Bronn, Valentin (1796-1834)
Bosbouwkundig wetenschapper en agronoom, hoogleraar aan de Rijksuniversiteit van Luik, geboren op 7 maart 1796 in Ziegelhausen bij Heidelberg en gestorven op 20 maart 1834 in dezelfde stad.
Biografie
De jonge Valentin groeide op in een familie van bosbouwkundigen. Het was bijna logisch dat hij in de voetsporen van zijn vader en grootvader zou treden, zeker na de vroege dood van zijn broers (op één na). Hij startte een opleiding aan de wetenschapsfaculteit van Heidelberg, waar bosbouwwetenschappen in het lespakket opgenomen was, maar staakte zijn studies om praktijkervaring op te doen op het Heidelbergse platteland, op aanraden van de Grootmeester van het bosbeheer Jaegerschmidt. Omdat er voor Bronn in de bestuurlijke afdelingen voor bosbouwkunde en bosbeheer onverwacht geen toekomst meer bleek - hoge posities werden voorbehouden voor edellieden – trok hij terug naar de universiteit, waar hij de graad van doctor behaalde. Hij kon er blijven, en bouwde er als lector een eigen cursus bosbouwkunde uit.
In 1825 bood het bestuur van de Verenigde Nederlanden Bronn een positie als buitengewoon hoogleraar aan de Rijksuniversiteit van Luik aan. Daar was zopas binnen de faculteit wetenschappen een leerstoel bosbouwkundige wetenschappen (sciences forestières) opgericht (Koninklijk besluit 13 mei 1825).[1] In de eigen streek waren geen bosbouwkundigen met een theoretische, wetenschappelijke bagage. De Nederlandse overheid moest zich in haar zoektocht naar een geschikte kandidaat dus wel tot het buitenland richten. Duitse geleerden, zoals Bronn, genoten de voorkeur. Hun aangeboren intellectuele discipline en zin voor synthese zou, aldus de overheid,[2] tegenwicht bieden aan de overheersende romaanse invloed van de Zuidelijke Nederlanden.
Bronns opdracht was niet eenvoudig. Het was de eerste keer dat bosbouwkunde als een volwaardige wetenschap op het curriculum van een universiteit figureerde, althans in de Zuidelijke Nederlanden. Bosbeheer werd er tot dan toe als een praktische, ervaringsgerichte onderneming beschouwd. Theoretische bespiegelingen hadden er geen plaats. Bronn moest dus vanaf nul beginnen. Tot zijn vakkenpakket behoorde onder meer rurale en bosbouwkundige economie, landbouwwetenschappen en toegepaste natuurhistorie.[3] Veel succes hadden zijn vakken echter niet. Ze was facultatief voor de studenten wetenschappen, en voor de weinige geïnteresseerden waren er aanvankelijk amper beroepsuitwegen, omdat de overheid vele van de nationale bossen had geprivatiseerd (?). Met een subsidie van de overheid slaagde Bronn erin om landeigenaars uit de Kempen en de Ardennen warm te maken voor de winstgevende bomenkweek. Hij ondernam zelf ook experimenten met inheemse bomen en met het acclimatiseren van uitheemse soorten met een hoog rendement. Het is niet duidelijk of de twee feiten samenhangen, maar na enkele jaren stroomden er al meer studenten door naar Bronns opleiding.
Na de Belgische Opstand in 1830 werd de politieke stemming uitgesproken anti-Nederlands en anti-orangistisch. Ook anti-Duitse sentimenten – het huis van Oranje Nassau had Germaanse wortels – staken de kop op. Bij de voorlopige reorganisatie van het universitair onderwijs (wet van 16 september 1830) vroeg de nieuwe Belgische regering Bronn nochtans te blijven, in tegenstelling tot heel wat andere buitenlandse hoogleraren. De Heidelberger koos er echter voor om naar zijn vaderland terug te keren. Daar wachtte hem een aanstelling aan de nieuwe Bosbouwschool van het Polytechnisch Instituut te Karlsruhe. Hij bleef er de rest van zijn loopbaan.
Bibliografie
- Le Roy, Alphonse, "Bronn (Valentin)", in: Liber memoralis: L'Université de Liége depuis sa fondation, 1869, 89-96.
- Nothomb, Etat de l'instruction supérieure en Belgique: rapport présenté aux chambres législatives, le 6 avril 1843, volume 1, 1843, 608, 628 en 661.
Noten
- ↑ Studenten bosbouwkunde zouden een combinatie maken tussen de cursussen van bosbouwkunde en andere vakken van de wetenschapsfaculteit. Het volledige KB wordt weergegeven in Le Roy, Liber memoralis: L'Université de Liége depuis sa fondation, 1869, 483-484. Samen met de leerstoel bosbouwkunde zag ook een leerstoel mijnbouwkunde, met titularis Dandelin het licht.
- ↑ Uit het rapport van Minister Antoine-Reinhard Falck over de toestand van de universiteiten (1827), geciteerd in Halleux, "De ontwikkeling der ideeën" in: Robert Halleux, Geert Vanpaemel, Jan Vandersmissen en Andrée Despy-Meyer (red.), Geschiedenis van de wetenschappen in België 1815-2000, Brussel: Dexia/La Renaissance du livre, 2001, vol. 1, 18.
- ↑ De oorspronkelijke titels luidden: Economie rurale et forestière of Oeconomiam ruralem cum oeconomia forestali conjunctam, Agricultura, en Historiam naturalem ad disciplina oeconomicas applicatam.