Marum, Martin Van (1750-1837)

From Bestor_NL
Jump to: navigation, search


Natuurkundige, chemicus, arts en botanist geboren op 20 maart 1750 in Delft en overleden in Haarlem op 26 december 1837.

Biografie

Martin van Marum werd geboren op 20 maart 1750 te Delft [1]. Zijn ouders waren Cornélia van Oudheusen en Petrus van Marum, beiden afkomstig uit Groningen.
Van Marum bezocht de lagere school in Delft en ging vervolgens naar de Latijnse school. In 1764 was hij ingeschreven aan de Universiteit van Groningen als student filosofie.[2]. Hij studeerde geneeskunde aan de Academie van Groningen, waar hij de cursussen van Petrus Camper (1722-1789) volgde. Prins Willem V was op 7 augustus 1773 aanwezig wanneer Van Marum doctor in de filosofie werd. Op 20 augustus van hetzelfde jaar promoveerde hij tot doctor in de geneeskunde na de presentatie van zijn thesis Quousque motus fluidorum et caeterae quaedam animalium et plantarum functiones consentiunt.
Tussen 1776 en 1780 was hij als arts werkzaam in Haarlem. In 1777 ontving hij de titel van stadslector in de fysica en de wiskunde. Op 2 juni gaf hij zijn eerste uiteenzetting over het nut van de fysica in het algemeen en van de geneeskunde in het bijzonder.
Op 20 mei 1776 werd hij lid van de Hollandsche Maatschappij van Wetenschappen en op 21 mei van het volgende jaar directeur van het curiositeiten kabinet van deze instelling. Dit kabinet werd door hem verder verrijkt en dankzij een gift van Pieter Teyler van der Hulst kon de collectie in een speciaal daar toe aangepast lokaal worden geplaatst.[3]. In 1779 werd hij lid van het Teyler Tweede Genootschap [4] en in 1784 directeur van het natuurhistorisch museum verbonden aan dit genootschap. In 1792 kocht hij het eerste fossiel dat werd tentoongesteld, een Mosasaure, dat rond dezelfde periode ontdekt was in de buurt van Maastricht. [5]. In 1802 kocht hij het fossiel de HOMO DILUVII TESTI van Scheuchzer. Hij verwierf eveneens diverse mineralen en kristallen. Hij was verantwoordelijk voor de bibliotheek waarvan de collecties door hem werden verrijkt. In 1826 publiceerde hij de catalogus.
In 1785 keerde hij terug naar Parijs waar hij Lavoisier, Monge en Berthollet ontmoette. In 1794 werd hij secretaris van de Hollandsche maatschappij van Wetenschappen van Haarlem. Bij de oprichting van het Koninklijk Nederlands Instituut in 1808 werd hij hiervan het eerste lid en bleef dan ook zeer actief in dit instituut.
In 1815 was hij lid van een commissie voor de ontwikkeling van het hoger onderwijs.
Hij werd opgenomen in de Orde van de Nederlandse Leeuw.[6]
Hij werd benoemd tot lid van de Académie royale des Sciences et Belles-Lettres de Bruxelles via het Koninklijk besluit van 3 juli 1816. Sinds 1773 was hij lid van het konstgenootschap binnen Utrecht[7].
In 1798 werd hij lid van de Royal Society. Hij overleed op 87-jarige leeftijd op 26 december 1837.

Werken

In 1778 gaf hij een werk uit over 'gephlogisteerde en gedephlogisteerde luchten', dit werk werd bekroond door het Teyler genootschap.
Immiddels directeur van het genootschap, liet hij in 1784 volgens zijn eigen ontwerp een elektrisch toestel bouwen die het mogelijk maakte om verschillende experimenten uit te voeren onder andere over de fusie van metalen. [8]
Van Marum was in de Nederlanden een van de promotoren van nieuwe theorieën in de chemie. In 1787 publiceerde hij Schets der leere van Lavoisier, het werd verschillende malen heruitgegeven.[9] Hij creeërde op zijn kosten een tuin bestaande uit serres en een orangerie waarin hij zowel inheemse als exotische planten cultiveerde. Hij deed tevens een studie naar turf om zo een vijver in zijn tuin te kunnen creeëren.<ref>Tourbe, in Dictionaire de Chimie, vol. 4, Parijs: Klosermann, 1811, p. In 1793 publiceerde hij een rapport over een nieuwe methode waarbij gebruik gemaakt werd van zuurstof om drenkelingen te redden.


Publicaties


Bibliografie


Nota’s

  1. SNELDERS, H.A.M., 10 Martinus van Marum 1750-1837, in Van Stevin tot Lorentz, 1990.
  2. WIECHMANN, A. en PALM, L.C. (éds.), Een elektriserend geleerde. Martinus van Marum 1750-1837, Haarlem: Joh. Enschedé en Zonen, 1987, p.12
  3. WIECHMANN, A. et PALM, L.C. (éds.), Een elektriserend geleerde. Martinus van Marum 1750-1837, Haarlem: Joh. Enschedé en Zonen, 1987, p.17
  4. Teylers Tweede Genootschap op de website van scholarly societies: http://www.scholarly-societies.org/history/1778ttg.html
  5. Notice sur le Maashagedis op de website van Teylers Museum geconsulteerd op 8/12/2009
  6. Marum (Martin van), in Galerie historique des contemporains, ou Nouvelle biographie dans laquelle se trouvent réunis les hommes morts ou vivans, de toutes les nations, qui se sont fait remarquer à la fin du XVIIIe siècle et au commencement du XIXe, par leurs écrits, leurs talens, leurs vertus ou leurs crimes, vol. 7, Bergen: Le Roux, libraire, 1827, p. 9.
  7. Presentatie op Scholarly-societies, geconsulteerd op 7/12/2009 om 14u30. Huidige naam van de organisatie: Provinciaal Utrechts Genootschap van Kunsten en Wetenschappen
  8. QUETELET, Adolphe, Notice sur Martin van Marum, in annuaire de l’Académie royale de Bruxelles, Brussel: M. Hayer, 1840, p. 7.
    MARUM, Martin van, Berigt en proefnemingen, wegens de nieuw uitgevondene electrizeer-machine.Door Martinus van Marum.A.L.M. Philos. en Med. Doct., Philosophiae et Matheseos Lector, en Lid van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen te Haarlem, in Vaderlandsche letteroefeningen, 1776.
    Over het toestel van Van Marum, Machine de Van Marum, in JAMIN, Jules, Cours de physique de l'École polytechnique, vol. 2, Parijs: Mallet-Bachelier, 1863, p. 419-421.
  9. MARUM, Martin van, Schets der leere van Lavoisier, in Verhandelingen Teylers Tweede Genootschap, vol. 4, 1787, p. 235-266