Campus, Ferdinand Alexis Auguste (1894-1983)
Campus was een burgerlijk en elektrotechnisch ingenieur. Hij werd geboren te Koekelberg (Brussel) op 14 februari 1894 en overleed te Anderlecht (Brussel) op 20 april 1983. Hij was gehuwd met Suzanne-Mélanie Dubois.
Contents
Biografie
De geboorte van de Burgerlijke Bouwkunde aan de Universiteit van Luik
Ferdinand Campus volgde lager onderwijs aan het Rachez Instituut in Gent. De laatste drie jaren van zijn secundair onderwijs voltooide hij aan het Koninklijk Atheneum van Brussel en resulteerden in een excellentieprijs en een overheidsmedaille. Hij slaagde voor het toelatingsexamen voor de Polytechnische School te Brussel. Hij studeerde af als ingenieur burgerlijke techniek in juli 1914. [1] In navolging van de Duitse inval in België en de start van de Eerste Wereldoorlog, stak Campus de Belgisch-Nederlandse grens over op 26 juni 1915. Op 3 juli 1915 gaf hij zich op als vrijwilliger in het Belgische leger. Na zijn opleiding aan het trainingsinstituut voor ondersteunende infanterie-officieren in Bayeux, ging hij zelf als sergeant-instructeur aan de slag in het trainingscentrum te Parigné-l'Évêque. In maart 1916 werd hij overgeplaatst naar het front, meer bepaald in Ardres (Pas-de-Calais), waar hij deel uitmaakte van het tweede bouwkunderegiment van de tweede legerdivisie. In augustus 1916 keerde hij terug naar het trainingsinstituut voor ondersteunende infanterie-officieren, waar hij promoveerde tot majoor op 20 december 1916. Vanaf 1 januari 1917 tot op het einde van de oorlog zat hij opnieuw aan het front. Hij beëindigde de oorlog als hoofd van het bouwkundedepot en -ateliers. Voor zijn oorlogsdaden, met name zijn ontsnapping uit bezet gebied, werd hij bedekt met medailles. [2]
Op 12 juli 1919 ging Campus tijdelijke aan de slag als ingenieur bij Bruggen & Wegen. Nadien werkte hij voor de dienst die verantwoordelijk was voor de Maas in Luik. Hij was belast met de studie van de schutssluizen te Ben-Ahin. Tegelijkertijd volgde hij les aan het Montefoire Instituut van de Universiteit van Luik. Hij afstudeerde als elektrotechnisch ingenieur in november 1919. In diezelfde periode werd hij overgeplaatst naar de speciale dienst voor de constructie van sluizen en noodverlaten in de binnenhaven van Nieuwpoort. Zijn ingenieursloopbaan nam een onverwachtse wending toen hij op 1 mei 1920 werd hij benoemd tot vicedirecteur van de Dienst voor Openbare Werken, Spoorwegen, Post, Telegrafie en Telefonie in het Saargebied. Dit gebied werd onder het Verdrag van Versailles losgekoppeld van Duitsland en ongevormd tot een gebied onder het mandaat van de Volkenbond, onder Franse Administratie. Reeds in 1923 wordt Camus gepromoveerd tot directeur. Hij was er onder meer verantwoordelijk voor het bouwen van nieuwe huizen, de verdeling van water en voedsel, de modernisering en uitbreiding van het telefoonnet, het verbeteren van het spoorwegnetwerk. In deze hoedanigheid nam Camus deel aan allerlei internationale raden en conferenties inzake burgerlijke bouwkunde. Dit liet hem toe een steeds uitbreidend professioneel netwerk van Europese omvang uit te bouwen.
Parallel met Campus’ loopbaan, veranderde het Belgisch universitaire landschap inzake burgerlijk bouwkunde grondig. In de jaren 1920 was de Universiteit van Luik de enige universiteit zonder een school voor burgerlijke bouwkunde. Daardoor had de Universiteit van Gent een lange tijd het monopolie op de vorming van de ingenieurs bestemd voor het prestigieuze “Corps des Ponts & Chaussées”. Binnen het kader van de vervlaamsing van de Gentse universiteit, leidde dit onevenwicht, dat de ongekende bloei van de Luikse bouwsector niet weerspiegelde, tot een groeiende ontevredenheid bij de Waalse industriëlen. De Compagnie internationale des pieux armés Frankignoul (beter bekend als “Pieux Franki”) nam het voortouw om de Luikse universiteit haar eigen school te geven. De gedelegeerd-bestuurder, Armand Baar, lanceerde in 1923 een grote lobbycampagne bij de overheid. Hij deed dit in samenwerking met de academische milieus, de lokale industrieën, de machtige Associate van de Ingenieurs afgestudeerd aan de School van Luik, rector (en senator) Charles Dejace, burgemeester (en senator) Émile Digneffe, en zelfs de secretaris-generaal van de Waalse Assemblee (en senator) Joseph-Maurice Remouchamps. Overspoeld door brieven, parlementaire interpellaties en vergaderingen, liet de aanvankelijk terughoudende overheid zich uiteindelijk overtuigen: in 1924 kreeg de Technische Faculteit een sectie Burgerlijke Bouwkunde (Koninklijk Besluit van 12 juli 1924). Campus kreeg de nieuwe leerstoel in Burgerlijke Constructies.
Ferdinand Campus aan het hoofd van het Instituut van de Burgerlijke Bouwkunde
Het Instituut voor Burgerlijke Bouwkunde leed tijdens de beginjaren aan totale ontbering. Campus zei hierover: “Meer dan eens zagen we de meester, gevolgd door zijn eerste drie discipelen, door de gangen van het centrale universiteitsgebouw lopen, op zoek naar een publiek dat hij uiteindelijk nooit vond.” [3] Eind 1929 verkreeg Campus eindelijk lokalen in een verlaten schoolgebouw. Ondanks het gebrek aan financiële middelen, personeel en zelfs simpelweg studenten, richtte de professor verschillende laboratoria en ateliers op. Ook lanceerde hij het systeem dat zijn instituut een fortuin zou opleveren: diensten die door derden worden betaald. Dit hield in dat bedrijven en overheden tegen een vergoeding de apparatuur en het personeel van de laboratoria voor eigen technische tests konden gebruiken. De schaal van dit system werd niet vastgesteld, maar werd telkens onderhandeld, in totale juridische vaagheid. Het werd pas geregulariseerd door het Koninklijk Besluit van 10 mei 1938.
Dankzij deze inkomsten, steeds toenemende kredieten en donaties van Luikse industriëlen, floreerde het instituut in de jaren dertig. Het personeelsbestand groeide van drie naar twintig medewerkers: zes onderzoekers werden bekostigd werden door overheid, alle anderen werden betaald via het systeem van diensten aan derden. In 1935 nam het instituut zijn intrek nemen in de gloednieuwe gebouwen van het Val-Benoît. Op zijn hoogtepunt, beschikte het over zeven laboratoria (gebruikt voor onder meer mechanische testen, mineraalanalyses en geotechniek), vier werkplaatsen (onder andere voor cementen en lassen), conditioneringskamers en zelfs een grote experimentele hal uitgerust met een rolbrug.
Als directeur van het Technisch Bureau van de universiteit, speelde Campus een belangrijke rol in de uitbreiding en vernieuwing van het instituut. Hij en zijn leerlingen hadden er dan ook veel baat bij. Samen voerden ze grootse experimenten uit met bouwmaterialen die nog maar weinig in omloop waren, zoals gelaste metalen kaders of beton. Dergelijke vernieuwingen die later geprezen werden, waren echter toen nog niet vanzelfsprekend. Bijgevolg werden ze vaak fel bekritiseerd door de Luikse katholieke pers. Campus eindige zelfs in de rechtszaal voor een bepaalde controverse. Hij won niet enkel de zaak, maar zijn innovaties werden op lange termijn steeds meer toegepast. Zo werd het systeem van metalen kaders met stevige frames zelfs gebruikt bij de bouw van het Technicum van de Universiteit Gent.
Professor Campus (of een van zijn vele assistenten) doceerde de cursussen Burgerlijke Bouwkunde en Rivierhydraulica. Deze omvatte verschillende specialisaties, zoals bruggen, gewapend beton en hydraulica. De lessen kregen een sterke praktische invulling. Zo stonden grafisch werk, werken in laboratoria, excursies naar fabrieken of openbare werken regelmatig op het programma. Naast veranderingen aanbrengen op het microniveau, was Campus ook actief betrokken bij het bestuur van de universiteit. Hij was decaan was de Technische Faculteit van 1929 tot 1930 en herdopte deze tot de Faculteit Toegepaste Wetenschappen in 1938. Hij hoopte dat met een nieuwe naam, de faculteit meer prestigieus zou overkomen bij ondernemers.
Op 12 mei 1940 raakte de Campus per ongeluk gewond bij de verwoesting van een loopbrug. Hij werd eerst gerepatrieerd naar het militair hospitaal van Berck-Plage (Frankrijk). Vervolgens werd hij overgebracht naar het Universitair Ziekenhuis van Luik, waar hij bleef daar tot 7 juli 1940. Daarna hervatte hij zijn studies aan de Faculteit Toegepaste Wetenschappen. Op 25 juli 1940 werd hij benoemd tot Provinciaal Commissaris voor Restauratie en op 12 maart 1942 werd hij gepromoveerd tot Directeur van het Waterbeheer van de Provincie Luik. In deze hoedanigheid creëerde hij een ontwerpbureau dat zich toelegde op de wederopbouw van de infrastructuur die verwoest werd tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij nam ontslag uit deze functie op 30 november 1944. Tijdens de bevrijding werd het Val-Benoît in puin gelegd door Amerikaanse bommen. Vooral het Instituut voor Burgerlijke Bouwkunde werd zwaar getroffen.
Tussen 1945-1946 was Campus opnieuw druk bezig met het heroprichten van de faculteit. Gebruikmakend van de reputatie van het instituut in het buitenland, organiseerde hij in 1947 een groot internationaal congres in Luik ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van de Association des Ingénieurs sortis de Liège. Het was de ideale platform om te vragen naar financiële giften van rijke alumni, die de achterstand die het instituut tijdens de oorlog had opgelopen konden ongedaan maken. Met succes: in de zomer van 1947 was het Instituut voor Burgerlijke Bouwkunde opnieuw operationeel. In 1945 richtte de Campus ook het Centre d'Études, de Recherche et d'Essais scientifiques du Génie civil et d'Hydraulique fluviale (CERES) op. Deze structuur, waarvan hij voorzitter was, hield onder andere toezicht op de geschillen in de testlaboratoria van het Instituut. Het organiseerde ook conferenties, kende subsidies voor reizen en stages toe, publiceerde een Bulletin en Memoires, enz.
Campuswas aan de Universiteit van Luik decaan van de Faculteit Toegepaste Wetenschappen van 1929 tot 1930 en van 1945 tot 1946. Hij was van 7 oktober 1950 tot 30 september 1953 Rector van de Universiteit van Luik. Tijdens zijn rectoraat ontwikkelde hij een schema voor het nieuwe statuut van de rijksuniversiteiten en de wetenschappelijke staatsinstellingen. Dit schema werd sterk geamendeerd doorgevoerd in de wet van 28 april 1953. Een aantal voorstellen van Campus werden toch opgenomen in deze wet.[4] Tijdens zijn rectoraat zetelde Campus in de administratieve raad van de Universitaire Stichting, van het NFWO en van het Interuniversitair Instituut voor Kernwetenschappen.[5] Hij werd als Rector opgevolgd door Marcel Dubuisson. Na zijn rectoraat bleef hij nog twee jaar lid van de administratieve raad aan de ULg. Kort na rectoraat werd hij lid van de administratieve raad van het IWOCA (Instituut voor Wetenschappelijk Onderzoek in Centraal Afrika). Hij was van 1954 tot 1960 vice-voorzitter van deze instelling. In 1955 werd hij benoemd tot vice-president en op 1 juli 1957 tot president van de Officiële Universiteit van Belgisch-Congo en van Ruanda-Urundi (de huidige Universiteit van Lubumbashi).[6]
Campus was ook nauw betrokken bij verschillende commissies die ongevallen met bruggen en waterkeringen (dijken) onderzochten.
Hij werd op 9 juni 1956 corresponderend lid van de Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique en effectief lid op 2 juni 1962.
Campus was in 1968 voorzitter van de Société royale des Sciences de Liège.[7] Daarnaast werd in 1950 verkozen tot lid van de Koninklijke Academie voor Overzeese Wetenschappen. In 1964 was hij hiervan voorzitter. Hij was ook lid van de Académie royale des sciences exactes, physiques et naturelles van Madrid (1954) en van de Poolse Academie voor wetenschappen (1960).[8]
Campusontving verschillende prijzen :
- de driejaarlijkse Montefiore prijs (1923)
- Charles Lemaireprijs voor de periode 1930-1932
- de Henri Hersent prijs (Société des Ingénieurs civils de France) voor de periode 1930-1935
- de gouden medaille van de Vereniging voor afgestudeerde ingenieurs aan de ULg (1937)
- de medaille van de Association française pour l'avancement des sciences in 1939
- de Coignet prijs van de Société des Ingénieurs civils de France
- de EXNER-medaille van de Union des industries autrichiennes te Wenen (1955)
- de jaarlijkste medaille van de Réunion Internationale des Laboratoires d'essais sur les matériaux et les constructions (1975).[9] Daarnaast bekleedde Campus aan de ULB de Francqui-leerstoel van 1951 tot 1952.[10] Hij ontving ere-doctoraten van de Ecole Polytechnique de Zürich (1951), van de Universiteit van Cambridge (1952) en van ULB (1965).[11]
Werken
In augustus-september 1954 bestudeerde hij in opdracht van het Ministerie van Koloniën, de mogelijkheden om de Lualaba-rivier in Kasongo en de Kongorivier in Stanleystad, Leopoldstad en Matadi te overbruggen. Hij bestudeerde in 1955 als voorzitter van een internationaal comité van experten de bouw van een dam op de Inga-watervallen van de Congo-rivier.[12]
Ook na zijn emeritaat bleef hij publiceren. In 1977 schreef hij: Contribution à l'étude des pièces fléchies dans le sol. Applications aux pieux et aux palplanches. Corrections et additions.[13]
Publicaties
- Lijst met publicaties in: Jaumotte, André L, "Ferdinand Campus", In: Annuaire ARB, jaargang 1984, Brussel: ARB, p. 53-104.
Bibliografie
- Jaumotte, André L, "Ferdinand Campus", In: Nouvelle Biographie Nationale, vol. 2, p. 73-76.
- Jaumotte, André L., "Ferdinand Campus", In: Annuaire ARB, jaargang 1984, Brussel: ARB, p. 39-53.
Nota’s
- ↑ Jaumotte, André L, "Ferdinand Campus", In: Nouvelle Biographie Nationale, vol. 2, p. 73.
- ↑ "Ferdinand Campus", In: Annuaire ARB, 1984, Bruxelles: ARB, p. 41-42.
- ↑ Campus F., « Institut du Génie civil… » in Université de Liége, Faculté des Sciences appliquées, Centenaire de l’École des Mines…, 1937, p. 129.
- ↑ Jaumotte, André L, "Ferdinand Campus", In: Nouvelle Biographie Nationale, vol. 2, p. 74-75.
- ↑ Jaumotte, André L, "Ferdinand Campus", In: Annuaire ARB, jaargang 1984, Brussel: ARB, p. 47.
- ↑ Jaumotte, André L, "Ferdinand Campus", In: Nouvelle Biographie Nationale, vol. 2, p. 75.
- ↑ Jaumotte, André L, "Ferdinand Campus", In: Annuaire ARB, jaargang 1984, Brussel: ARB, p. 49.
- ↑ Jaumotte, André L, "Ferdinand Campus", In: Nouvelle Biographie Nationale, vol. 2, p. 76.
- ↑ Jaumotte, André L, "Ferdinand Campus", In: Nouvelle Biographie Nationale, vol. 2, p. 75.
- ↑ Jaumotte, André L, "Ferdinand Campus", In: Annuaire ARB, jaargang 1984, Brussel: ARB, p. 47.
- ↑ Jaumotte, André L, "Ferdinand Campus", In: Annuaire ARB, jaargang 1984, Brussel: ARB, p. 49.
- ↑ Jaumotte, André L, "Ferdinand Campus", In: Annuaire ARB, jaargang 1984, Brussel: ARB, p. 48.
- ↑ Jaumotte, André L, "Ferdinand Campus", In: Annuaire ARB, jaargang 1984, Brussel: ARB, p. 51.