Op 8 maart vindt opnieuw de
Internationale Dag van de Vrouw plaats. Verschillende organisaties in ons land vragen dan aandacht voor thema's als economische zelfstandigheid en gelijkheid op de werkvloer. Ook in het wetenschapsmilieu zijn vrouwen vandaag ondervertegenwoordigd. Bekende vrouwelijke wetenschappers zijn er wel – zoals Catherine Verfaillie en Marleen Temmerman – maar ze zijn op een hand te tellen.
Deze score kan dan wel teleurstellend lijken, echter, als tussenstand van een historische inhaalstrijd is zij nog niet zo slecht. Eeuwenlang waren er namelijk helemaal geen vrouwen in de wereld van de wetenschap toegelaten. Dames werden ongeschikt geacht om microscoop, proefbuis of astrolabium te hanteren. Maar in de laatste anderhalve eeuw sloegen vrouwelijke bollebozen bressen in die all male wereld van de beroepswetenschap en liepen zij heel wat achterstand in.
Dat het soms hard knokken was om een plekje te veroveren, toont het verhaal van de botaniste en tekenaar
Hélène Durand aan. Durand werkte jarenlang in opdracht van onder meer de
Rijksplantentuin, de
Natuurkundig museum en het
Congomuseum, maar werd door het ministerie van Landbouw niet of nauwelijks voor haar werk verloond. Pas in 1912 werd ze ten slotte als betaald medewerker in de staf van de
Rijksplantentuin opgenomen, na decennialang vrijwillige arbeid. Ze was er de eerste officiële vrouwelijke werkneemster. Ook dan bleef haar loon karig. Ze stierf in armoe.
Durand was een levenslange vrijgezel, en had het daarom des te moeilijk. Andere vrouw-wetenschappers wiens echtgenoot ook geleerde was, zoals Elise Bommer en Mariette Rousseau hadden het wellicht wat makkelijker om binnen te dringen in de wetenschapswereld, hoewel ook hun erkenning uitbleef.
Lees mee over deze vrouwelijke wetenschapspioniers op Bestor!