Straffe madammen: selfmade wetenschapsters in de 19de eeuw
In het huidige Belgisch wetenschapsmilieu zijn vrouwen nog duidelijk ondervertegenwoordigd. Bekende ‘wetenschapsters’ zijn er wel – denk maar aan Catherine Verfaillie, Christine Van Broeckhoven of Marleen Temmerman – maar ze zijn op één hand te tellen. Deze score mag dan wel teleurstellend lijken, als tussenstand van een historische inhaalstrijd is zij lang nog niet zo slecht. Eeuwenlang liet de wereld van de wetenschap namelijk helemaal geen vrouwen toe. Dames werden ongeschikt geacht om microscoop, proefbuis of astrolabium te hanteren.
Leergierigheid en zelfstudie
Cupido en de wetenschap
Het beste wat deze self made wetenschapsters konden doen was een wetenschapper aan de haak slaan. Een comfortabel bestaan, weliswaar in de schaduw van hun echtgenoot, was dan verzekerd. Elise Destrée worstelde, zo gaat de love story, met botanische determinatieproblemen, toen ze aan Jean-Edouard Bommer werd voorgesteld. Bommer was varenspecialist en werkte in de Botanische Tuin van Brussel. Hij werd haar gids en na verloop van tijd ook haar wederhelft. Via Bommer kreeg Elise voor haar onderzoek vrije toegang tot de rijkelijke bibliotheek- en herbariumcollecties van de Plantentuin. Ze ontmoette er andere befaamde plantkundigen, met wie ze ging samenwerken. Het tijdschrift van de Plantentuin bood haar bovendien een forum om haar onderzoeksresultaten te presenteren.[1]
Levenslang vrijgezellinnen als Marie-Anne Libert moesten harder knokken. Libert stond geïsoleerd. Weggedoken in het slaperige stadje Malmédy, en zonder wetenschapper-partner had ze geen toegang tot de middelen en de vertegenwoordigers van de academische wereld. Voor haar plantkundig onderzoek beschikte ze, in tegenstelling tot Hannon en Destrée, slechts over twee monografieën. Die benutte ze echter op zo een doeltreffende manier, dat ze na een tijdje een heuse reputatie had opgebouwd. De befaamde Franse botanicus Augustin De Candolle verbaasde zich hierover: ‘Zonder andere hulpmiddelen dan de Enciclopédie en de Flore Françoise is Mademoiselle Libert erin geslaagd om bijna al haar planten, zelfs de mossen, heel precies te determineren!’
Een bres in het mannenbastionHet jaar 1880 was een mijlpaal in de emancipatie van de vrouwelijke wetenschap. Na verschillende afgeketste pogingen slaagden de jonge onderwijzeres Emma Leclercq er eindelijk in om haar inschrijving aan de wetenschapsfaculteit van de Universiteit van Brussel te doen aanvaarden – en met haar de twee andere jongedames Marie Destrée en Louise Popelin. Hiermee opende zich een nieuwe en dit keer meer solide window of opportunity voor jonge vrouwen om een carrière in de wetenschappen aan te vatten. Leclercq promoveerde in 1885 tot doctor in de natuurwetenschappen. Ze was de eerste afgestudeerde vrouw van de Universiteit Gent. Ze kon onmiddellijk als onderzoekster aan het Collège de France in Parijs aan de slag.
|
Noten
- Jump up ↑ Het gaat hier in feite om Bulletin de la Société Royale de Botanique de Belgique, uitgegeven door de Société royale de botanique de Belgique, een vereniging die nauw met de Plantentuin verbonden was.