De Jonghe, Jean (1802-1876)

From Bestor_NL
Revision as of 15:09, 29 January 2021 by Bestor (talk | contribs)
Jump to: navigation, search
Bron: Festschrift zum 50 jährigen Bestehen des Deutschen Pomologenvereins, 1910. Met dank aan R. Verlinden

Tuinbouwkundige, botanist en pomoloog, geboren op 8 maart 1802 in Koolskamp en gestorven op 4 maart 1876 in Brussel.



Biografie

Over de afkomst en het leven van Jean de Jonghe zijn weinig bronnen beschikbaar. Zeker is dat De Jonghe uit een West-Vlaams boerengeslacht stamde. Vader Pieter De Jonghe was winkelier en grondeigenaar. Het gezin was wellicht niet onbemiddeld, want zoon Jean kreeg een degelijke onderwijsopleiding met wellicht ook studie van Latijn. Zijn opleiding stond hem in ieder geval toe om zich aan de universiteit van Bonn in de plantkunde te vervolmaken. De Jonghe bezocht ook de hogescholen van onder meer Heidelberg en Göttingen. Daarna maakte hij reizen door de tropen en verzamelde vele schatten, aldus dr. Ed. Lucas in Pomologische Monatshefte.


Rond 1831 keerde De Jonghe naar zijn thuisland terug en vestigde zich in Brussel. Hij werd er secretaris van de commissie der gevangenissen in Brussel en Vilvoorde en bureelhoofd bij het provinciebestuur. Hij was ook voorzitter van de "Société de littérature Flamande de Bruxelles". Enige tijd was hij adjunct secretaris van de Société Royale de Flore de Bruxelles en later lid van de Société royale linnéenne de Bruxelles. In 1835 woonde hij op de Boulevard de Waterloo 70, met zijn echtgenote, Marie Regina Vandertaelen (1799- ) afkomstig uit Ninove.


De Jonghe legde zich als botanicus toe op de kweek van nieuw ingevoerde exotische planten. Met zijn Geraniums, Pelargoniums, Petunias en Fuchsias won hij vele prijzen op de Brusselse tentoonstellingen. Vanaf 1842 begon hij gewassen te koop aan te bieden. In 1846 startte hij een professionele kwekerij in de Brusselse rue des Visitandines 20. In 1847 liet hij weten al zijn openbare mandaten op te geven om zich volledig aan zijn kwekerij te wijden. Als professioneel kweker werd hij nu een concurrent van tuinbouwmagnaten als Jean Linden,Henri Galeotti en Lambert Jacob-Makoy.[1] De Jonghe was één van de weinigen in het métier die een wetenschappelijke opleiding had genoten.[2]

Porceleinkaart omstreeks 1845. Met dank aan R. Verlinden


In 1846 maakte De Jonghe een handelsakkoord met Brazilië-reiziger Peter Claussen (1804-1855), om diens nieuwigheden te verkopen. Hij bekostigde ook de vijfjarige reis van de plantenjager Joseph Libon naar Brazilië.[3] Op die manier verwierf de ambitieuze tuinbouwer een collectie unieke planten, waaronder een waaier van orchideeën in alle kleuren en soorten, diverse variëteiten cactussen, palmen uit Brazilië, Java en Mexico en honderden soorten camelia's.[4] Maar het inmiddels gereputeerde tuinbouwbedrijf leed zwaar onder de economische crisis. De Jonghe moest in 1858 zijn serreplantenkweek opgeven. Joseph Libon ging aan de slag bij zijn grote concurrent Jean Linden. De Jonghes voorraad werd openbaar verkocht. Zijn naam verdween uit de Belgische tuinbouwtijdschriften.


Als pomoloog was De Jonghe sterk beinvloed door het werk van Van Mons. Al kort na zijn aankomst in Brussel verzamelde hij bestaande fruitvariëteiten in een tuin in Sint-Gillis en begon ermee te experimenteren.[5] In 1858 en 1859 won De Jonghe prijzen met zijn fruitcollecties. Begin 1859 verhuisde de pomoloog noodgedwongen naar zijn bijhuis gelegen op de Chaussée de Nieuwmolen 9 in Sint-Gillis. Hij verspreidde aan hoog tempo een dertigtal volwaardige eigen fruitvariëteiten.[6] en een vijftigtal aardbeirassen.[7]


In 1873, nadat De Jonghe zijn kwekerij had opgegeven en hij weduwnaar was geworden, kwam hij opnieuw in Brussel wonen (Place du nouveau marché aux grains, 29). Toen hij drie jaar later in het Sint-Pietershospitaal in Brussel overleed, was van De Jonghes naam en faam in de wereld van de tuinbouw en plantkunde nog slechts een vage herinnering overgebleven. Zijn overlijden ging geruisloos aan de pers voorbij.


Publicaties

Van De Jonghes hand zijn bekend:

De Jonghe schreef verder talrijke artikels over botanische planten in Revue Horticole (1842 tot 1849), Journal d’Horticulture Pratique de la Belgique (1847 tot 1852) en La Belgique Horticole (1873 tot 1874). Daarnaast ook aArtikels over alle aspecten van de pomologie, gaande van teelt- en selectietechnieken over beschrijving van soorten en variëteiten, en hun ontstaansgeschiedenis tot de theorieën van Van Mons en zijn interpretatie ervan. Ondermeer in Journal d’Horticulture Pratique de la Belgique (1848 tot 1853), The Magazine of Horticulture, Botany, … (1854 tot 1855), Pomologische Monatshefte (1855 tot 1870).


Bibliografie

  • Verlinden, Roger, "Jean De Jonghe, de vergeten tuinbouwer uit Brussel", in: Pomologia, 32 (2016), nr. 1.
  • Verlinden, Roger, Onze pomologen uit de 19de eeuw, 2014. ISBN: 9789090285986.
  • Lucas, E., "J. De Jonghe, Pomolog in Brüssel", in: Illustrirte Monatshefte für Obst- und Weinbau, 4 (1868), 353 met portret.


Noten

  1. Twee buitenlanders brachten elk verslag uit over hun bezoek in 1847 aan het nieuwe serrecomplex van De Jonghe. Hun relaas is te vinden in Bulletin de la Société d'horticulture pratique du département du Rhône, (1847), nr. 2, 142-155 en in Allgemeine Gartenzeitung, 15 (1847), nr. 16, 121-125.
  2. Het tuinbouwtijdschrift Illustrirte Monatshefte für Obst- und Weinbau verbaasde zich hierover. Lucas, E., "J. De Jonghe, Pomolog in Brüssel", in: Illustrirte Monatshefte für Obst- und Weinbau, 4 (1868), 353.
  3. Libon werd daarna directeur van zijn plantenkweek.
  4. Voor een opsomming van De Jonghes collectie in 1854, zie De Jonghe, Catalogue général, 1854, Brussel, 1-27.
  5. Een Duitser die in 1858 De Jonghes fruittuin bezocht, pende een gedetailleerde verslag neer dat kan worden geraadpleegd in Pomologische Monatshefte, (1858),91.
  6. Charles Gilbert, Les Fruits Belges. Abrégé historique de la pomologie belge, 1874, Brussel, 24.
  7. De Jonghe,Catalogue général, 28-29.