De Jonghe, Jean (1802-1876)

From Bestor_NL
Revision as of 15:19, 11 January 2016 by Bestor (talk | contribs) (Publicaties)
Jump to: navigation, search
Bron: Festschrift zum 50 jährigen Bestehen des Deutschen Pomologenvereins, 1910. Met dank aan R. Verlinden

Tuinbouwkundige, botanist en pomoloog, geboren op 08 maart 1802 in Koolskamp en gestorven op 4 maart 1876 in Brussel.



Biografie

De Jonge stamt uit een West-Vlaams boerengeslacht. Zijn vader was winkelier en grondeigenaar. Hij studeerde plantkunde in Bonn, en bezocht ook de hogescholen van onder meer Heidelberg en Göttingen. Daarna maakte hij reizen door de tropen en verzamelde vele schatten. Rond 1831 kwam De Jonghe naar Brussel. Hij werd er secretaris van de commissie der gevangenissen in Brussel en Vilvoorde en bureelhoofd bij het provinciebestuur. Hij was ook voorzitter van de "Société de littérature Flamande de Bruxelles". Enige tijd was hij adjunct secretaris van de Société Royale de Flore de Bruxelles en later lid van de Société royale linnéenne de Bruxelles. In 1835 woonde hij op de Boulevard de Waterloo 70, met zijn echtgenote, Marie Regina Vandertaelen (1799- ) afkomstig uit Ninove.


De Jonghe legde zich als botanicus toe op de kweek van nieuw ingevoerde exotische planten. Met zijn Geraniums, Pelargoniums, Petunias en Fuchsias won hij vele prijzen op de Brusselse tentoonstellingen. Vanaf 1842 begon hij gewassen te koop aan te bieden. In 1846 startte hij een professionele kwekerij in de Brusselse rue des Visitandines 20. In 1847 liet hij weten al zijn openbare mandaten op te geven om zich volledig aan de wetenschap te wijden. [1]

Porceleinkaart omstreeks 1845. Met dank aan R. Verlinden


In 1846 maakte De Jonghe een handelsakkoord met Brazilië-reiziger Peter Claussen (1804-1855), om diens nieuwigheden te verkopen. Hij bekostigde ook de vijfjarige reis van de plantenjager Joseph Libon naar Brazilië.[2] Op die manier verwierf de ambitieuze tuinbouwer een collectie unieke planten.[3] Maar het inmiddels gereputeerde tuinbouwbedrijf leed zwaar onder de economische crisis. De Jonghe moest in 1858 zijn serreplantenkweek opgeven. Zijn voorraad werd openbaar verkocht. Zijn naam verdween uit de Belgische tuinbouwtijdschriften.


Als pomoloog was De Jonghe sterk beinvloed door het werk van Van Mons. Al kort na zijn aankomst in Brussel verzamelde hij bestaande fruitvariëteiten in een tuin in Sint-Gillis en begon ermee te experimenteren.[4] In 1858 en 1859 won De Jonghe prijzen met zijn fruitcollecties. Begin 1859 verhuisde de pomoloog noodgedwongen naar zijn bijhuis gelegen op de Chaussée de Nieuwmolen 9 in Sint-Gillis. Hij verspreidde aan hoog tempo een dertigtal volwaardige eigen fruitvariëteiten.[5] en een vijftigtal aardbeirassen.[6]


In 1873, nadat De Jonghe zijn kwekerij had opgegeven en hij weduwnaar was geworden, kwam hij opnieuw in Brussel wonen (Place du nouveau marché aux grains, 29). Hij overleed in het Sint-Pietershospitaal in Brussel.


Publicaties


Bibliografie


Noten

<references>
  1. Twee buitenlanders brachten elk verslag uit over hun bezoek in 1847 aan het nieuwe serrecomplex van De Jonghe. Hun relaas is te vinden in Bulletin de la Société d'horticulture pratique du département du Rhône, (1847), 142 en in Allgemeine Gartenzeitung, (1847), 121.
  2. Libon werd daarna directeur van zijn plantenkweek.
  3. [http://users.telenet.be/pomologie/Catalogue.DeJonghe.1854.pdf Catalogue général, (1854), -27.
  4. Een Duitser die in 1858 De Jonghes fruittuin bezocht, pende een gedetailleerde verslag neer dat kan worden geraadpleegd in Pomologische Monatshefte, (1858),91.
  5. Charles Gilbert, GilLes Fruits Belges (1874), 24.
  6. Catalogue général, (1854), 28-29.