Durand, Hélène (1883-1934)
Plantkundige, botanisch tekenaar en medewerker aan de Jardin botanique de Bruxelles. Geboren op 9 augustus 1883 in Watermael (bij Brussel) en gestorven op 4 augustus 1934 in Ukkel. Dochter van Théophile Durand.
Biografie
Hélène Durand verenigde in haar carrière een aangeboren talent voor tekenen, een typisch vrouwelijke artistieke bezigheid in die tijd, met een levenslange belangstelling voor botanische wetenschappen. Dat laatste was haar ongetwijfeld door haar vader, de botanicus Théophile Durand meegegeven. In 1903 (7 juli) behaalde Durand het diploma van Maîtresse des arts professionels (dessin), waarna ze als lerares tekenkunde aan de academie van Sint-Joost-ten-Node aan de slag ging. In hetzelfde jaar 1903 (4 september) werd Durand als vrijwillig medewerker in de Jardin botanique de Bruxelles binnengehaald, voornamelijk om er te werken voor haar vader, die directeur van de instelling was. Samen publiceerden ze de Sylloge Florae Congolanae (1909), een magnum opus dat door de Academie voor wetenschappen werd bekroond. Op aanmoediging van Oswald de Denterghem en hoogleraar plantkunde Leo Errera, die het gebrek aan goede tekenaars van Congolese flora in eigen land betreurden, ging ze zich op botanisch tekenen toeleggen: ze schreef zich als vrije student aan de Universiteit van Brussel in voor de colleges van Errera om een goede basis in de plantkunde te verwerven en vervolmaakte zich in het micrografisch tekenen bij Jean Massart in het Botanisch instituut van de universiteit. In 1906 (11 juli) werd ze door de directeur van het Congomuseum tot tekenaar van de Vrijstaat Congo benoemd. Ze maakte prenten voor de Annales du Musee du Congo en illustreerde de inventaris van champignons die het schip de Belgica van haar Antarctica-expeditie had meegebracht. In datzelfde jaar begon ze ook met het maken van entomologische schetsen voor het Natuurkundig Museum van Brussel. Durand was een nauwgezet en productief artieste. Haar ontvangers en opdrachtgevers roemde de subtiele gedetailleerdheid, de frisse schoonheid en de levensechtheid van de gebruikte tinten en texturen in de prenten.
Durands vrijwillig werk voor de Plantentuin nam een groot deel van haar tijd in beslag. Ze maakte talloze wetenschappelijke illustraties in pen en aquarel voor de iconotheek van de tuin, de ethologische serre en het bosmuseum en kopieerde illustraties uit boeken die buiten het bereik van het aankoopbuget van de Plantentuin lagen. Een aantal van haar prenten werden gebruikt in wetenschappelijke publicaties, onder meer van Walter Robyns en de Emile de Wildeman. In 1928 nam ze deel aan een door Bommer georganiseerde tentoonstelling van haar botanische prenten in de lokalen van de Plantentuin.
Hoewel zij als een waardevolle schakel in de wetenschappelijke staf van de tuin beschouwd werd, werd Durand lange tijd niet verloond. Haar vrouwzijn en het feit dat het ministerie van Landbouw stelde te twijfelen aan het nut van een tekenaar voor de plantentuin waren hiervan de oorzaak. Herhaaldelijke verzoeken van haar vader en andere werknemers zorgden er - geholpen door een gunstige begroting - voor dat Durand vanaf 1908 nu en dan een vergoeding voor haar werk ontving. Deze vergoeding bleef echter afhankelijk van budgetaire schommelingen, en de overheid bleef het normaal achten om Durand officiële opdrachten te geven, zoals het maken van prenten voor het Internationaal Plantkundig Congres in Brussel in 1910, en haar daarvoor niet of nauwelijks te recompenseren. In 1912 werd Durand ten slotte, op dringend verzoek van de nieuwe directeur Emile de Wildeman tot de officiële rang van preparateur benoemd. Ze was hiermee de eerste vrouw in de wetenschappelijke staf van de Plantentuin. Het loon van preparateur was weliswaar erg karig en liet Durand en haar zus Louise niet toe hun sobere levensstandaard op het kleine gedeelde appartement in Ukkel te verhogen of een geldreserve voor de oude dag op te bouwen. Durands dood op vijftigjarige leeftijd, na een hardnekkige longziekte, betekende dan ook bittere armoe voor Louise.
Durand werd in 1908 lid van de Société royale de botanique de Belgique, op voordracht van haar vader en Charles Bommer.
Publicaties
De illustraties van Durand zijn grotendeels onuitgegeven gebleven. Ze worden bewaard in de Nationale Plantentuin van Meise. Tot de voornaamste behoren:
- Les roses de la Belgique: 12 prenten in opdracht van George-Albert Boulenger
- Uitgegeven illustraties in George-Albert Boulenger, "Les Roses d'Europe de l'herbier Crépin" in: Bulletin du Jardin Botanique de l'Etat à Bruxelles, 10 (1931) en 11 (1932).
- Icones Horti Bruxellensis: een tekenboek van Durand zelf, in tien delen ingebonden, met botanische prenten in pen, potlood en aquarel.
- Matériaux d'étude sur les Gymnospermes provenant des cultures du Jardin Botanique de l'Etat et de l'Arborelum de Tervueren, réunis par Charles Bommer, Aquarelles et dessins originaux exécutés sous sa direction par Mlle Hélène Durand, artiste-dessinateur au Jardin Botanique de l'Etat: hiervoor maakte Durand 47 prenten waarvan slechts één werd uitgegeven.
- Verscheidene illustraties voor publicaties van de Wildeman en Robyns.
Bibliografie
- Lawalrée, A., "Hélène Durand, artiste botaniste", in: Natura Mosana, 3 (1950), nr. 1, 1-3.
- Lawalrée, A. "Durand (Hélène-Emilie)", in: Biographie nationale, 41 ( kol. 288-291.
- Diagre, Denis, Le Jardin botanique de Bruxelles. 1826-1912. Reflet de la Belgique, enfant de l'Afrique, Brussel: Académie royale de Belgique. Editions, 2012.
- Diagre, Denis,"Biografie Hélène Durand", in de Gallery of botanists op de website van de Nationale Plantentuin
- Dictionnaire des femmes belges : XIXe et XXe siècles, Tielt, 2006, 222.