Stevin, Simon - Standbeeld in Brugge
Standbeeld van Simon Stevin (1548-1620), opgericht in 1846 (eigenlijk 1847) in Brugge, van de hand van kunstenaar Eugène Simonis.
Voorstelling
Het meer dan levensgrote standbeeld stelt de zestiende-eeuwse wiskundige en ingenieur Simon Stevin voor. Stevin was de onder meer uitvinder van het decimale stelsel. Om het gezicht van Stevin te reconstrueren maakte de kunstenaar Eugène Simonis wellicht gebruik van een van de zeldzame portretten die Stevins traktaten sierden. De bronzen Stevin is afgebeeld met twee van zijn belangrijkste bevindingen: zijn bewijs met betrekking tot kracht op verticale wanden, gevisualiseerd in de 'clootcrans', een touw met parels en zijn hydrostatische paradox. In zijn rechterhand houdt hij een passer.
Het bronzen beeld staat op een rechthoekige getrapte sokkel met opschrift:
- Simon Stevin / S.P.Q.B. (senatus Populusque Brugensis)
Historiek
Het plan om een beeld ter ere van Simon Stevin te creëren kaderde in de campagne van de kersverse Belgische regering om de publieke ruimte te bevolken met monumenten voor "grote mannen van het vaderland". Elk lokaal bestuur of organisatie die met een passend initiatief voor de dag kwam, kon rekenen op budgettaire steun van de overheid. De bedoelingen van de overheid lagen voor de hand: aan de burgers een vaderlandslievende opvoeding aanreiken en een pantheon van nationale helden creëren. In navolging van de overheid schreef ook het West-Vlaams provinciebestuur in haar begroting van 1841 een speciaal budget van 12.000 frank in voor gemeenten die de publieke standbeelden ter ere van West-Vlaamse beroemdheden wilden oprichten.[1]
De stad Brugge stelde zich al datzelfde jaar kandidaat om een standbeeld van Stevin op te richten. In de stad Brugge bestonden al enige tijd plannen om haar geleerde inwoner te eren. In 1819 was een centraal gelegen plein naar de wiskundige vernoemd. Een standbeeld zou het plein af maken. Het ministerie van Binnenlandse zaken was voor het Brugse project gewonnen. De recuperatie van de zestiende-eeuwse Simon Stevin als Belg 'avant la lettre' paste volledig in de overheidscampagne om de jonge natie helden te geven. Ze voorzag een subsidie van 10.000 frank. Ook de provincieraad kwam tussen met een subsidie van 2000 frank.
Men kon Stevin op dit moment bezwaarlijk beroemd noemen. Slechts vakgeleerden kenden zijn werk en het merendeel van het grote publiek had nog nooit van de zestiende-eeuwse wiskundige gehoord. Pogingen om de geleerde opnieuw onder de aandacht te brengen kwamen vooral vanuit Vlaamsvoelende organisaties zoals de Maatschappij voor Vaderlandse Taal en Letterkunde. Zij waardeerden in Stevin vooral zijn aandacht voor het Nederlands dat hij in zijn traktaten steevast verkoos boven Latijn.[2] Ook aan de Universiteit van Gent had men vanaf de jaren 1820 nieuwe aandacht voor het werk van Stevin, dat men plaatste naast dat van Gregorius van Saint-Vincent.
Tegen de tijd dat het standbeeld er kwam, kende iedereen in de wijde omtrek van Brugge de naam van Simon Stevin. Dat kwam vooral omdat de nakende oprichting het onderwerp van een heuse hetze werd, die in de Kamer en in de pers werd uitgevochten. De plantkundige en politicus Bartholomy Dumortier toonde zich een fel tegenstander van het standbeeld. Niet alleen stelde hij de wetenschappelijke verdiensten van de wiskundige in vraag. Zijn kritiek betrof vooral het feit dat 'deze middelmatige geleerde' een afvallige rooms katholiek was en in dienst van Willem van Oranje de wapens tegen zijn vaderland had opgenomen. Voor een ketter en landverrader was in het pantheon van vaderlandshelden geen plaats. Ook Adolphe Quetelet mengde zich in de discussie, ter verdediging van de illustere wiskundige: Stevin was een genie, een self made man die zichzelf via zijn intelligentie had opgewerkt tot de hoogste rangen van de wetenschap. Dat hij de wapens tegen de aartshertogen had opgenomen was, aldus, Quetelet, een belachelijke bewering die door de schaarse bronnen niet gestaafd kon worden. Het is niet duidelijk of Quetelet Stevins zaak ook zou hebben verdedigd indien onomstotelijk bewijs zou hebben bestaan.
Het beeld in brons was op het moment van de inhuldiging in de zomer 1846 niet af, omwille van vertragingen bij het gietatelier. Daarom werd een gipsen kopie van het beeld ingehuldigd. De inhuldiging ging gepaard met tal van andere feestelijkheden, waaronder een stoet, een kooitoernooi, een militaire defilé, een bal en een prijskamp voor het beste lofdicht over 'Brugges grootste zoon'. De Grote markt werd versierd met een decors waarop beeltenissen van andere beroemde Bruggelingen waren aangebracht. De 'Simon Stevin'-feesten duurden een week lang. Alle scholen en verenigingen van Brugge en omstreken waren erbij betrokken. Het jaar nadien, op 8 september, werd het echte beeld in positie geplaatst.
Locatie
Het standbeeld bevindt zich op een plein in het centrum van Brugge dat al eerder naar de illustere wiskundige was vernoemd (Simon Stevinplein).
=Bibliografie
- Vanhoutryve, André, Brugse stand- en borstbeelden. Historische analyse en retrospectieve, Brugge, 1989, 17-88.
- Essai sur la statistique générale de la Belgique: composé sur des documents, 1841, 351.
Noten
<references>- ↑ In 1839 had ze voor het eerst de intentieverklaring om standbeelden op te richten in de provincieraad goedgekeurd en met een Koninklijk besluit bekrachtigd.
- ↑ Omdat Stevin nieuwe termen bedacht voor de gebruikelijke Grieks-Latijnse termen wordt hij vandaag beschouwd als een van de grondleggers van het wetenschappelijk en technisch Nederlands.