was vervelend, maar vooral levensgevaarlijk op die trajecten waar treinen in beide richtingen hetzelfde spoor gebruikten, en men dus moest weten of de tegenligger al voorbij was.
Het koninklijk besluit stipuleerde dat Quetelet voorrang moest geven aan steden die aan de spoorwegen lagen. Pas in tweede instantie waren andere voorname steden aan de beurt, zoals Leuven. Een eerste bezoek aan de Brabantse stad, in 1838 of 1839, leverde Quetelet niet het verhoopte succes. Hij vond geen gebouw met een geschikte oriëntering. Wel legde hij goede contacten met de hoogleraar astronomie en fysica Jacques Crahay.[1] Deze nam de voorbereidende werken en praktische uitvoering voor zijn rekening. Uit brieven tussen de twee mannen blijkt dat er uiteindelijk toch een min of meer geschikte locatie werd gevonden. Waarschijnlijk ging het om de barokke Sint-Michielskerk.[2]
Na het aanbrengen in juni 1839 van het oculus in één van de brandglazen, maakte Quetelet ook voorbereidingen om de meridiaanlijn te maken. De lijn beloofde bijzonder te worden, want hij zou vérticaal op één van de barokke zuilen worden uitgezet. Crahay had hiertoe al geschilderde platen laten maken en ze aan de zuil laten bevestigen. Hij merkte op dat de lichtvlek van het oculus op de ware middag helaas niet in het midden van de zuil viel, maar aan de uiterste rechterzijde ervan. Het is niet duidelijk wanneer Quetelet naar Leuven is gereisd om de definitieve lijn uit te tekenen. Het is ook niet helemaal zeker of hij de definitieve lijn überhaupt heeft aangebracht.
Al enkele jaren na de aanleg van de meridiaanlijn werd het hele systeem namelijk overbodig. Treinbestuurders namen nu een klok mee op de trein. En de telegraaf maakte het vanaf 1840 mogelijk om heel snel het juiste uur door te seinen. De meridiaanlijnen raakten dus buiten gebruik. Een zware bominslag in 1944 bracht ernstige schade toe aan de Sint-Michielskerk. Het oculus, samen met de glasramen waarin het gevat zat, sneuvelde en werd niet meer gerestaureerd.
Momenteel zijn er plannen om de meridiaanlijn van Quetelet opnieuw in ere te herstellen.
Locatie
De meridiaanlijn bevond zich naar alle waarschijnlijkheid in de Sint-Michielskerk, in de Naamsestraat in Leuven. Wellicht was vooral de ligging van de kerk op het hoogste punt van de stad, met weinig hoge bebouwing in de omgeving, een troef. Op vlak van oriëntatie was de locatie ook beter geschikt dan de andere gebouwen die Quetelet geprospecteerd had. Toch was de Sint-Michielskerk geen ideale locatie. Het grootste probleem was wellicht dat de kerk niet lang genoeg was. Het was waarschijnlijk net deze tekortkoming die aanleiding gaf tot een zeer creatieve oplossing: een vérticale meridiaanlijn. Niet alleen was de Leuvense meridiaanlijn daarmee de bijzonderste maar ook de best leesbare, omdat de lichtvlek op het verticaal oppervlak scherpere contouren had.
Kerkgebouwen genoten sowieso Quetelets voorkeur. Ten eerste waren ze doorgaans relatief duister, waardoor men de lichtvlek van het oculus makkelijk kon zien. Maar het was vooral de historische en culturele betekenis die van een kerkgebouw een uitgelezen plek maakte. Ten slotte vond Quetelet het evenzeer belangrijk dat zoveel mogelijk mensen zijn zonnewijzer in werking zouden kunnen zien. Publieke toegankelijkheid was in zijn ogen een cruciale voorwaarde bij de keuze van een locatie. Als religieus toevluchtsoord gaf een kerk deze garantie. Hoewel, Quetelet merkte na een tijdje op dat kerken de neiging hadden hun poorten te sluiten… op de middag. Dat was een streep door zijn rekening.
Bibliografie
- Quetelet, Adolphe, "Rapport", in: Correspondance mathématique et physique, 11 (1839), 314-329.
- Van Boxmeer, Henri, "Le pavillon astronomique de Liège. Les méridiennes de Louvain, de Lierre, d'Alost et de Termonde", in: Ciel et terre, 114 (1998), nr. 1, 33-36.