Gillis, Paul Pierre (1912-2001)
Wiskundige en statisticus, geboren te Vilvoorde op 10 juni 1912 en overleden te Brussel op 19 oktober 2001.
Biografie
Paul Gillis werd geboren te Vilvoorde op 10 juni 1912 als enig kind van Joseph Clément Gillis en Françoise Marie Polspoel. In 1930 vervolledigde hij zijn humaniora aan het Atheneum van Schaarbeek. In 1932 werd hij aan de ULB kandidaat in de wiskunde. Hij onderbrak zijn opleiding voor het vervullen van zijn dienstplicht. Op 13 juli 1935 werd hij licentiaat in de wiskunde. Zijn licentiaatsverhandeling was getiteld: Sur une classe d'équations aux dérivées partielles du second ordre à deux fonctions inconnues. In hetzelfde jaar behaalde hij zijn aggregaat voor het hoger onderwijs. Op 5 oktober 1935 werd hij aan de ULB interim-assistent.
Hij was in 1935 laureaat van een reisbeurs. Hierdoor kon hij aan de Ecole normale supérieure kennismaken met het werk Elie Cartan en Robert Fortet. In 1937 verbleef hij dankzij een beurs van de Francqui-stichting in Polen en Roemenië.
Op 21 juni 1937 promoveerde hij tot doctor in de wiskunde. Zijn doctoraat was getiteld: La methode de A. Haar dans le calcul des variations et les équations aux dérivées partielles. Aan dit doctoraat waren nog vier annexen gekoppeld: La condition de Legendre et la réduction de la variation seconde pour certaines intégrales multiples du calcul des variations, Sur l’adjointe d’une équation aux dérivées partielles, Sur la fonction de Green pour une équation non linéaire aux dérivées artielles du second ordre de type elliptique en Sur l’approximation des fonctions par des polynômes.
Op 19 oktober 1938 werd hij onderzoeker aan het NFWO, maar hij verliet deze functie om assistent te worden in de analytische wiskunde aan de Faculteit Wetenschappen aan de ULB.
Op 1 september 1939 werd hij gemobiliseerd en als onderluitenant toegevoegd aan het 12de artillerieregiment.
Na de 10-daagse veldtocht trouwde hij op 21 augustus 1940 met Suzanne Dupont. Tijdens de oorlog participeerde hij actief aan het clandestiene onderwijs. In augustus 1943 werd hij na de sluiting van de ULB aan de Universiteit van Luik geaggregeerde voor het hoger onderwijs met de dissertatie: Sur les formes différentielles et la formule de Stokes.
Na de bevrijding werd hij op 26 december 1944 aan de ULB benoemd tot assistent van Alfred Errera en Théophile Lepage. In oktober 1946 reisde hij naar Londen en Cambridge waar hij Egon Pearson, John Wishart en Maurice Bartlett ontmoette. Vanaf 1947 doceerde hij aan de ULB wiskundige statistiek en toegepaste statistiek. Vanaf 1948 kwam daar het seminarie wiskundige statistiek bij. In 1949 werd hij buitengewoon hoogleraar. Op 21 mei 1951 werd hij gewoon hoogleraar.
In 1952 was hij aan de ULB betrokken bij de oprichting van een onderzoekscentrum voor biometrie en statistiek. Aan dit centrum was hij secretaris. In 1953 werd hij directeur van het laboratorium voor nummerieke en analoge berekeningen. In hetzelfde jaar werd hij titularis van de cursus algemene wiskunde. Vanaf 1954 kwamen daar de cursussen elementen van de wiskundige statistiek en algemene statistiek bij.[1] Hij doceerde de cursus differentiaal- en integraalrekenen van 1956 tot 1982. Hij had deze cursus overgenomen van Théophile Lepage.[2]
In 1957 werd hij aangesteld als wetenschappelijk medewerker aan het Solvay Instituut voor sociale wetenschappen.
In hetzelfde jaar richtte hij het Centrum voor wiskundige en toegepaste statistiek in de sociale wetenschappen op. Hij was hiervan tot in 1977 directeur.
In 1966 werd hij verkozen tot directeur van de Ecole des sciences psychologiques et pédagogiques. Op 16 mei 1967 werd hij decaan van de Faculteit Wetenschappen. Tegelijkertijd was hij tot in 1982 inspecteur-generaal van het secundair onderwijs te Brussel. In 1982 werd hij toegelaten tot het emeritaat.
Hij werd op 11 december 1976 verkozen tot corresponderend lid van de Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique , effectief lid op 3 december 1986 en directeur van de Klasse Wetenschappen in 1991. Aan deze Academie was hij lid van het Nationaal Comité voor wiskunde. In 1997 werd hij hiervan erelid.
Hij was in 1957 de oprichter van de Belgische Associatie voor industriële toepassingen van de statistiek. Daarnaast richtte hij een van de eerste tijdschriften in de vakgebied op: Les Cahiers du Centre du Recherche Opérationelle. Hij werd in 1958 corresponderend lid van de Société royale des Sciences de Liège.
Hij was lid (vanaf 1965) en voorzitter (1975-1980) van de commissie wiskunde aan het NFWO. Hij participeerde en organiseerde een hele reeks van congressen in binnen- en buitenland over de toepassingen van de statistiek.
Hij zat in het redactiecomité van Annales de l'Institut Henri Poincaré en van International Journal of Computer Mathematics.
Hij ontving ook verschillende prijzen: de Herdenkingsmedaille 1940-45 (1950), de Burgermedaille 1940-45 (1952), de Burgermedaille eerste klasse en in 1971 het Burgerkruis eerste klasse. Hij werd in 1949 Ridder en in 1964 Commandeur in de Kroonorde. In 1959 werd hij Officier in de Leopoldsorde en Grootofficier in dezelfde Orde in 1989.
Hij ontving in 1952 de François Deruyts prijs.
Hij overleed te Brussel op 19 oktober 2001.[3]
Werken
Zijn onderzoek was vooral gericht vooral op de theorie van de differentiaalvormen, de variatierekening en partiële differentiaalvergelijkingen. Hij werkte met de differentiaalvergelijkingen die waren uitgewerkt door Théophile De Donder. In 1943 loste Gillis een vraagstuk op dat Elie Cartan had geformuleerd in Leçons sur les invariants intégraux. Het was de bedoeling betekenis te geven aan het belangrijke begrip externe differentiaal van een continue (en niet noodzakelijk afleidbare) vorm vanuit de beroemde formule van Stokes-Cartan die op klassieke wijze de integraal van een differentieerbare vorm op de rand van een variëteit verbindt met de integraal van zijn externe differentiaal op de variëteit. De oplossing van Gillis, vanaf 1945 door Elie Cartan opgenomen in zijn boek Les systèmes extérieurs et leurs applications géométriques, is momenteel geïntegreerd in de theorie van de stromen.
Hij toonde ook belangstelling voor de oplosbaarheid van de Dirichletproblemen voor elliptische, niet-lineaire vergelijkingen met behulp van topologische of variatiemethoden, en schonk aandacht aan vraagstukken over optimale controle en statistiek.[4]
Publicaties
- Lijst met publicaties in: Hallin, Marc & Mawhin, Jean, "Paul Pierre Gilles", In: Annuaire ARB, jaargang 2008, p. 34-37
Bibliografie
- Hallin, Marc & Mawhin, Jean, "Paul Pierre Gilles", In: Annuaire ARB, jaargang 2008, p. 13-34.
- Mawhin, Jean, "De wiskunde", in: Robert Halleux, Geert Vanpaemel, Jan Vandersmissen en Andrée Despy-Meyer (red.), Geschiedenis van de wetenschappen in België 1815-2000, Brussel: Dexia/La Renaissance du livre, 2001, vol. 1, p. 72.
Nota’s
- ↑ Hallin, Marc & Mawhin, Jean, "Paul Pierre Gilles", In: Annuaire ARB, jaargang 2008, p. 13-34.
- ↑ Mawhin, Jean, "De wiskunde", in: Robert Halleux, Geert Vanpaemel, Jan Vandersmissen en Andrée Despy-Meyer (red.), Geschiedenis van de wetenschappen in België 1815-2000, Brussel: Dexia/La Renaissance du livre, 2001, vol. 1, p. 71.
- ↑ Hallin, Marc & Mawhin, Jean, "Paul Pierre Gilles", In: Annuaire ARB, jaargang 2008, p. 13-34.
- ↑ Mawhin, Jean, "De wiskunde", in: Robert Halleux, Geert Vanpaemel, Jan Vandersmissen en Andrée Despy-Meyer (red.), Geschiedenis van de wetenschappen in België 1815-2000, Brussel: Dexia/La Renaissance du livre, 2001, vol. 1, p. 72.